Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:CRVB:2021:1823 
 
Datum uitspraak:21-07-2021
Datum gepubliceerd:29-07-2021
Instantie:Centrale Raad van Beroep
Zaaknummers:19/164 WIA
Rechtsgebied:Socialezekerheidsrecht
Indicatie:Na herbeoordeling op verzoek van de (ex-)werkgever van appellante heeft het Uwv de loongerelateerde WGA-uitkering beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Geen twijfel aan medisch oordeel.
Trefwoorden:tuinbouw
uitkering
 
Uitspraak
19 164 WIA

Datum uitspraak: 21 juli 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer










Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
28 november 2018, 18/1775 (aangevallen uitspraak)





Partijen:


[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)




PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.Y. van Oel, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het Uwv heeft nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft, door middel van videobellen, plaatsgevonden op 9 juni 2021. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.C. Geldof.




OVERWEGINGEN


1.1.
Appellante is laatstelijk werkzaam geweest als trainer voor 40 uur per week bij [werkgever]
(werkgever). Op 14 mei 2012 heeft zij zich ziek gemeld met lichamelijke klachten. Later zijn ook psychische klachten ontstaan. Na afloop van de voorgeschreven wachttijd heeft het Uwv aan appellante met ingang van 12 mei 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 100%. Met ingang van 12 december 2014 is deze uitkering omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering.



1.2.
Bij brief van 29 mei 2017 is namens de (ex-)werkgever van appellante verzocht om een
herbeoordeling. Appellante heeft het spreekuur bezocht van een voor het Uwv werkzame arts. Deze arts heeft appellante belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die hij heeft neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 augustus 2017. Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen berekend dat appellante 28,28% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft bij besluit van 23 augustus 2017 de loongerelateerde WGA-uitkering van appellante met ingang van 24 oktober 2017 beëindigd, omdat zij met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.



1.3.
In bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML aangepast in verband
met allergieën. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van de aangepaste FML geconcludeerd dat een reservefunctie is komen te vervallen, maar dat appellante onveranderd minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 12 februari 2018 (bestreden besluit) heeft het Uwv het tegen het besluit van 23 augustus 2017 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is. Dat een brief van de huisarts van 5 oktober 2017 pas na het primaire besluit is ontvangen maakt dit niet anders aangezien dit stuk in ieder geval door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn beoordeling is betrokken en een eventueel zorgvuldigheidsgebrek hiermee hersteld is. Appellante heeft niet met medische gegevens aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist beeld had van haar beperkingen. Nu de rechtbank geen reden ziet om te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet zij geen aanleiding een medisch deskundige te benoemen. Ook van een schending van het beginsel van equality of arms is volgens de rechtbank geen sprake. De rechtbank is niet gebleken dat de aan appellante voorgehouden functies haar belastbaarheid overschrijden.



3.1.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat wel degelijk reden is het medisch oordeel van de verzekeringsarts in twijfel te trekken. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt niet in hoeverre de brief van de huisarts van 5 oktober 2017 een rol heeft gespeeld bij de heroverweging. Het simpelweg opnemen van de brief in de lijst van gegevens die de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geraadpleegd is volgens appellante onvoldoende om de twijfel ten aanzien van de deskundigheid en de zorgvuldige totstandkoming van het bestreden besluit weg te nemen. Appellante is verder van mening dat de functie medewerker tuinbouw, verspener (SBC-code 111010) niet geschikt is vanwege haar allergieën.



3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

4. De Raad oordeelt als volgt.



4.1.
In geschil is de vraag of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante in de zin van de Wet WIA terecht met ingang van 24 oktober 2017 heeft vastgesteld op minder dan 35% en terecht de WGA-uitkering van appellante heeft beëindigd.



4.2.
Het oordeel van de rechtbank en de aan dat oordeel ten grondslag gelegde overwegingen worden geheel onderschreven. Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd over de brief van de huisarts van 5 oktober 2017 leidt niet tot een ander oordeel. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, volgt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 25 januari 2018 dat de brief van de huisarts van 5 oktober 2017 kenbaar bij de beoordeling is betrokken. Het oordeel van de rechtbank dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde medische beperkingen in de FML van 29 januari 2018 wordt eveneens gevolgd.



4.3.
Wat appellante heeft aangevoerd over de geschiktheid van de functie Medewerker tuinbouw leidt evenmin tot een ander oordeel. Binnen de primair geselecteerde functie Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) met SBC-code 111010 zijn de deelfuncties verspener (2 arbeidsplaatsen) en medewerker champignonkwekerij (1 arbeidsplaats) geduid. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 17 maart 2020 erkend dat de deelfunctie verspener niet geschikt is voor appellante vanwege haar allergieën. Hij heeft vervolgens een extra (parttime) deelfunctie medewerker champignonkwekerij (2 arbeidsplaatsen) geselecteerd, zodat voor SBC-code 111010 nog steeds aan de vereiste drie arbeidsplaatsen is voldaan. Door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is genoegzaam gemotiveerd dat beide deelfuncties medewerker champignonkwekerij geschikt zijn voor appellante omdat het product (champignons) in afgesloten cellen wordt gekweekt en het geen bomen en grassen zijn, waardoor er geen sprake is van blootstelling aan pollen. De mate van arbeidsongeschiktheid blijft hiermee ongewijzigd minder dan 35%. Dit maakt dat het Uwv de WGA-uitkering van appellante terecht met ingang van 24 oktober 2017 heeft beëindigd.



4.4.
Uit 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.





BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.


Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van
B.V.K. de Louw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2021.



(getekend) S.B. Smit-Colenbrander



(getekend) B.V.K. de Louw
Link naar deze uitspraak