Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBDHA:2020:9326 
 
Datum uitspraak:22-07-2020
Datum gepubliceerd:25-09-2020
Instantie:Rechtbank Den Haag
Zaaknummers:AWB - 19 _ 847
Rechtsgebied:Vreemdelingenrecht
Indicatie:Nareis, Eritrese echtgenoot, einduitspraak na tussenuitspraak, gebrek hersteld door verweerder, huwelijk niet aannemelijk gemaakt Wetsartikelen: paragraaf C2/4.1.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
Trefwoorden:landbouwgrond
 
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 19/847-E

einduitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2020 in de zaak tussen


[eiser] , V-nummer [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. M.A. Krikke),

en

de Staatssecretaris van Justitie en veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Öztürk).




Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 23 juni 2016 tot het verlenen van een mvv in het kader van nareis afgewezen.

Bij besluit van 21 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is mevrouw [referente] , de referente, verschenen. Als tolk is verschenen de heer M. Kahsay. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Bij tussenuitspraak van 25 november 2019 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen.

Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak bij brief van 10 januari 2020 een aanvullende motivering ingediend. Het beroep heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking op de aanvullende motivering.

Eiser heeft hierop op 31 januari 2020 en 8 mei 2020 een schriftelijke zienswijze (de zienswijze) gegeven.

De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, van de Awb bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.




Overwegingen


Inleiding

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 augustus 2011 en 15 augustus 2012. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat de conclusie van Bureau Documenten dat de huwelijksakte vals is niet zonder meer te volgen is, omdat de conclusie van Bureau Documenten over het afwijken van de opmaak en afgifte met het weerwoord niet voldoende inzichtelijk is. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder in dat licht onvoldoende gemotiveerd tot de conclusie is gekomen dat middels de verklaringen het huwelijk niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld de gebreken te herstellen.


Aanvullende motivering van het bestreden besluit


2.1
Allereerst stelt verweerder voorop dat de opmerking in het verweerschrift van 26 juli 2019 over de legalisatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken met betrekking tot de huwelijksakte geen basis heeft in het rapport van Bureau Documenten van 28 juli 2017 en het weerwoord van 22 juli 2019. Verweerder ziet daarom geen reden deze opmerking nog langer te handhaven, waarmee de onduidelijkheid op dit punt is opgehelderd. Verder heeft verweerder naar aanleiding van de tussenuitspraak aan Bureau Documenten verzocht om een nadere toelichting te geven, wat heeft geresulteerd in een tweede weerwoord van Bureau Documenten van 23 december 2019. Verweerder stelt zich op het standpunt dat blijkens dit weerwoord Bureau Documenten vasthoudt aan de conclusie dat de huwelijksakte vals is.
In het weerwoord van 23 december 2019 wordt door Bureau Documenten toegelicht dat ervoor is gekozen de conclusie over echtheid, afgifte en inhoud samen te voegen, omdat reeds bij het beoordelen van de echtheid is vastgesteld dat het document vals is. Een sterkere conclusie bestaat volgens Bureau Documenten niet. Zelfs als een positief oordeel over de opmaak en afgifte getrokken kan worden, blijft het document vals, aldus Bureau Documenten. In dit geval is een dergelijk positief oordeel overigens volgens Bureau Documenten niet aan de orde, omdat de opmaak en afgifte afwijkt. Zo wijken de stempelafdrukken af van al het voor Bureau Documenten beschikbare vergelijkingsmateriaal. Gelet hierop achtte Bureau Documenten een separate conclusie over de opmaak en afgifte niet nodig, omdat het document daarmee niet meer of minder vals wordt. Hierbij is Bureau Documenten ervan uitgegaan dat de autoriteiten in het buitenland niet vanuit hun bevoegdheid valse documenten opmaken en afgeven.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat met dit tweede weerwoord van Bureau Documenten de conclusie in het onderzoeksrapport en het weerwoord van Bureau Documenten van 22 juli 2019 over het afwijken van de opmaak en afgifte van de huwelijksakte alsnog voldoende inzichtelijk is gemaakt en daarmee de conclusie dat het document vals is voldoende inzichtelijk en gemotiveerd is. 2.2 Gelet op het voorgaande blijft verweerder bij de feitelijke constatering dat eiser geen enkel (officieel dan wel indicatief) document heeft ingebracht dat (wel) blijk geeft van de gestelde huwelijksrelatie met referente. Daarnaast wijst verweerder erop dat het inbrengen van de valse huwelijksakte een contra-indicatie is en afbreuk doet aan de oprechtheid van eiser en zijn verklaringen.


2.3
Voorts heeft verweerder een nadere toelichting gegeven over de afgelegde verklaringen. Verweerder laat het standpunt dat de verklaringen met betrekking tot de landbouwgrond tegenstrijdig zijn vallen en heeft met betrekking tot de andere verklaringen een nadere motivering gegeven. Verweerder blijft bij zijn conclusie dat eiser er niet in is geslaagd om het bestaan van de huwelijksrelatie alsnog middels de verklaringen aannemelijk te maken.


Zienswijze van eiser

3. Eiser stelt dat verweerder de gebreken in het bestreden besluit met de aanvullende motivering niet heeft hersteld en dat het bestreden besluit nog steeds onvoldoende is gemotiveerd. Volgens eiser is het onderzoek van Bureau Documenten nog steeds niet inzichtelijk en concludent en kan dit onderzoek niet aan eiser worden tegengeworpen. Eiser stelt dat Bureau Documenten ten onrechte de conclusie vals heeft getrokken, omdat Bureau Documenten in het weerwoord van 23 december 2019 spreekt van “vergelijkingsmateriaal”. Volgens eiser blijkt uit de Vakbijlage Bureau Documenten onder punt 8.2 dat zonder “specimina” van de handtekening en stempelafdruk geen absolute conclusie wordt getrokken over de bevoegdheid van de betreffende ambtenaar. De conclusie vals mag alleen worden getrokken als er specimina zijn gebruikt, wat hier niet het geval is, aldus eiser. Dit volgt volgens eiser uit de bewoording in het onderzoeksrapport onder het kopje 2.2 Conclusie: “Gelet op het gestelde in punt 2.1.4 en 2.1.5 en het beschikbare vergelijkingsmateriaal is het document vals.” Hier had, gelet op de Vakbijlage en de conclusie “specimina” moeten staan. Verder heeft eiser een nadere toelichting gegeven op de door verweerder gehandhaafde punten met betrekking tot zijn afgelegde verklaringen. Eiser stelt dat de conclusie van verweerder dat hij met de afgelegde verklaringen zijn huwelijk niet aannemelijk heeft gemaakt nog steeds onvoldoende is gemotiveerd.


Het oordeel van de rechtbank

4. De rechtbank oordeelt dat verweerder de geconstateerde gebreken voldoende heeft hersteld. De in de tussenuitspraak genoemde onduidelijkheid in het onderzoek van Bureau Documenten is opgehelderd met het tweede weerwoord van Bureau Documenten van 23 december 2019 en de toelichting van verweerder in de aanvullende motivering van 10 januari 2020. De rechtbank acht met deze nadere stukken de conclusie van Bureau Documenten dat de huwelijksakte vals is voldoende inzichtelijk en concludent. Daarom heeft verweerder terecht aangenomen dat er sprake is van een contra-indicatie. Gelet op de verklaringen van eiser heeft verweerder in redelijkheid kunnen concluderen dat eiser niet anderszins zijn huwelijk aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen. Het onderzoek van Bureau Documenten 5. De rechtbank kan de toelichting van verweerder over het onderzoek van Bureau Documenten in de aanvullende motivering volgen. Met de verwijzing naar het weerwoord van Bureau Documenten van 23 december 2019 heeft verweerder voldoende uitgelegd waarom Bureau Documenten een separate conclusie over de opmaak en afgifte niet nodig achtte. Verweerder heeft toegelicht dat Bureau Documenten reeds bij het beoordelen van de echtheid heeft vastgesteld dat het document vals is en dat een separate conclusie over de opmaak en afgifte hier geen verandering in zou kunnen brengen. Hierdoor is de onduidelijkheid over de opmaak en afgifte opgehelderd. Ook kan de rechtbank het standpunt van verweerder volgen dat de conclusie “vals” voldoende inzichtelijk en concludent is, ondanks eisers stelling. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit de Vakbijlage is op te maken dat het begrip “vergelijksmateriaal” een meeromvattend begrip is, waaronder begrepen specimen, referentiemateriaal en vergelijkingsmateriaal en de conclusie vals pas wordt getrokken wanneer specimina, of met specimen vergelijkbare informatie van de autoriteiten in het land van herkomst, aanwezig zijn. Hoewel de rechtbank vindt dat het voorgaande, gelet op de Vakbijlage Bureau Documenten, wellicht duidelijker had kunnen worden opgeschreven, is de rechtbank van oordeel dat het geen vragen oproept over de conclusie van Bureau Documenten. Met wat eiser heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de beschikbaarheid van relevant vergelijkingsmateriaal om tot de conclusie “vals” te kunnen komen. Dit betekent dat verweerder heeft mogen concluderen dat er sprake is van een contra-indicatie als bedoeld in paragraaf C2/4.1.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).


De verklaringen
6. Op grond van hetgeen is bepaald in paragraaf C2/4.1.2 van de Vc worden, ook als zich een contra-indicatie voordoet, overige verklaringen of bewijsmiddelen betrokken bij de beoordeling of nader onderzoek wordt aangeboden. In dit geval is tussen partijen niet in geschil dat er geen indicatieve documenten van het huwelijk zijn overgelegd. Verweerder heeft nader onderzoek gedaan, hij heeft namelijk gehoren afgenomen. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn standpunt dat er te weinig overtuigende verklaringen zijn afgelegd en in de verklaringen inconsistenties zitten om het huwelijk aannemelijk te kunnen achten. Verweerder heeft veel gewicht mogen toekennen aan het feit dat er weinig inhoudelijke verklaringen zijn afgelegd. Hoe minder concreet er wordt verklaard, des te minder basis er is om het huwelijk aannemelijk te kunnen achten. Verweerder heeft de verklaringen die zijn afgelegd en de nadere toelichting op bepaalde punten onvoldoende overtuigend mogen vinden. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn standpunt dat eiser zijn stelling dat geboortedata in Eritrea niet zo belangrijk zijn als in Nederland, niet heeft onderbouwd. Dit betekent dat eiser geen plausibele verklaring heeft gegeven voor de tegenstrijdige verklaringen over de geboortedatum van zijn dochter. Ook is de uitleg van eiser over dat hij niet meer kan verklaren over de aanwezige getuigen bij het huwelijk omdat hij hen als het ware van straat had geplukt onvoldoende overtuigend om het huwelijk aannemelijk te kunnen maken. Daarbij heeft verweerder van belang mogen vinden dat de getuigen aanwezig waren bij het huwelijk en zij door eiser zelf waren gekozen. Hoewel het begrijpelijk is dat bepaalde aspecten misschien niet zo belangrijk zijn op de huwelijksdag, te meer omdat eiser maar kort verlof had vanuit het leger, blijft het aan eiser om zo nodig met de verklaringen het huwelijk aannemelijk te maken. Hierin is hij niet geslaagd. Ook al heeft verweerder zijn standpunt dat de verklaringen betreffende de landbouwgrond tegenstrijdig zijn laten vallen en heeft verweerder zoals in de tussenuitspraak is overwogen het niet weten van de kleur van de kerk niet mogen tegenwerpen, alle verklaringen in samenhang bezien heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat de verklaringen nog steeds onvoldoende consistent en overtuigend zijn om het huwelijk aannemelijk te achten.

Slotsom

7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op de overgelegde stukken en de afgelegde verklaringen heeft kunnen concluderen dat eiser zijn huwelijk niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft terecht op die grond de mvv aanvraag afgewezen.
Wat eiser verder heeft aangevoerd, gaat niet over de herstelpoging en behoeft daarom geen bespreking. Reeds hierom komt de rechtbank niet toe aan wat eiser heeft aangevoerd over de doopaktes.

8. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat verweerder het gebrek heeft hersteld en de overige beroepsgronden niet slagen.

9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.312,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).








Beslissing

De rechtbank:


verklaart het beroep gegrond;


vernietigt het bestreden besluit;


bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;


- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.312,50.


Deze uitspraak is gedaan op 22 juli 2020 door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. E. de Jong, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.





griffier rechter




















Afschrift verzonden aan partijen op:




Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.


ECLI:NL:RVS:2011:BR5704 en ECLI:NL:RVS:2012:BX4694.


Vakbijlage Bureau Documenten, p. 6.


Vakbijlage Bureau Documenten, p. 7.


Zie hierover ook r.o. 7 van de tussenuitspraak.
Link naar deze uitspraak