Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBNNE:2019:3685 
 
Datum uitspraak:14-08-2019
Datum gepubliceerd:23-08-2019
Instantie:Rechtbank Noord-Nederland
Zaaknummers:
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:opheffing conservatoir beslag afgifte originele volmacht en verbod gebruik van de volmacht
Trefwoorden:akkerbouw
herstructurering
koopovereenkomst
melkveehouder
melkveehouderij
perceel
wettelijke rente
 
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden


zaaknummer / rolnummer: C/17/167917 / KG ZA 19-196


Vonnis in kort geding van 14 augustus 2019


in de zaak van




1 [A] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid


[B]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M.J.W. Hemmes te Drachten,

tegen




1 [C] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht

SITZPINKLER FINANCE CORPORATION LIMITED,
gevestigd te Hythe, United Kingdom,
gedaagden,
advocaat mr. J.K.S. Verhoek te Bleiswijk.


Eisers worden hierna [A] en de vennootschap genoemd, gedaagden [C] en Sitzpinkler.




1De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:


de dagvaarding


de mondelinge behandeling


de pleitnota van [A] en de vennootschap


de pleitnota van [C] en Sitzpinkler





1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.






2De feiten

2.1.

[A] was melkveehouder. Met het oog op zijn aanstaande pensionering heeft hij zijn melkveehouderij verkocht. Na aflossing van een hypothecaire lening resteerde een overwaarde van ongeveer € 2.000.000,00. De vennootschap, waarvan [A] bestuurder en enig aandeelhouder was, heeft dit geld belegd in onroerend goed.



2.2.
Tijdens een onroerendgoedtransactie heeft [A] in december 2018 een persoon ontmoet die zich voorstelde als [D] (hierna: [D] ).



2.3.

[A] heeft op 21 december 2018 een onherroepelijke volmacht getekend, waarin het volgende is vermeld:

[…]


ONHERROEPELIJKE VOLMACHT


Hierbij stelt


Partij 1.


[A] , […] hierna te noemen partij 1 (volmacht gever),


Partij 2.

Sitzpinkler Corporate Finance Limited, […], hierna te noemen partij 2 (gevolmachtigde),

aan als gevolmachtigde.

Voor de volgende zaken krijgt partij 2 (gevolmachtigde) de volledige zeggenschap om namens en in plaats van partij 1 (volmacht gever) op te treden.

Omschrijving volmacht: Alle handelingen inclusief het aangaan van contractuele verplichtingen.

Deze volmacht geldt voor alle handelingen, inclusief het aan- en verkopen van roerende en onroerende goederen, het voeren van bestuur over en het beheren van [B] , het deelnemen in, het financieren van, het zich op andere wijze interesseren bij, het zich (mede) verbinden voor verplichtingen van derden en het verstrekken van zekerheden van dergelijke verplichtingen. en het verrichten van al het geen met het vorenstaande in de ruimste zin verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.

De onherroepelijke volmacht geldt van 21 december 2018 tot 31 december 2019.

[…]

De handtekening van [A] onder deze volmacht is gezien voor legalisatie door een medewerkster van mr. H.H. Leerink, notaris te Leeuwarden.




2.4.
Op 21 december 2018 is [A] bij de Kamer van Koophandel uitgeschreven als bestuurder van de vennootschap en is Sitzpinkler ingeschreven als bestuurder van de vennootschap. Tevens is de naam van de vennootschap gewijzigd in Sitzpinkler Nederland. De vestigingsplaats is gewijzigd van [vestigingsplaats] naar de [adres] .



2.5.

[C] is enig bestuurder en aandeelhouder van Sitzpinkler.



2.6.
Tijdens het bestuur door Sitzpinkler heeft Sitzpinkler (in de persoon van haar bestuurder [C] ) namens de vennootschap onder meer de volgende handelingen verricht:
- Op 4 juni 2019 is de aan de vennootschap in eigendom toebehorende woning aan de [adres woning] verkocht aan [E] en [F] voor een koopsom van € 475.000,00. Aan de notaris is opdracht verstrekt om de overwaarde uit te betalen op een bankrekening, aangehouden bij een bank in Litouwen (LT58 3500 0100 0460 2900);
- van de bankrekening van de vennootschap is in totaal een bedrag van € 82.500,00 overgemaakt naar een door Alfez Finance Corporation Ltd (hierna: Alfez) aangehouden bankrekening bij een bank in Litouwen; [C] is bestuurder en enig aandeelhouder van Alfez;
- van de bankrekening van de vennootschap is in totaal een bedrag van € 91.000,00 overgemaakt naar een bankrekening van een vennootschap Recruitment86 B.V. (hierna: Recruitment86);
- de verkoop op 20 februari 2019 van certificaten van aandelen ter waarde van € 141.000,00 aan een vennootschap Binq Property & Management Ltd (hierna: Binq), welke vennootschap was opgericht op 12 februari 2019 en op hetzelfde adres is gevestigd als Sitzpinkler, onder verrekening van de koopprijs met een beweerde vordering van Binq;
- overdracht van twee kavels aan [C] in privé voor de prijs van in totaal
€ 55.000,00, onder verrekening van de koopprijs met een beweerde vordering van [C] vanwege 'managementfee'.



2.7.
Op 7 juni 2019 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van de vennootschap onder meer besloten dat Sitzpinkler als bestuurder van de vennootschap aftreedt met ingang van diezelfde dag, zonder aan haar décharge te verlenen en [A] met ingang van diezelfde dag tot statutair bestuurder van de vennootschap wordt benoemd.



2.8.

[A] heeft op 7 juni 2019 bij de politie tegen [D] , [C] en Sitzpinkler aangifte gedaan van fraude, oplichting, verduistering en valsheid in geschrifte.



2.9.

[C] heeft na daartoe op 7 juni 2019 verlof te hebben verkregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank ten laste van de vennootschap de volgende conservatoire beslagen gelegd:
- op 11 juni 2019 conservatoir beslag op de onroerende zaak aan de [adres woning] en op een onroerende zaak te [plaats] , sectie D, nummer 1921 (terrein akkerbouw);
- op 11 juni 2019 conservatoir derdenbeslag onder de Ontvanger der Belastingen, Belastingdienst Rijnmond, kantoor Rotterdam;
- op 12 juni 2019 conservatoir derdenbeslag onder Kooistra en een conservatoir derdenbeslag onder [F] , onder meer op hetgeen zij verschuldigd zijn uit hoofde van de koopovereenkomst van 4 juni 2019 ten aanzien van de woning aan de [adres woning] .



2.10.
De hiervoor genoemde beslagen zijn ingevolge het verzoekschrift tot het leggen van beslag gelegd voor een vordering van in hoofdsom € 200.000,00, welke vordering [C] op de vennootschap stelt te hebben uit hoofde van een schuldbekentenis van
7 november 2018. In deze schuldbekentenis is onder meer het volgende vermeld:

[…]
SCHULDBEKENTENIS
De ondergetekende:
De besloten vennootschap [B] , […] rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar algemeen directeur de heer [A] […], hierna te noemen: schuldenaar,

verklaart schuldig te zijn aan de heer [C] […] hierna te noemen: schuldeiser, een som van € 200.000,= […]

en voorts onder de volgende bepalingen en bedingen:

1 Behoudens de gevallen van onmiddellijke opeisbaarheid als hierna onder sub. 4 vermeld, zal de hoofdsom of het restant daarvan worden afgelost op uiterlijk 1 maart 2019.
[…]
handgeschreven door schuldenaar:
Goed voor:
twee honderd duizendeuro (vermelding is handgeschreven, toevoeging voorzieningenrechter)
Getekend te [plaats] op 7 november 2018.
[…]

Onderaan deze schuldbekentenis staat onder "schuldenaar" een handtekening vermeld met daaronder handgeschreven " [A] " en een handtekening met daaronder handgeschreven " [A] - [G] ".
De schuldbekentenis is op 3 juni 2019 bij de Belastingdienst geregistreerd.



2.11.
In een schriftelijke verklaring van 9 juli 2019 heeft [C] het volgende meegedeeld:

[…]

VERKLARING D.D. 9 JULI 2019

Hierbij verklaar ik, [C] , in mijn hoedanigheid als bestuurder van de vennootschap naar het recht van het Verenigd Koninkrijk, Sitzpinkler Finance Corporation Limited, gevestigd en kantoorhoudende te 15 Alexandra Corniche, Hythe, United Kingdom, CT21 5RW, dat de aan Sitzpinkler Finance Corporation Limited afgegeven volmacht door de heer [A] d.d. 21 december 2018 (bijlage 1), per 4 juli 2019 niet meer wordt gebruikt, althans geen gebruik meer van wordt gemaakt per 4 juli 2019. Per die datum wordt de afgegeven volmacht als ingetrokken beschouwd.
Voorts verklaar ik, [C] , dat ik de originele volmacht thans in mijn bezit heb en houd in verband met de door de door [A] bestuurde vennootschap, [B] , gevestigd en kantoorhoudende te [kantooradres] jegens mij in privé, alsmede jegens de door mij bestuurde voornoemde vennootschap Sitzpinkler Finance Corporation Limited aanhangig gemaakte procedure bij dagvaarding van 27 juli 2019. Gelet op de stellingen die ten grondslag liggen aan de eis in die procedure, te weten dat er geen rechtsgeldige volmacht is verstrekt, acht ik het origineel noodzakelijk voor het door mij en de vennootschap te voeren verweer.
Voorts verklaar ik, [C] , dat ik op basis van de volmacht geen derden heb gevolmachtigd om rechtshandelingen te verrichten namens [A] .
Tot slot verklaar ik, [C] , dat de originele volmacht nadat er een onherroepelijke uitspraak is over de rechtsgeldigheid van de volmacht, waaronder begrepen de eerder genoemde procedure, doch niet uitgesloten enige andere procedure waar de rechtsgeldigheid van de volmacht wordt betwist, ik de originele volmacht per aangetekende post aan de heer [A] zal verzenden.
[…]



2.12.
De vennootschap heeft [C] en Sitzpinkler op 28 juli 2019 gedagvaard voor de rechtbank te Den Haag. De vennootschap vordert onder meer een verklaring voor recht dat Sitzpinkler en [C] hun taak als (middellijk) bestuurders van de vennootschap onbehoorlijk hebben vervuld en dat zij uit dien hoofde schadeplichtig zijn jegens de vennootschap. Tevens wordt een schadevergoeding van € 314.500,00 gevorderd.





3De vordering


3.1.

[A] en [B] vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en op alle dagen en uren:
I.

primair: [C] en Sitzpinkler hoofdelijk veroordeelt tot afgifte aan [A] en de vennootschap van de volmacht, inclusief alle kopieën daarvan en wel binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom ineens van € 50.000,00 en voorts tot verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag daartoe gerekend, dat na betekening van dit vonnis niet aan deze veroordeling voldaan wordt; althans

subsidiair: de volmacht onmiddellijk buitenwerking stelt, behoudens andersluidend oordeel van een rechter in een bodemprocedure;
II.

[C] en Sitzpinkler per datum van dit vonnis met onmiddellijke ingang verbiedt de volmacht (een daarvan afgeleide volmacht daaronder begrepen) nog te gebruiken, of te laten gebruiken, in welke zin of op welke wijze ook, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom ineens van € 500.000,00 en voorts tot verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag daartoe gerekend, dat na betekening van dit vonnis niet aan deze veroordeling wordt voldaan;
III.

primair:
[C] gelast alle door c.q. namens hem onder de vennootschap gelegde beslagen binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis op te heffen en opgeheven te houden; althans

subsidiair: [C] gelast het door c.q. namens hem onder de vennootschap gelegde beslag op de woning binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis op te heffen en opgeheven te houden; althans

meest subsidiair: [C] gelast de door c.q. namens hem onder de vennootschap gelegde beslagen onder de belastingdienst en op het perceel grond, kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie D, nummer 1921, althans het beslag onder de belastingdienst binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis op te heffen en opgeheven te houden; en

in alle gevallen: op straffe van verbeurte van een dwangsom ineens van € 25.000,00 en voorts tot verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag daartoe gerekend, dat na betekening van dit vonnis niet aan deze veroordeling voldaan wordt;
IV. [C] en Sitzpinkler hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de kosten van dit geding, alsmede de nakosten volgens het liquidatietarief, een en ander te voldoen binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.



3.2.

[C] en Sitzpinkler voeren verweer.



3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.





4Het geschil en de beoordeling daarvan

4.1.

[A] en de vennootschap hebben gesteld dat zij slachtoffers zijn geworden van een geraffineerde fraude. De ontmoeting met de succesvol ogende zakenman [D] en de mooie vergezichten die hij [A] schetste over de mogelijkheden zijn pensioen te laten groeien, hebben [A] ertoe gebracht op 21 december 2018 een volmacht te ondertekenen, die Sitzpinkler en daarmee haar bestuurder [C] carte blanche gaf om over het hele vermogen van [A] te beschikken, inclusief dat van de vennootschap. Van deze volmacht is vervolgens misbruik gemaakt op een zodanige wijze dat de vennootschap is 'leeggezogen'. Volgens [A] en de vennootschap is daarbij een groot aantal vervalste documenten gebruikt. [A] en de vennootschap hebben ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het kort geding aan het voorgaande toegevoegd dat zij er onlangs door de politie van op de hoogte zijn gesteld dat [D] een valse naam is die vermoedelijk de broer van [C] gebruikt.


Opheffing beslagen; schuldbekentenis




4.2.
De vordering van [A] en de vennootschap strekt tot opheffing van de onder 2.9. vermelde conservatoire beslagen.



4.3.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.



4.4.
In de schuldbekentenis van 7 november 2018 verklaart de vennootschap (vertegenwoordigd door [A] ) een bedrag van € 200.000,00 schuldig te zijn aan [C] . De beslagen zijn voor deze beweerde vordering gelegd. [A] en zijn echtgenote [A] - [G] hebben ter zitting stellig ontkend dat zij enig bedrag van [C] hebben geleend en dat zij de schuldbekentenis hebben ondertekend. Volgens hen hebben zij eerst onlangs van deze schuldbekentenis kennis genomen en zij vermoeden dat deze is opgemaakt kort voor de registratie daarvan bij de Belastingdienst.



4.5.
Gelet op het feit dat [A] en zijn echtgenote stellig hebben ontkend dat zij de schuldbekentenis hebben ondertekend, levert deze akte op grond van artikel 159 lid 2 Rv geen bewijs op van hetgeen in de akte is vermeld, zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is.



4.6.
Er zijn verder geen omstandigheden die aannemelijk maken dat [C] enig bedrag aan de vennootschap heeft geleend. Uit niets blijkt dat [A] de persoon die zich als ' [D] ' heeft gepresenteerd, eerder heeft ontmoet dan in december 2018. Uit de ontmoeting met deze persoon is kennelijk de volmacht aan Sitzpinkler met haar bestuurder [C] voortgekomen. Er is geen aanwijzing dat [A] en [C] elkaar kenden. [A] heeft verklaard dat hij [C] tot op heden nooit heeft ontmoet. Gelet op de omstandigheid dat de schuldbekentenis dateert van vóór de volmacht, had het naar het oordeel van de voorzieningenrechter op de weg van [C] gelegen om naar aanleiding van het verweer van de vennootschap concreet te maken op welke wijze zij op 7 november 2018 al in contact was getreden met [A] en de vennootschap. Het enkele noemen van een zekere tussenpersoon ' [H] ' volstaat niet.



4.7.
Daar komt nog bij dat ook uit niets blijkt dat er daadwerkelijk enige betaling door [C] aan [A] of de vennootschap heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding van het verweer van [A] en de vennootschap dat zij nimmer enige betaling van [C] hebben ontvangen, heeft [C] aangevoerd dat sprake is geweest van een contante betaling. Gelet op de hoogte van het bedrag is dit zonder nadere toelichting, die ontbreekt, op zichzelf reeds ongeloofwaardig. [C] heeft bovendien niet kunnen uitleggen waarvoor [A] of de vennootschap een geldlening nodig had en hoe de betaling feitelijk heeft plaatsgevonden. [C] heeft evenmin een verklaring ervoor gegeven dat de schuldbekentenis pas bij de Belastingdienst is geregistreerd op 3 juni 2019.



4.8.
De geloofwaardigheid van de schuldbekentenis waarop [C] een beroep doet, heeft ook te lijden onder zijn eigen gebrek aan geloofwaardigheid. Dat gebrek vloeit voort uit zijn handelwijze in het kader van het bestuur van de vennootschap. De handelwijze kenmerkt zich door het in korte tijd onttrekken van aanzienlijke bedragen aan het vermogen van de vennootschap, voor schulden waarvan het bestaan niet aannemelijk is gemaakt (Binq) en voor vage activiteiten ('advies herstructurering', 'ontwikkeling cryptocoin', 'management'), waarvan niet aannemelijk is gemaakt dat die activiteiten in het belang van [A] of de vennootschap waren en evenmin dat die daadwerkelijk zijn verricht en die in elk geval geen zichtbaar en concreet resultaat of voordeel voor [A] en/of de vennootschap hebben opgeleverd. De fotokopieën van overeenkomsten en facturen die [C] op dit punt produceert, zijn nietszeggend. Dat op overeenkomsten daadwerkelijk de handtekening van [A] staat, wat hij stellig ontkent, is niet aannemelijk. Wat vast staat, is dat het vermogen van de vennootschap in minder dan een half jaar met honderdduizenden euro's is verminderd, terwijl in elk geval een deel van dat geld terecht is gekomen bij [C] of met [C] verbonden vennootschappen. Waar [C] beweert dat het leegtrekken van de vennootschap zijn opdracht was, wat dat ook mag betekenen, zal toch in elk geval niet zijn bedoeld dat het hem was toegestaan om dit te doen ten gunste van zichzelf of met hem verbonden vennootschappen.



4.9.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit het voorgaande summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering waarvoor [C] de beslagen heeft laten leggen. De (primaire) vordering tot opheffing van de beslagen zal de voorzieningenrechter dan ook toewijzen. De voorzieningenrechter verstaat deze vordering aldus dat [A] en de vennootschap verlangen dat de voorzieningenrechter de beslagen opheft. Zoals de Hoge Raad reeds op 18 oktober 1991 heeft uitgemaakt (ECLI:NL:HR:1991:ZC0375), dient daaraan op praktische gronden de voorkeur te worden gegeven boven een bevel tot opheffing. De uitvoering van een dergelijk bevel kan nodeloze complicaties ondervinden, bijvoorbeeld indien de beslaglegger de beslagen niet wil of kan opheffen.


De volmacht




4.10.

[A] en de vennootschap vorderen voorts een verbod van het gebruik van de volmacht, alsmede afgifte van de originele volmacht.



4.11.
Gelet op het gebruik dat van de volmacht is gemaakt, hebben [A] en de vennootschap er een zwaarwegend en spoedeisend belang bij dat het [C] en Sitzpinkler wordt verboden daarvan gebruik te maken en dat dezen niet meer over het origineel daarvan kunnen beschikken. [C] en Sitzpinkler hebben overigens erkend dat geen gebruik (meer) mag worden gemaakt van de volmacht. Het gevorderde verbod zal dan ook worden toegewezen.



4.12.

[C] en Sitzpinkler hebben aangevoerd dat zij het origineel van de volmacht in de bodemprocedure nodig hebben voor handtekeningenonderzoek, om aan te kunnen tonen dat de handtekeningen van [A] op de diverse stukken van [A] afkomstig zijn. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om te bepalen dat de originele volmacht niet aan [A] of de vennootschap dient te worden afgegeven, maar aan mr. Hemmes, hun advocaat. Mr. Hemmes zal het origineel moeten bewaren en beschikbaar moeten houden voor handtekeningenonderzoek in de bodemzaak. Hij mag het origineel niet afgeven aan partijen of aan derden, behoudens aan een deskundige in het kader van een handtekeningenonderzoek. Pas nadat in de bodemzaak onherroepelijk is beslist, mag mr. Hemmes het origineel aan [A] of de vennootschap afgeven. Ter zitting hebben zowel [A] als mr. Hemmes verklaard dat zij hiermee instemmen. De advocaat van [C] en Sitzpinkler heeft geen bezwaar hiertegen ingebracht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn met deze voorziening de belangen van beide partijen voldoende gewaarborgd.



4.13.
Voor zover de vordering tevens strekt tot afgifte van alle kopieën van de volmacht, zal deze worden afgewezen wegens de praktische onuitvoerbaarheid daarvan.



4.14.
De vordering ten aanzien van dwangsommen zal de voorzieningenrechter toewijzen zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.


Proceskosten




4.15.

[C] en Sitzpinkler zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] en de vennootschap worden vastgesteld op:
- dagvaarding € 81,83
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat € 980,00
Totaal € 1.700,83



4.16.
De nakosten zijn slechts toewijsbaar voor zover de kosten thans al kunnen worden begroot.



4.17.
De wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar, zoals in de beslissing wordt vermeld.



4.18.
Dit vonnis zal anders dan gevorderd niet uitvoerbaar worden verklaard op alle dagen en uren, nu de noodzaak daarvan niet is gebleken. [A] en de vennootschap hebben verder geen belang bij het uitvoerbaar verklaren op de minuut, omdat terstond na deze uitspraak een grosse beschikbaar zal zijn.





5De beslissing
De voorzieningenrechter


5.1.
heft op:
- het op 11 juni 2019 ten laste van de vennootschap gelegde conservatoir beslag op de onroerende zaak aan de [adres woning] en op een onroerende zaak te [plaats] , sectie D, nummer 1921, groot 10.850 m2 (terrein akkerbouw);
- het op 11 juni 2019 ten laste van de vennootschap gelegde conservatoir derdenbeslag onder de Ontvanger der Belastingen, Belastingdienst Rijnmond, kantoor Rotterdam;
- het op 12 juni 2019 ten laste van de vennootschap conservatoir derdenbeslag onder [E] en het op eveneens op die datum gelegde conservatoir derdenbeslag onder [F] ;



5.2.
veroordeelt [C] en Sitzpinkler hoofdelijk tot afgifte van de originele volmacht van 21 december 2018 aan mr. Hemmes en wel binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis, onder de voorwaarde dat mr. Hemmes (of diens opvolger) de volmacht ten behoeve van [A] en de vennootschap onder zich houdt en deze niet afgeeft aan partijen of aan derden, behoudens aan een deskundige ten behoeve van een handtekeningenonderzoek in het kader van de bodemzaak tussen partijen, totdat in de bodemzaak onherroepelijk is beslist, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag daartoe gerekend, dat [C] en Sitzpinkler niet aan deze veroordeling voldoen, met een maximum van € 200.000,00;




5.3.
verbiedt [C] en Sitzpinkler met onmiddellijke ingang de volmacht van
21 december 2018 (een daarvan afgeleide volmacht daaronder begrepen) nog te gebruiken, of te laten gebruiken, in welke zin of op welke wijze ook, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00 voor iedere keer dat zij na betekening van dit vonnis in strijd met dit verbod handelen, met een maximum van € 2.000.000,00;



5.4.
veroordeelt [C] en Sitzpinkler hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [A] en de vennootschap tot op heden vastgesteld op € 1.700,83, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;



5.5.
veroordeelt [C] en Sitzpinkler hoofdelijk in de kosten die na dit vonnis ontstaan, aan de zijde van [A] en de vennootschap begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [C] en Sitzpinkler niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en met de betekeningskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan dag van voldoening;



5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;



5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Los en in het openbaar uitgesproken op
14 augustus 2019.



82.
Link naar deze uitspraak