Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBMNE:2020:2047 
 
Datum uitspraak:02-06-2020
Datum gepubliceerd:05-06-2020
Instantie:Rechtbank Midden-Nederland
Zaaknummers:UTR 20/893
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:Bestuurlijke boete wegens onttrekken woning uit woningvoorraad wegens hennepkwekerij. E heeft niet voldaan aan zorgplicht als verhuurder. Boete is evenredig. Beroep ongegrond. (ZIE OOK: ECLI:NL:RBMNE:2020:2048)
Trefwoorden:kwekerij
uitkering
 
Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 20/893

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. N.S. van der Vliet),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. H. Kavi).



Procesverloop

Bij besluit van 3 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een bestuurlijke boete van € 7.500,- opgelegd wegens het onttrekken van een zelfstandige woonruimte aan de woonruimtevoorraad op het adres [adres] te [woonplaats] .

Bij besluit van 21 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben toestemming gegeven om zonder zitting uitspraak te doen.

De rechtbank heeft het onderzoek bij brief van 22 mei 2020 gesloten.



Overwegingen
Aanleiding
1. Uit het proces-verbaal van 2 augustus 2019 blijkt dat bij de politie anonieme meldingen binnen zijn gekomen van een henneplucht op het adres [adres] te [woonplaats] . Dit was de aanleiding voor het controlebezoek van de inspecteur van verweerder. Uit het controlebezoek bleek dat de woning in zijn geheel gebruikt was voor de hennepteelt. In totaal waren er 245 hennepplanten aanwezig. Er was een aangelegde installatie met koeling, verwarming, zuivering van de lucht, koolstoffilters en toegevoegd CO2 aanwezig. Dit maakt dat sprake was van een vrij professionele installatie. In de woning lagen geen persoonlijke spullen. De keuken werd als zodanig niet gebruikt, er was geen keukengerei aanwezig, de koelkast was leeg en er lag alleen wat gereedschap op het aanrecht. De woonkamer stond vol met hennepplanten, voorzien met een afzuiginstallatie. Op de eerste verdieping stond in de badkamer een waterreservoir. Vanuit het reservoir liepen er slangen naar een slaapkamer en naar de begane grond. Een slaapkamer stond vol met hennepplanten, voorzien met een afzuiginstallatie. Twee slaapkamers waren geheel leeg en in de vierde slaapkamer lagen wat bouwmaterialen. Verder was er sprake van een illegale aangebrachte stroomaansluiting (ongezekerd) in de meterkast ten behoeve van de hennepplantage, waardoor er sprake was van ernstig brandgevaar. Ook was er gevaar voor kortsluiting in verband met de combinatie van water en stroom in de hennepplantage.

2. Verweerder heeft gelet op de bevindingen in het proces-verbaal een bestuurlijke boete opgelegd van € 7.500,- wegens het onttrekken van de woning aan de woonruimtevoorraad ten behoeve van een hennepplantage. Daarbij heeft verweerder overwogen dat eiser als eigenaar en verhuurder bestuursrechtelijk verantwoordelijk is voor alles wat in de woning gebeurt. In die hoedanigheid heeft verweerder eiser aangemerkt als overtreder. Het contant ontvangen van de huur van € 1.500,- was opmerkelijk, daarin had eiser reden moeten zien om te controleren of het huis op de juiste manier werd gebruikt. In de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd heeft verweerder geen reden gezien om af te zien van het opleggen van een boete vanwege het ontbreken van verwijtbaarheid of de boete te matigen. In het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd.


Overtreding

3. Eiser voert aan dat er geen sprake was van een overtreding omdat de hennepkwekerij niet een substantieel deel van de woning in beslag had genomen. Er waren nog twee lege slaapkamers die bewoond konden worden. Dat de slaapkamers niet bewoond werden, komt geen doorslaggevende betekenis toe.

4. De rechtbank overweegt dat het op grond van de Huisvestingswet 2014 en de Huisvestingsverordening Regio Utrecht verboden is om zonder vergunning een woonruimte aan de bestemming tot bewoning te onttrekken. Uit de informatie opgenomen in het proces-verbaal, zoals onder rechtsoverweging 1 is weergegeven, blijkt dat de gehele woning, op twee slaapkamers na, was ingericht als hennepkwekerij. Er zijn geen persoonlijke spullen of levensmiddelen aangetroffen. Dat er volgens eiser in twee slaapkamers wel gewoond kon worden, maakt voor de vaststelling van de overtreding niet uit. Het gaat erom dat dat een deel van de woonruimte is onttrokken aan de bestemming van de woning. Ook in dat geval heeft verweerder de bevoegdheid om daar een boete voor op te leggen. Verweerder heeft daarom terecht een overtreding vastgesteld. Overigens blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen dat het niet mogelijk was om in de woning te wonen, gelet op de badkamer die onbruikbaar was en gelet op het ernstige brandgevaar.


Overtreder

5. Ook voert eiser aan dat hij niet als overtreder aangemerkt kan worden. Hij wist niet en kon niet weten dat het pand op een andere manier werd gebruikt. Eiser heeft voorafgaand aan de huur gecontroleerd en van eiser kan niet worden verlangd dat hij vaker langs zou gaan aangezien de kwekerij binnen anderhalve maand is opgerold. De contante betalingen hoeven geen argwaan op te wekken bij verhuurders en er wordt ook bij woningbouwcoöperaties niet altijd een werkgeversverklaring verlangd. De huurder was een kennis van eiser, waardoor de huurder volgens eiser betrouwbaar was. De andere overtredingen van de huisvestingregelgeving lopen nog in beroep, die informatie is niet relevant voor de vraag of eiser als overtreder aangemerkt kan worden of niet.

6. De rechtbank stelt voorop dat de overtreder degene is die het desbetreffende wettelijke voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden. Dat is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek heeft verricht. Daarnaast kan degene aan wie de handeling is toe te rekenen voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en als overtreder worden aangemerkt. Op de eigenaar van een pand die dat verhuurt rust een eigen verantwoordelijkheid voor het rechtmatig gebruik van de woning. Van de eigenaar mag worden verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het verhuurde pand wordt gemaakt. Om niet verantwoordelijk te kunnen worden gehouden voor onrechtmatig gebruik van het door hem verhuurde pand dient de eigenaar aannemelijk te maken dat hij niet wist en niet kon weten dat het pand aldus werd gebruikt. Gelet op het vorenstaande rustte op eiser een zorgplicht om zich over het gebruik van de woning te informeren.

7. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet wist en niet kon weten dat het pand als hennepkwekerij werd gebruikt. Eiser heeft niet voldaan aan zijn zorgplicht als eigenaar van de woning. Daartoe heeft verweerder terecht meegewogen dat eiser onvoldoende heeft geïnformeerd over het gebruik van het verhuurde pand. Eiser heeft, zo verklaart hij, alleen voorafgaand aan de periode dat de huur in ging de woning gecontroleerd. Het had op de weg van eiser gelegen om daarna te controleren hoe het pand werd gebruikt. Dit was ook mogelijk gedurende de anderhalve maand dat hij de woning heeft verhuurd. De contante betaling van de huur was namelijk een aanwijzing voor mogelijk onjuist gebruik van de woning. Dat de huurder een kennis was van eiser, maakt dat niet anders. Daarnaast maakt het feit dat een eerdere strafzaak over het telen, bereiden etc van een grote hoeveelheid van een middel uit lijst II, gepleegd op 4 december 2015, is geseponeerd niet dat eiser niet als overtreder kan worden aangemerkt en doet aan de verwijtbaarheid niet af. Verweerder was dan ook bevoegd om een boete op te leggen en heeft geen grond hoeven zien voor het niet opleggen van een boete vanwege het ontbreken van verwijtbaarheid. De andere overtredingen van de huisvestingsregelgeving heeft verweerder niet betrokken bij de vraag of eiser als overtreder aangemerkt kan worden of niet.


Hoogte van de boete

8. Verder voert eiser aan dat er reden is om de boete te matigen, gelet op de financiële positie van eiser. Eiser ontvangt een WGA-uitkering. Hij moet wel de vaste lasten voldoen van de woning, terwijl hij geen vaste woon- en verblijfsplaats heeft. De stelling van verweerder dat eiser door het kamergewijs verhuren van de woning voldoende huurgelden heeft ontvangen om de boete te voldoen is te kort door de bocht en is niet gemotiveerd.

9. De hoogte van de bestuurlijke boete voor de overtreding is vastgesteld in artikel 4.4. van de Huisvestingsverordening en de daarbij behorende tabel 2. Op grond van artikel 5:46, derde lid, van de Awb, legt verweerder een lagere boete op als de overtreder aannemelijk maakt dat de bestuurlijke boete wegens omstandigheden te hoog is. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat hij zich in een slechte financiële positie bevindt alleen één uitkeringsspecificatie overgelegd. Daarmee heeft hij niet nader onderbouwd of hij verder nog inkomsten of spaargelden heeft en wat zijn uitgaven zijn. Reeds daarom heeft verweerder geen reden hoeven zien om de boete te matigen.


Conclusie

10. Gelet op het vorengaande heeft verweerder terecht een overtreding geconstateerd, eiser terecht als overtreder aangemerkt en heeft verweerder geen reden hoeven te zien om de boete te matigen.

11. Eiser krijgt geen gelijk. Het beroep is ongegrond. Daarom bestaat geen aanleiding om zijn proceskosten te vergoeden.




Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 2 juni 2020 door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.




De rechter is verhinderd om deze uitspraak


te ondertekenen










griffier


rechter







Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:




Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.


Zie artikel 21, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014 en artikel 3.1.2., aanhef en onder a, van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019.


Zie uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van
11 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:25). Te raadplegen op www.rechtspraak.nl.


Zie in dit kader de uitspraak van de ABRvS van 4 oktober 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2641).
Link naar deze uitspraak