Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBLIM:2021:2361 
 
Datum uitspraak:17-03-2021
Datum gepubliceerd:22-04-2021
Instantie:Rechtbank Limburg
Zaaknummers:AWB 20/1524 ROE 20/1524
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:Omgevingsvergunning voor bedrijfswoning en loods. Loods past binnen agrarische bestemming omdat sprake is van een reëel agrarisch bedrijf. De woning past binnen het bestemmingsplan omdat dit rechtstreeks een tweede bedrijfswoning toestaat en er gelet op de agrarische activiteiten een redelijk belang is om op het perceel te wonen in deze woning.
Trefwoorden:agrarisch
ammoniakrechten
bedrijfswoning
bestemmingsplan
buitengebied
gewassen
melkveehouderij
omgevingsvergunning
paarden
perceel
stikstofdepositie
wabo
waterschap
 
Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: ROE 20/1524

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: ing. B. Hackert),

en


het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas, verweerder
(gemachtigde: mr. N.J.A.G. Alofs).
Als derde-partij neemt aan het geding deel: [vergunninghouder] , te [woonplaats]
(gemachtigde: ing. H.N.J.M. Steins).




Procesverloop

In het besluit van 17 december 2019 (primair besluit) heeft verweerder aan de derde-partij (hierna: vergunninghouder) omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een bedrijfswoning en loods aan de [adres 1] te [woonplaats] .

In het besluit van 29 april 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 21 januari 2021 heeft eiser een aanvulling ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.




Overwegingen


Feiten en omstandigheden


1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.


1.1.
Vergunninghouder heeft op 20 december 2018 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een bedrijfswoning en een loods aan de [adres 1] te [woonplaats] (hierna: het bouwplan). Op de locatie [adres 2] exploiteert vergunninghouder, samen met zijn dochter en haar partner, een agrarisch bedrijf bestaande uit een akkerbouwtak en een paardenhouderij. De dochter en haar partner zijn verantwoordelijk voor de paardenhouderij. Thans zijn vier paarden aanwezig en een aantal pony’s. Na realisatie van het bouwplan zal gestart worden met het houden van zeven paarden, conform de op dit moment ter plaatse toegestane stikstofemissie. Beoogd is het aantal paarden binnen vijf jaar uit te breiden naar 30 stuks. Vergunninghouder wil een tweede bedrijfswoning realiseren, waarin zijn dochter en haar partner zullen gaan wonen, en een stal annex loods, ten behoeve van de stalling van machines en werktuigen en vier aanvullende paardenboxen. Eiser woont op het perceel gelegen naast het perceel waarop de aanvraag ziet.



1.2.
Het perceel waarop de aanvraag ziet, heeft op grond van het bestemmingsplan “1e reparatieherziening bestemmingsplan buitengebied Peel en Maas”, vastgesteld op 29 maart 2017 (hierna: het bestemmingsplan) de bestemming ‘Agrarisch-Grondgebonden’ met functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch uitgesloten- rundveehouderij’ en maatvoering ‘maximum aantal wooneenheden: 2’, alsmede de dubbelbestemmingen ‘Waarde-Archeologie 4’ en ‘Waterstaat-Waterbergend rivierbed’. Op het perceel mogen gebouwen, twee bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken worden opgericht. Het bouwplan is volgens verweerder in strijd met het bestemmingsplan omdat gebouwd wordt in de bestemming ‘Waterstaat-Waterbergend rivierbed’.



1.3.
Bij het primaire besluit heeft verweerder met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in samenhang met artikel 40, derde lid, van de bestemmingsplanregels de omgevingsvergunning verleend. Volgens verweerder is het bouwplan enkel in strijd met de bestemming ‘Waterstaat-Waterbergend rivierbed’, omdat hierop geen gebouwen mogen worden gebouwd. Aangezien het waterschap Limburg bij e-mail van 5 september 2018 heeft aangegeven dat er vanuit de Keur van het waterschap geen beperkingen zijn en Rijkswaterstaat middels het verlenen van een watervergunning van 17 september 2018 akkoord is met het bouwplan, wordt volgens verweerder voldaan aan de voorwaarden om binnenplans af te wijken van het bestemmingsplan.



1.4.
In het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat de paardenhouderij een agrarisch bedrijf is in de zin van het bestemmingsplan, omdat onder een grondgebonden agrarisch bedrijf ook een productiegebonden paardenhouderij valt aangezien dit volgens de definitie een agrarisch bedrijf is waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen (fokken), africhten en trainen en verhandelen van paarden. Uit de aanvraag met bijbehorende documenten blijkt dat hieraan wordt voldaan.



1.5.
Bij brief van 21 januari 2021 heeft eiser aangegeven dat vergunninghouder sinds een half jaar niet meer op [adres 2] woont. Hij zou verhuisd zijn naar een door hem gekochte woning in [plaats] . De woning [adres 2] wordt nu bewoond door de dochter van vergunninghouder en diens partner.




Wettelijk kader


2. In artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo is bepaald dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.

In artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is bepaald dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º van de Wabo bepaalt dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking.

3. In artikel 5.1 ‘Bestemmingsomschrijving’ is, voor zover hier relevant, bepaald dat de voor 'Agrarisch - Grondgebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik, in de vorm van een grondgebonden bedrijf, al dan niet met als nevenactiviteit een niet-grondgebonden bedrijfstak;
b. wonen in een bedrijfswoning.

Op grond van artikel 5.2.1 ‘Bouwregels, algemeen’ mag uitsluitend ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming worden gebouwd.

In artikel 5.2.2 ‘Bouwregels, regels ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ is onder a. bepaald dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ bedrijfswoningen zijn toegestaan tot een maximum aantal zoals is aangeduid op de verbeelding. Op de digitale verbeelding van de plankaart is voor het betreffende perceel in dit verband het aantal van twee woningen aangeduid. Dit staat ook in artikel 5.2.4 ‘Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken’ onder a.

In het bestemmingsplan zijn de volgende begripsbepalingen opgenomen:

Artikel 1.11 agrarisch bedrijf: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Hieronder valt ook een viskwekerij.

Artikel 1.12 agrarisch bedrijfsmatig gebruik: het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een omvang van minimaal 12 NGE.

Artikel 1.29 bedrijf: een inrichting of instelling die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

Artikel 1.34 bedrijfswoning: een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen, wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is.

Artikel 1.79 grondgebonden bedrijf: een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de open grond die bij het bedrijf hoort en waaronder ook begrepen grond met tijdelijke tunnels of andere teeltondersteunende voorzieningen, waaronder:
a. akkerbouwbedrijf;
b. boomkwekerij;
c. melkveehouderij;
d. productiegebonden paardenhouderij.

Artikel 1.132 productiegebonden paardenhouderij: een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voorbrengen (fokken), africhten en trainen en verhandelen van paarden.


Omvang geschil


4. De rechtbank stelt vast dat eisers beroepsgronden geen betrekking hebben op de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit planologisch strijdig gebruik van de bestemming ‘Waterstaat-Waterbergend rivierbed’. De gronden van beroep spitsen zich toe op de vraag of het bouwplan in overeenstemming is met de bestemming ‘Agrarisch-Grondgebonden’. Daarbij gaat het om de vraag of wordt gebouwd ten behoeve van een productiegebonden paardenhouderij en of een tweede bedrijfswoning toegestaan is.


Is sprake van een productiegebonden paardenhouderij?


5. Eiser voert in beroep aan dat geen sprake is van een productiegebonden paardenhouderij, omdat uit de aanvraag niet blijkt dat de paardenhouderij primair gericht is op het fokken van paarden. Het aantal paarden blijft nagenoeg gelijk (maximaal 7), er zijn slechts 4 paardenboxen aanwezig, van enige specifieke voorziening voor het fokken van paarden is niet gebleken en ook de expertise hiervoor is onvoldoende aangetoond. Enig inrichtingsplan ontbreekt, zowel voor wat betreft de fokkerij als de invulling van de “paddock paradise” gedachte. Eiser gelooft niet dat er daadwerkelijk een productiegebonden paardenhouderij gaat komen.

6. De rechtbank overweegt hierover als volgt.



6.1.
Blijkens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2729, is voor het aanmerken van een paardenhouderij als agrarisch ‘bedrijf’ vereist dat deze productiegericht is en de agrarische activiteiten een - werkelijk - agrarisch bedrijfsmatig karakter hebben (een zogenoemd reëel agrarisch bedrijf) en dat voor de beantwoording van die vraag bijkomende gegevens gewicht in de schaal kunnen leggen, zoals, onder meer, het grondareaal, de veebezetting, de intentie waarmee de agrarische activiteiten worden ondernomen, de tijd die hieraan wordt besteed en de al of niet agrarische herkomst van betrokkene. Uit deze gegevens kan veelal worden afgeleid of de agrarische activiteiten een bedrijfsmatig dan wel een daarvan te onderscheiden hobbymatig karakter dragen. Zoals de Afdeling verder heeft overwogen in de uitspraak van bijvoorbeeld 4 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3377, kan ook indien er nog niet daadwerkelijk een agrarisch bedrijf wordt uitgeoefend, maar er een aanzet is tot het exploiteren van een agrarisch bedrijf, omgevingsvergunning worden verleend wanneer in voldoende mate aannemelijk is dat een agrarisch bedrijf tot stand zal komen. Voor de beantwoording van de vraag of een aanzet tot een reëel agrarisch bedrijf aanwezig is, kunnen, naast de inkomsten die uit de agrarische activiteiten worden verkregen, bijkomende gegevens gewicht in de schaal leggen, waaronder het grondareaal, de intentie waarmee de agrarische activiteiten worden ondernomen en de tijd die hieraan wordt besteed.



6.2.
Niet betwist is dat er na realisering van het bouwplan beoogd is om binnen vijf jaren 30 paarden te houden. Ter zitting heeft eiser desgevraagd aangegeven dat als inderdaad 30 paarden worden gehouden, sprake is van een productiegebonden paardenhouderij die past binnen het bestemmingsplan. Blijkens de ‘motivatie bij aanvraag omgevingsvergunning Bouwen’ (hierna: de motivatie), die deel uitmaakt van de aanvraag zal met de paarden worden gefokt en worden zij afgericht, getraind en verhandeld. De productiegebonden paardenhouderij is volgens de motivatie primair gericht op het fokken, africhten en verhandelen van eigen paarden, alsmede het africhten en trainen van paarden van derden. Alle werkzaamheden zijn gericht op deze activiteiten. Deze werkzaamheden zijn door eiser niet toereikend betwist. Door de paardenhouderij wordt één volledige extra arbeidsplaats ontwikkeld. Het bedrijf heeft een oppervlakte van 17 hectare en is te plaatsen in de standaardopbrengst-klasse €25.000 tot €100.000. Volgens de motivatie voorziet het economisch perspectief van het bedrijf een groei tot een middelgroot bedrijf, met een standaardopbrengst van € 125.000 tot €150.000 en een standaardverdiencapaciteit van ongeveer €50.000. De afzet van mest kan tot 50 paarden geheel binnen het eigen bedrijf plaatsvinden. Daarnaast worden er volgens de motivatie opbrengsten gegenereerd van ondersteunende en aanvullende bedrijfsactiviteiten op het terrein van in- en verkoop van paarden, alsmede het aanbieden van kennismodules ten behoeve van fokken, africhten en houden van paarden. In de motivatie is ook vermeld dat de dochter van vergunninghouder een opleiding bedrijfsleider paardensport en -houderij heeft gevolgd en dat zij werkervaring heeft in de paardenhouderij. Haar partner heeft de opleiding ‘Natuurlijk bekappen en mennen enkelspan’ gevolgd en heeft werkervaring bij een manege. Verder is van belang dat de activiteiten weliswaar nog in ontwikkeling zijn, maar dat vergunninghouder de intentie heeft met zijn bedrijf door te groeien.



6.3.
Dat het aantal van 30 paarden op dit moment nog niet mogelijk is vanwege de stikstofdepositie op Natura 2000-gebied, maakt het voorgaande niet anders. Ter zitting heeft vergunninghouder toegelicht dat in dit verband stikstofrechten c.q. ammoniakrechten zullen worden gekocht of dat anderszins extern zal worden gesaldeerd. Daarmee is voldoende aannemelijk gemaakt dat het bedrijf kan uitgroeien naar de gewenste omvang. Tussen partijen is niet in geschil dat voor het houden van 7 paarden waarop onderhavige aanvraag ziet, geen Natuurbeschermingswetvergunning is benodigd.



6.4.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat sprake is van een (aanzet tot een reële) productiegebonden paardenhouderij, als omschreven in artikel 1.132 van het bestemmingsplan. Daarnaast is van belang dat niet alleen sprake is van een paardenhouderij, maar ook van akkerbouwbedrijf en dat de loods ook dient ten behoeve van stalling van machines en werktuigen. Het voorgaande betekent dat sprake is van agrarisch bedrijfsmatig gebruik in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf als bedoeld in artikel 1.12 respectievelijk artikel 1.79 van het bestemmingsplan. Dit betekent het bouwplan in overeenstemming is artikel 5.1 van het bestemmingplan omdat wordt gebouwd ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Het betoog slaagt niet.


Is een tweede bedrijfswoning noodzakelijk?


7. Eiser voert aan dat er geen noodzaak is voor een tweede bedrijfswoning, omdat een uitbreiding naar 30 paarden niet realistisch is aangezien de stikstofdepositie op het meest dichtbij gelegen Natura-2000 gebied slechts 7 paarden toelaat en er slechts 4 paardenboxen aanwezig zijn, wat niet is betwist. Bovendien dient de aanvraag te worden getoetst aan de bepalingen van het bestemmingsplan en niet de mogelijk toekomstige situatie, die bovendien op voorhand niet haalbaar lijkt. Het motief van de oprichting van een tweede bedrijfswoning is volgens eiser slechts gelegen in het bieden van huisvesting aan de dochter en haar partner.

8. De rechtbank overweegt als volgt.



8.1.
De rechtbank stelt voorop dat het gegeven dat vergunninghouder thans niet woonachtig is op [adres 2] niet al bij voorbaat tot gevolg heeft dat een tweede bedrijfswoning niet noodzakelijk zou zijn. Vergunninghouder heeft hierover ter zitting verklaard dat het de bedoeling is dat hij weer in zijn oorspronkelijke woning op [adres 2] gaat wonen indien de nieuwe bedrijfswoning gerealiseerd is.



8.2.
Op grond van het bestemmingsplan zijn maximaal twee bedrijfswoningen op het perceel van vergunninghouder rechtstreeks toegestaan, zodat een beleidsafweging of twee bedrijfswoningen kunnen worden toegestaan niet aan de orde is. Er moet wel sprake zijn van een bedrijfswoning, dus (zoals volgt uit artikel 1.34 van de planregels en weergegeven voor zover hier relevant) van een woning dienend voor de huisvesting van een huishouden, wiens huisvesting ter plaatse gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk is.



8.3.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, zoals blijkt uit onder meer de uitspraak van 18 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:812, is voor de vraag naar de noodzaak van een bedrijfswoning van belang of de bedrijfsprocessen ter plaatse zoveel tijd en aandacht opeisen, dat op grond daarvan een redelijk belang om op het perceel te wonen aanwezig moet worden geacht. Het is aan de aanvrager om dit aannemelijk te maken. In de uitspraak van 15 juli 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ2639, heeft de Afdeling overwogen dat de term ‘noodzakelijk’ niet zodanig mag worden uitgelegd dat een bedrijfswoning enkel is toegelaten indien het betrokken agrarisch bedrijf zonder een dergelijke woning niet kan worden geëxploiteerd. De reden daarvoor is dat hiermee een te enge uitleg aan de term ‘noodzaak’ wordt gegeven.



8.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de noodzaak van de bedrijfswoning aanwezig kunnen achten, aangezien het fokken en trainen van paarden, meer in het algemeen het werken met levende have, met zich meebrengt dat iemand met kennis van zaken te plaatse dient te zijn. Gelet op wat onder 6.2 is overwogen, hebben de dochter en partner, blijkens de niet betwiste motivering, kennis van zaken omtrent het houden van paarden. De aanwezigheid van de paarden heeft tot gevolg dat daarop toezicht dient te worden gehouden en de paarden verzorgd moeten worden. Ook dienen de dochter en/of partner aanwezig te zijn om de bezoekers te ontvangen. Vergunninghouder heeft ter zitting verklaard dat de paarden deelnemen aan wedstrijden, hetgeen, gelet op de aard van de daarmee samenhangende werkzaamheden, intensiever is dan het houden van gewone paarden. Verder blijkt uit de motivering dat sprake zal zijn van een middelgroot bedrijf. Gelet op de aard van de bedrijfsvoering en de omvang van het (beoogde) bedrijf oordeelt de rechtbank dat de bedrijfsvoering ter plaatse zoveel tijd en aandacht opeist dat op grond daarvan een redelijk belang om op het perceel te wonen aanwezig moet worden geacht. Dat de stikstofdepositie op het meest dichtbij gelegen Natura-2000 gebied slechts zeven paarden toelaat waarmee gestart zal worden, maakt het voorgaande niet anders gelet op hetgeen hierover onder 6.3 is overwogen. Dat reeds een bedrijfswoning aanwezig is, maakt het voorgaande evenmin anders nu het bestemmingsplan twee bedrijfswoningen toestaat. Omdat dit bestemmingsplan onherroepelijk is, moet ervan worden uitgegaan dat de ruimtelijk-planologische aanvaardbaarheid hiervan vaststaat. Het betoog slaagt niet.


Conclusie


9. Het beroep is ongegrond.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.






Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van mr. P.M. van den Brekel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2021.






rechter

De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.


Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 maart 2021




Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Link naar deze uitspraak