Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:GHARL:2019:10516 
 
Datum uitspraak:09-12-2019
Datum gepubliceerd:12-12-2019
Instantie:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Zaaknummers:200.265.770/01
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Ernstige verwijtbaarheid werkgever. Datum ontbinding arbeidsovereenkomst. Werkgever heeft ernstig verwijtbaar gehandeld door werknemer niet toe te laten tot re-integratie en door met opzet salaris te laat te betalen. De kantonrechter heeft – gegeven de ernstige verwijtbaarheid van de werkgever – de arbeidsovereenkomst te vroeg ontbonden (artikel 7:671b lid 8 aanhef en sub a BW). Ontbinding tegen juiste datum is in hoger beroep niet verzocht. Compensatie voor het gemiste loon (anderhalve maand) is begrepen in de toegekende billijke vergoeding.
Trefwoorden:arbeidsovereenkomst
landbouw
levensonderhoud
wettelijke rente
 
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN


locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.265.770/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, 7697758)



beschikking van 9 december 2019


in de zaak van


Timmermans Traffic B.V.,

gevestigd te Buinerveen,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoekster tevens verweerster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna: Timmermans,
advocaat: mr. M. Walvius, kantoorhoudend te Hoogeveen,


tegen




[verweerder]
,
wonende te [A] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerder tevens verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna: [verweerder],
advocaat: mr. J. van Overdam, kantoorhoudend te Utrecht.





1Inleiding


1.1

[verweerder] , geboren [in] 1972, is [in] 2012 bij Timmermans in dienst getreden als [---] . Op 7 april 2019 heeft Timmermans aan de kantonrechter gevraagd de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Dat heeft de kantonrechter gedaan in een beschikking van 11 juni 2019. Bepaald is daarin dat de arbeidsovereenkomst per 15 juli 2019 eindigt en dat Timmermans aan [verweerder] een billijke vergoeding moet betalen van € 17.232,- bruto en een transitievergoeding van € 6.645,- bruto.



1.2
Timmermans is het met de uitgesproken ontbinding van de arbeidsovereenkomst eens maar vindt het niet terecht dat zij een billijke vergoeding moet betalen aan [verweerder] . Ook vindt zij dat de kantonrechter het bedrag aan transitievergoeding niet juist heeft berekend. Daarom is zij in hoger beroep gekomen.



1.3

[verweerder] legt zich neer bij de uitgesproken ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Hij vindt echter wel dat de kantonrechter ten onrechte heeft vastgesteld dat hij geen verzoek tot wedertewerkstelling heeft gedaan. Bovendien is de transitievergoeding volgens hem niet goed berekend, had de arbeidsovereenkomst pas per 31 augustus (en niet: 15 juli) 2019 ontbonden mogen worden en had de kantonrechter moeten vaststellen dat de cao Landbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen (verder: cao LEO) integraal van toepassing is op de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Daarom is hij van zijn kant ook in hoger beroep gekomen. In dat hoger beroep heeft hij zijn destijds aan de kantonrechter gedane verzoek bovendien nog enigszins uitgebreid. Dat wordt hierna een 'vermeerdering' van het verzoek genoemd.



1.4
Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 19 november 2019. Aan het slot daarvan is gezegd dat uitspraak zal worden gedaan. Die uitspraak vindt vandaag plaats. Na het sluiten van de behandeling is nog een brief (gedateerd 3 december 2019) van de advocaat van [verweerder] ontvangen. Op de meegezonden bijlage slaat het hof geen acht omdat het in strijd met een goede procesorde zou zijn dat te doen. Op de daarin vervatte opmerking over het proces-verbaal van de zitting wordt teruggekomen indien de beoordeling van de zaak daartoe aanleiding geeft.



1.5
Alle bezwaren tegen de beslissing van de kantonrechter die Timmermans en [verweerder] in hoger beroep hebben aangevoerd zullen hierna per onderdeel worden behandeld. Die bezwaren hebben partijen gegoten in de vorm van genummerde 'grieven'. Om te kunnen controleren of alle bezwaren behandeld zijn worden de nummers van die grieven hierna genoemd. Als het gaat om een van de punten van de vermeerdering van het verzoek van [verweerder] wordt dat ook aangegeven.






2De beoordeling in hoger beroep


Vermeerdering verzoek
2.1 [verweerder] heeft in het incidenteel hoger beroep zijn verzoek vermeerderd. Timmermans heeft zich daartegen niet verzet. Die vermeerdering is ook niet in strijd met een goede procesorde. Hierna wordt om die reden ook geoordeeld over de punten die [verweerder] in de vermeerdering van zijn verzoek heeft genoemd.


Principaal hoger beroep Timmermans



Ernstige verwijtbaarheid (grieven 1 tot en met 10 van Timmermans)


2.2
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van Timmermans. Daarvan was in de visie van de kantonrechter sprake, kort gezegd, omdat Timmermans:
a. de verplichtingen van de Wet verbetering Poortwachter niet heeft nageleefd;
b. loon expres niet op tijd betaald heeft om [verweerder] onder druk te zetten de arbeidsovereenkomst op te zeggen;
c. [verweerder] niet heeft laten re-integreren, maar direct heeft aangestuurd op beëindiging van de arbeidsovereenkomst.



2.3
Timmermans is het hiermee niet eens. Zij heeft haar bezwaren verwoord in de grieven 1 tot en met 10. Die bezwaren komen hierna aan de orde. De aspecten a en c worden daarbij tegelijk behandeld omdat zij op hetzelfde feitencomplex zien: ziekte en re-integratie.

Ziekte en re-integratie (aspecten a en c)



2.4

[verweerder] heeft zich op 9 oktober 2017 ziek gemeld. Hij bleek een nekhernia te hebben en is daaraan op 30 november 2017 geopereerd. Tot 17 augustus 2018 was [verweerder] volledig arbeidsongeschikt. De bedrijfsarts oordeelde dat [verweerder] vanaf die datum de draad van het werk weer kon oppakken, beginnend met 25% en vervolgens langzaam opbouwend. Vanaf 14 september 2018 werd [verweerder] door de bedrijfsarts volledig arbeidsgeschikt geacht. [verweerder] heeft zich bij voortduring bereid verklaard weer aan het werk te gaan. Timmermans heeft hem echter niet meer tot het werk toegelaten.



2.5
Tot dat laatste - toelaten tot het werk - was Timmermans wel verplicht. In de wet - artikel 7:658a BW - is immers bepaald dat de werkgever bevordert dat de zieke werknemer in zijn bedrijf wordt ingeschakeld in het werk dat deze gewoonlijk deed ('eigen werk'). De werkgever moet ook de maatregelen nemen die deze inschakeling feitelijk mogelijk maken. Dat [verweerder] het eigen werk niet kon doen (opbouwend vanaf 17 augustus 2018 en volledig vanaf 14 september 2018) heeft Timmermans niet aangevoerd. Dat er geen projecten waren waarop hij kon worden ingezet is ook niet aangevoerd. Kortom, [verweerder] kon en wilde het 'eigen werk' doen, maar Timmermans liet hem desondanks niet toe tot dat werk. Dat is een ernstige schending van haar verplichtingen als werkgever.



2.6
Daarover zou anders gedacht kunnen worden als de redenen van Timmermans om [verweerder] niet tot het werk toe te laten steekhoudend waren. In dat verband heeft Timmermans aangevoerd dat:
- de gedragingen van [verweerder] hebben geleid tot onrust binnen de organisatie van Timmermans;
- [verweerder] aan Timmermans het verwijt van onmenselijk handelen maakte terwijl Timmermans zich juist in alle opzichten begaan heeft getoond met [verweerder] ;
- [verweerder] dreigde het werk na acht uren neer te leggen en dan van het werk te vertrekken, ook als het werk nog niet klaar was en de weg daardoor onbeheerd en onbewaakt zou achterblijven;
- Timmermans er alles aan heeft gedaan om meningsverschillen te overbruggen.


Onrust



2.7
De onrust binnen de organisatie, waarover Timmermans spreekt, zou moeten blijken uit de e-mail van [B] (collega van [verweerder] ) van 14 april 2019. In die e-mail laat [B] weten dat hij door [verweerder] werd uitgemaakt voor leugenaar en bedrieger toen hij geen partij koos voor [verweerder] . Bovendien zei [verweerder] dat [B] maar beter ander werk kon zoeken omdat hij toch bedrogen en bedonderd werd.



2.8
Als [verweerder] dit inderdaad zo gezegd heeft is dat onbehoorlijk richting Timmermans. Dat die uitlatingen onrust teweeg hebben gebracht binnen de hele organisatie kan echter niet worden afgeleid uit die e-mail en blijkt verder ook nergens uit. Integendeel, [B] verklaart in zijn e-mail juist dat hij het uitstekend naar zijn zin heeft bij Timmermans.


Onmenselijk handelen



2.9
De angel van deze zaak zit in de brief van de (FNV-)gemachtigde van [verweerder] aan Timmermans van 13 juli 2018. In die brief wordt Timmermans gevraagd te reageren op een aantal in die brief benoemde kwesties. Het gaat dan om formalisering van de arbeidsovereenkomst, loonspecificaties, overzichten van gewerkte uren, arbeidstijden en beschikbaarheid. Als bevredigend antwoord uitblijft zal, zo wordt in de brief aangekondigd, het Bureau handhaving van FNV gevraagd worden een bezoek te brengen aan het bedrijf van Timmermans. Ook wordt in de brief gesteld dat [verweerder] de verplichtingen uit de Wet verbetering Poortwachter niet nakomt en niet voldoet aan haar re-integratieverplichtingen. Opgemerkt wordt in dat verband:

" (…) Naast het feit dat u hiermee niet voldoet aan uw re-integratieverplichtingen conform de Wet verbetering Poortwachter, vind ik dit ook vanuit menselijk oogpunt onbegrijpelijk. Het is mijns inziens beschamend dat ik mij geroepen voel u hierover aan te schrijven, nu ik graag in de veronderstelling blijf verkeren dat enige medemenselijkheid ook bij werkgevers een vanzelfsprekendheid is".




2.10
Timmermans werd in haar beleving in deze passage beticht van "onmenselijk handelen". Het hof laat in het midden of in de gebruikte woorden inderdaad te lezen valt dat Timmermans "onmenselijk" handelde. Waar het om ging - zo blijkt uit het begin van het hiervoor gegeven citaat - was dat Timmermans, volgens [verweerder] , haar re-integratieverplichtingen niet nakwam. Van een werkgever mag verwacht worden dat deze opmerkingen over re-integratie van een werknemer zakelijk bekijkt en behandelt. Het gevoelde verwijt leverde niet een geldige reden op om later, toen [verweerder] zijn werk kon hervatten, hem niet tot dat werk toe te laten. Het wel toelaten had juist de door haar gestelde betrokkenheid bij, ook, [verweerder] nog eens kunnen onderstrepen. Los daarvan geldt dat Timmermans eerst het gesprek daarover had moeten aangaan voordat zij tot de conclusie zou mogen komen dat (mede) door dat verwijt de verdere samenwerking onherroepelijk was geblokkeerd. Dat is niet gebeurd. Op 31 augustus 2018 hebben partijen weliswaar met elkaar gesproken, maar - zoals in het verslag van dat gesprek te lezen valt - is het verwijt niet besproken en wilde Timmermans maar één ding: einde arbeidsovereenkomst. Zij heeft tijdens dat gesprek aan [verweerder] zelfs gevraagd om zijn ontslagbrief te tekenen.


Neerleggen werk



2.11

[verweerder] zou gezegd hebben dat hij na acht uur werken dat werk hoe dan ook zou neerleggen, ook als het werk nog niet klaar was en de weg daardoor onbeheerd en onbewaakt zou achterblijven. Als [verweerder] dat inderdaad gezegd heeft had Timmermans hem moeten waarschuwen dat zijn arbeidsovereenkomst of zijn plicht zich als goed werknemer te gedragen meebracht dat dit ontoelaatbaar was. Zo nodig had zij een formele waarschuwing kunnen geven. Meteen het zwaarste geschut in stelling brengen (ontbinding arbeidsovereenkomst) was een overreactie op een uitlating, die zich ook nog niet eens had omgezet in daden.


Overbruggen meningsverschillen



2.12
Uit het dossier blijkt dat tussen [verweerder] en Timmermans meningsverschil bestond over de hoogte van zijn loon, betaling van overuren, werken op basis van een weekrooster en de punten die in de brief van 13 juli 2018 zijn genoemd. Dat zijn allemaal zaken die in overleg moeten worden opgelost. Als dat niet lukt tussen werkgever en werknemer zelf zijn er genoeg mogelijkheden om derden in te schakelen bij die kwesties. Uiteindelijk kan de zaak ook aan de rechter worden voorgelegd. Die weg is niet gekozen. Van meet af aan (gesprek 31 augustus 2018) is ingestoken op beëindiging van het dienstverband. Gepoogd is zelfs [verweerder] ertoe te brengen dat dienstverband op te zeggen met voor hem alle nadelige gevolgen van dien. De mogelijkheden van overleg zijn onvoldoende benut. In deze meningsverschillen was dan ook geen goede reden gelegen om [verweerder] niet meer tot het werk toe te laten. Timmermans lijkt een geschil dat zij als werkgever zakelijk had behoren te benaderen, persoonlijk opgevat te hebben en het lijkt het erop dat zij het geschil daarom niet op de juiste wijze heeft benaderd.


Tussenconclusie



2.13
De tussenconclusie is dat Timmermans haar re-integratieverplichtingen bewust en zonder goede reden niet is nagekomen.

Niet tijdige loonbetaling (aspect b)



2.14
Timmermans heeft het loon over de periodes 11, 12 en 13 van 2018 én dat over de periodes 1, 2 en 3 van 2019 te laat betaald. Zij heeft erkend dat expres gedaan te hebben. Doel was volgens haar [verweerder] ertoe te bewegen nu eindelijk eens af te komen met een opgave van de volgens hem gemaakte (over)uren.



2.15
De hoofdverplichting van een werkgever is: tijdig betalen van loon. Om het belang daarvan te onderstrepen staat er een flinke "boete" op het niet tijdig betalen van loon, de zogenaamde wettelijke verhoging. Deze kan na korte tijd oplopen tot de helft van dat loon (artikel 7:625 BW). Het niet voldoen aan de verplichting tot loonbetaling kan een werknemer (die van dat loon afhankelijk is voor zijn levensonderhoud) in grote problemen brengen en is daarom al snel ernstig verwijtbaar. De reden die Timmermans opgeeft voor het, bij herhaling, niet tijdig betalen van het loon kan haar niet redden. Ook hier geldt weer dat zij een andere weg had kunnen en daarom moeten kiezen voor het beschikbaar krijgen van de door haar gewenste urengegevens. Daarbij wordt dan nog maar even in het midden gelaten dat [verweerder] , die nog geen concrete claim had neergelegd, niet verplicht was dergelijke gegevens aan te leveren.


Eindconclusie



2.16
De slotconclusie is dat het tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is gekomen als gevolg van aan Timmermans te maken verwijten, te weten: het niet toelaten tot het werk vanaf het moment dat [verweerder] kon gaan re-integreren (17 augustus 2018) en het bij herhaling expres te laat betalen van loon. Die verwijten, bezien in hun samenhang, leveren een ernstig verwijt op. Dat rechtvaardigt de toekenning van een billijke vergoeding. De grieven 1 tot en met 10 van Timmermans slagen dus niet.


Hoogte billijke vergoeding (grief 11 van Timmermans)



2.17
De kantonrechter heeft de hoogte van de billijke vergoeding gebaseerd op de weging van alle omstandigheden, waaronder in het bijzonder:
- dat [verweerder] relatief kort in dienst is van Timmermans;
- dat [verweerder] sedert oktober 2017 geen werkzaamheden voor Timmermans meer heeft verricht;
- dat de samenwerking tussen partijen geen jaren meer geduurd zou hebben;
- dat [verweerder] tijdelijk op een werkloosheidsuitkering zal zijn aangewezen, naar schatting gedurende 24 maanden;
- dat [verweerder] wel een redelijke positie op de arbeidsmarkt heeft.



2.18
Timmermans voert tegen dit oordeel aan dat niet onderbouwd is dat [verweerder] 24 maanden werkloos zou zijn. Een dergelijke lange duur van werkloosheid is gelet op de, ook door de kantonrechter aangenomen, goede positie van [verweerder] op de arbeidsmarkt niet te verwachten. Daarbij komt dat [verweerder] ook een transitievergoeding ontvangt. Die is mede bedoeld als compensatie voor verlies van inkomen. Tot slot geldt dat [verweerder] een eigen bedrijf heeft en daaruit inkomen geniet. Volgens Timmermans is het toegewezen bedrag daarom te hoog.




2.19
De door de kantonrechter gemaakte afweging is evenwichtig. Met Timmermans heeft het hof wel enige twijfel over de vraag of het perspectief op werk van [verweerder] per datum beslissing kantonrechter niet iets gunstiger was dan door de kantonrechter aangenomen, maar daar staat tegenover dat het hof het billijk acht dat Timmermans ook gecompenseerd wordt voor het feit dat hij inkomsten is misgelopen doordat de arbeidsovereenkomst ten onrechte niet pas per 31 augustus 2019 is ontbonden (zie daarover hierna 2.23 tot en met 2.25). Aan Timmermans kan wel worden toegegeven dat ook de transitievergoeding een component inkomstenderving bevat, net zoals de billijke vergoeding, maar die is beperkt van omvang en daarom geen reden voor vermindering van de billijke vergoeding. Er is, per saldo, geen reden het bedrag van € 17.232,- bruto naar beneden bij te stellen. Grief 11 van Timmermans slaagt niet.


Principaal en incidenteel hoger beroep



Transitievergoeding (grief 12 Timmermans, grief 2 [verweerder] en vermeerdering verzoek [verweerder] )



2.20
De kantonrechter heeft de transitievergoeding bepaald op € 6.645,-. In hoger beroep zijn Timmermans en [verweerder] het erover eens geworden dat dit bedrag niet helemaal juist is. Hun herberekening daarvan laat zien dat Timmermans, naast wat zij reeds had betaald, nog een bedrag van € 477,22 bruto moest betalen aan [verweerder] . Ook dat bedrag is inmiddels - op 8 november 2019 - voldaan. Bij een correctie van de beslissing van de kantonrechter op dit onderdeel hebben partijen om deze reden geen belang meer. Dan resteert nog slechts het verzoek van [verweerder] tot betaling van de wettelijke rente over het bedrag van € 477,22 bruto. Dat kan, als niet weersproken, worden toegewezen. [verweerder] heeft bij de kantonrechter nog geen aanspraak gemaakt op wettelijke rente. Hij heeft dat voor het eerst gedaan op
18 oktober 2019. Dat is de dag waarop hij zijn verzoek heeft vermeerderd. Daarom wordt de wettelijke rente met ingang van die dag toegewezen tot de dag van betaling, zijnde
8 november 2019.


Incidenteel hoger beroep



Wedertewerkstelling (grief 1 [verweerder] )



2.21
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verhoudingen tussen Timmermans en [verweerder] zodanig verstoord zijn geraakt dat een verdere vruchtbare samenwerking tussen hen niet meer mogelijk is. Een van de argumenten die de kantonrechter daarvoor gebruikte was "dat [verweerder] geen verzoek tot wedertewerkstelling heeft ingediend". Volgens [verweerder] heeft hij dat echter wel degelijk gedaan.



2.22
Het lijkt er inderdaad op dat [verweerder] dat heeft gedaan, maar van belang is de kwestie niet. Ook al zou dit deel van de redenering van de kantonrechter niet kloppen, feit blijft dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst is uitgesproken en dat [verweerder] zich tegen die beslissing niet verzet. Er is daarom geen reden deze, eventueel onjuiste, overweging van de kantonrechter te vernietigen. Grief 1 faalt.


Datum ontbinding arbeidsovereenkomst (grief 3 van [verweerder] )



2.23
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 15 juli 2019. Dat was volgens [verweerder] niet juist. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst was het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Timmermans. De wet bepaalt in een dergelijk geval dat de ontbindingsdatum wordt bepaald door de normaal geldende opzegtermijn. Die was twee maanden. Opzegging kon slechts geschieden tegen het eind van de maand. Toen de kantonrechter op 11 juni 2019 zijn beslissing gaf kon hij dus pas ontbinden per 31 augustus 2019. De beslissing dat te doen per 15 juli 2019 was daarom fout volgens [verweerder] . Het gevolg is geweest dat hij anderhalve maand salaris is misgelopen (15 juli tot en met
31 augustus 2019). Dat gaat om € 3.894,30 bruto. [verweerder] wil dat Timmermans wordt veroordeeld tot betaling van dat bedrag.



2.24

[verweerder] heeft gelijk als het gaat om de ontbindingsdatum. Indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst te wijten is aan ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever - zoals hier - moet de kantonrechter de normale regels van opzegging van de arbeidsovereenkomst volgen. Dat staat in de wet (artikel 7:671b lid 8 aanhef en sub a BW). Als de kantonrechter had gedaan wat de wet voorschrijft zou hij hebben ontbonden per
31 augustus 2019. Niet in geschil is namelijk dat de opzegtermijn twee maanden bedroeg en dat slechts tegen het eind van de maand mag worden opgezegd. Het gevolg van de onjuiste beslissing van de kantonrechter is geweest dat [verweerder] anderhalve maand salaris (€ 3.894,30) is misgelopen.



2.25

[verweerder] vraagt veroordeling tot betaling van het bedrag van € 3.894,30 bruto. Indien bedoeld is dat bedrag als loon toe te kennen geldt dat de arbeidsovereenkomst nu eenmaal is geëindigd per 15 juli 2019. Over de periode daarna is geen loon meer verschuldigd. Als schadevergoeding is het bedrag evenmin toewijsbaar omdat van een tekortkoming of onrechtmatig handelen van Timmermans geen sprake is. Mogelijkerwijs zou het bedrag toewijsbaar zijn indien de datum van ontbinding zou worden aangepast, maar dat heeft [verweerder] niet verzocht te doen. Kortom: voor toewijzing van deze vordering bestaat geen grond. Grief 3 van [verweerder] faalt dus. Overigens heeft het hof deze kwestie wel betrokken bij de vraag naar de hoogte van de billijke vergoeding (zie hiervoor onder 2.19).


Toepasselijkheid cao LEO (grief 4 [verweerder] en vermeerdering verzoek)



2.26
De kantonrechter heeft uiteengezet (overweging 5.18) hoe hij tot vaststelling van het bedrag van de transitievergoeding is gekomen, namelijk op basis van het loon en het gemiddeld aantal overuren van [verweerder] . In dat kader heeft hij ook overwogen dat [verweerder] zijn stelling dat de cao LEO integraal van toepassing is onvoldoende heeft onderbouwd.



2.27

[verweerder] is het daarmee niet eens. Volgens hem is die cao wel van toepassing. Hij verwijst naar zijn eigen arbeidsovereenkomst en die van een collega waarin dit staat, naar zijn aanmelding bij het pensioenfonds van de landbouw en naar de bedrijfsactiviteiten van Timmermans die feitelijk vallen onder de werkingssfeer van de cao.



2.28
De kantonrechter heeft zijn overweging over de cao LEO gegeven bij de bespreking van de hoogte van de transitievergoeding. Over die hoogte zijn partijen het in hoger beroep eens geworden. In zoverre is er dus geen belang (meer) bij een oordeel van het hof over de toepasselijkheid van de cao LEO.



2.29
Tijdens de behandeling in hoger beroep is gebleken dat partijen, naast de kwesties die in deze procedure aan de orde zijn gesteld, nog verdeeld zijn over twee andere vragen:
a. heeft [verweerder] overuren gemaakt en zo ja hoeveel;
b. tegen welk tarief moeten op zaterdag, zondag en 's nachts gewerkte uren worden afgerekend.





2.30
Voor het antwoord op vraag a is niet van belang of de cao LEO nu wel of niet toepasselijk is. Op basis van onderzoek naar de feiten zal het aantal overuren (of het ontbreken daarvan) moeten worden vastgesteld.


2.31
Voor het antwoord op vraag b kan wel van belang zijn te weten of de cao LEO toepasselijk is of niet. Die cao kent namelijk een toeslagregeling voor uren gewerkt op zaterdag, zondag of 's nachts. Een dergelijke regeling ontbreekt in de arbeidsovereenkomst tussen partijen (tenzij de cao daarin van toepassing is verklaard).



2.32
Kennelijk bedoelt [verweerder] te stellen dat het belang bij zijn verzoek op dit onderdeel daarin is gelegen dat op basis van het oordeel van het hof over de al dan niet toepasselijkheid van de cao LEO gekomen kan worden tot hetzij afspraken over betaling van overuren hetzij een veroordeling tot betaling daarvan. Uit de processtukken blijkt van debat over de betaling van overuren. Ook blijkt daaruit dat Timmermans keer op keer aan [verweerder] heeft gevraagd zijn vordering te specificeren. Tot op de dag van vandaag is een, onderbouwde, specificatie en daarop gebaseerde berekening van de vordering echter uitgebleven. Bij de behandeling in hoger beroep is [verweerder] niet verder gekomen dan de mededeling dat die vordering in behandeling is bij FNV. Of het tot een vordering gaat komen en welke de omvang daarvan is kan op dit moment dan ook niet worden ingeschat. Dat maakt dat [verweerder] in deze procedure zijn concrete belang bij een beslissing op dit moment over de toepasselijkheid van de cao LEO onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt. Daarop stranden grief en vermeerderd verzoek van [verweerder] : de grief slaagt niet en het vermeerderd verzoek wordt op dit punt bij gebrek aan belang afgewezen.


Bruto/nettospecificaties (vermeerdering verzoek)



2.33

[verweerder] heeft nog gevraagd Timmermans te veroordelen tot afgifte van bruto/nettospecificaties van de bedragen waartoe Timmermans door de kantonrechter en het hof is of wordt veroordeeld. Ook is gevraagd aan die veroordeling een dwangsom te verbinden.



2.34
Dat de specificatie van de transitievergoeding niet is verkregen heeft [verweerder] niet gesteld. De specificatie van het nog resterende deel daarvan (€ 477,22 bruto) is bij de behandeling in hoger beroep verstrekt. In zoverre wordt het verzoek afgewezen. Bij de behandeling in hoger beroep heeft [verweerder] gesteld dat hij nog geen specificatie heeft ontvangen van zijn per 15 juli 2019 opeisbare vakantiegeld. Los van de vraag of hij die inderdaad niet heeft gehad (Timmermans betwist dat) geldt dat zijn vordering niet ziet op afgifte van die specificatie. Die gaat immers slechts over door de kantonrechter of het hof toegekende bedragen en daartoe behoort dat vakantiegeld niet. De door de kantonrechter toegekende billijke vergoeding is niet betaald. Daarvan bestaat dus geen specificatie. Nu een billijke vergoeding verschuldigd is zal het verzoek tot afgifte van een specificatie daarvan worden toegewezen. Voor het daaraan verbinden van een dwangsom bestaat geen reden. Uit niets blijkt dat Timmermans niet bereid is die specificatie dan te verstrekken.


Slotsom




2.35
Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter terecht geconcludeerd heeft dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is geweest van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van Timmermans en terecht een billijke vergoeding van € 17.232,- bruto heeft toegekend. Het principaal hoger beroep wordt daarom verworpen met veroordeling van Timmermans in de kosten daarvan. Die kosten worden begroot op € 324,- aan griffierecht en € 2.148,- aan salaris advocaat (2 punten tarief II à € 1.074,- per punt).




2.36
Het incidenteel hoger beroep van [verweerder] slaagt grotendeels niet: een deel van de vermeerderde verzoeken wordt toegewezen, de grieven slagen geen van alle. Hij is daarom als de overwegend in het ongelijk gestelde partij te beschouwen en wordt om die reden in de kosten ervan veroordeeld. Die kosten worden begroot op € 1.074,- aan salaris advocaat (0,5 x 2 punten tarief II à € 1.074,- per punt).






3De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:


in het principaal hoger beroep:


verwerpt het hoger beroep van Timmermans;

veroordeelt Timmermans in de kosten van het principaal hoger beroep aan de zijde van [verweerder] gevallen en begroot die kosten op € 324,- aan griffierecht en € 2.148,- aan salaris advocaat, vermeerderd met de nakosten, begroot op € 157,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,- in geval Timmermans niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;


in het incidenteel hoger beroep:


verwerpt het incidenteel hoger beroep;

verstaat dat Timmermans de verschuldigde transitievergoeding inmiddels geheel heeft voldaan en veroordeelt Timmermans tot betaling van wettelijke rente over € 477,22 over de periode van 18 oktober 2019 tot 8 november 2019;

veroordeelt Timmermans tot afgifte van een bruto-/nettospecificatie van de billijke vergoeding;

veroordeelt [verweerder] in de kosten van het principaal hoger beroep aan de zijde van Timmermans gevallen en begroot die kosten op € 1.074,- aan salaris advocaat;


in het principaal en incidenteel hoger beroep


verklaart deze beschikking ten aanzien van de daarbij uitgesproken veroordelingen tot betaling en afgifte van een bruto-/nettospecificatie uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.


Deze beschikking is gegeven door mrs. W.P.M. ter Berg, O.E. Mulder en J.A. Gimbrère en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 december 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Link naar deze uitspraak