Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBDHA:2021:10550 
 
Datum uitspraak:29-09-2021
Datum gepubliceerd:15-10-2021
Instantie:Rechtbank Den Haag
Zaaknummers:AWB - 19 _ 3655
Rechtsgebied:Belastingrecht
Indicatie:Natuurschoonwet 1928. Geen rangschiikking. Landgoed kwalificeert zich niet als buitenplaats met historisch park van > 1 ha van voor 1850..
Trefwoorden:economische zaken, landbouw en innovatie
landbouw
landbouw, natuur en voedselkwaliteit
natuurschoonwet
rijksmonument
 
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 19/3655

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2021 in de zaak tussen


[eiseres] BV, te [vestigingsplaats 1] , eiseres
(gemachtigde: mr. C. Vrieling),

en


de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (thans: de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) en de Staatssecretaris van Financiën, verweerders
(gemachtigden: mr. C.J.M. Daniels en mr. B. Jongbloed).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij], te [vestigingsplaats 2] (China),
(gemachtigde: mr. J. Mommers).



Procesverloop

Bij besluit van 6 juni 2018 (het primaire besluit) hebben verweerders de aanvraag van eiseres om rangschikking van het landgoed [landgoed] te [plaats] ( [landgoed] ) onder de Natuurschoonwet 1928 (Nsw) afgewezen.

Bij het besluit van 30 april 2019 (het bestreden besluit 1) hebben verweerders het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Bij besluit van 20 april 2020 (het bestreden besluit 2) hebben verweerders het bestreden besluit 1herzien en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld. Ingevolge artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit 2.

Verweerders hebben een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend.

Verweerders hebben aanvullende stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2021. Voor eiseres is L.S. Hu verschenen, bijgestaan door de gemachtigde en de externe deskundige K. Aschman. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De derde-partij is verschenen bij gemachtigde.






Overwegingen


Waar gaat deze zaak over?

1. De rechtbank stelt vast dat verweerders het bestreden besluit 1 waarbij het bezwaar van eiseres wegens ontbreken van proceslang niet-ontvankelijk hebben verklaard, hangende het daartegen ingestelde beroep hebben gewijzigd met het bestreden besluit 2. Voor het beroep van eiseres is gericht tegen het bestreden besluit 1 heeft eiseres bij de behandeling daarvan geen procesbelang meer en zal het beroep daartegen niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank bespreekt thans het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit 2.

2. De onroerende zaak [landgoed] omvat de percelen in de kadastrale gemeente Wassenaar, sectie [X] nummers [kadastraal nummer 1] en [kadastraal nummer 2] met een gezamenlijke oppervlakte van 1.12.01 hectare. Bovendien grenst [landgoed] aan het parkbos van 10 hectare dat in eigendom is van de gemeente Wassenaar. Het geheel betreft een rijksmonument.

3. Op 19 september 2016 heeft eiseres een aanvraag ingediend om de nog te verwerven onroerende zaak [landgoed] als landgoed te rangschikken onder de Nsw. Verweerders hebben de aanvraag afgewezen.


Wat is het standpunt van eiser?


4. Eiseres kan zich niet verenigen met de afwijzing van zijn aanvraag. Primair voert eiseres aan dat het verzoek om rangschikking moet worden getoetst aan het nieuwe rangschikkingsbesluit die op 1 januari 2021 in werking is getreden. Subsidiair wordt aangevoerd dat [landgoed] als een (deel van een) historische buitenplaats kan worden gerangschikt. Er zijn voldoende elementen van aanleg uit verschillende perioden bewaard gebleven, te weten: het parkbos, de formele geometrische vormen van de tuin en de water- en padenstructuur. Ook moet het parkbos in eigendom van de gemeente Wassenaar aangemerkt worden als historisch park, dat samen met de oorspronkelijke bebouwing kan worden aangemerkt als buitenplaats. Elementen die duidelijk herkenbaar en zichtbaar aanwezig zijn in het parkbos en waarvan vaststaan dat deze van vóór 1850 dateren, zijn bijvoorbeeld de zeven lindenbomen in een cirkel, de heuvel waar deze linden op staan, de oude beukenlaan en de drooggevallen waterkom. Dat deze herkenbare elementen niet aanwezig zijn op de onroerende zaak waarvoor rangschikking wordt gevraagd, doet hier niet aan af. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres vier verschillende rapporten, afbeeldingen, kaartmateriaal en een beoordeling van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) ingebracht, die volgens haar aantonen dat er vóór 1850 een tuin- of parkaanleg aanwezig was. Eiseres beroept zich tenslotte op het gelijkheidsbeginsel en voert daartoe aan dat die landgoederen in verscheidene situaties wel zijn gerangschikt en dat deze grote overeenkomsten vertonen met haar aanvraag.


Wat zijn de regels?


5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.



Wat is het oordeel van de rechtbank?


6. De rechtbank moet beoordelen of verweerders de aanvraag van eiseres om rangschikking van de onroerende zaak onder de Nsw terecht hebben afgewezen. Voor zover het verzoek ziet op het toetsen van het rangschikkingsverzoek aan het nieuwe rangschikkingsbesluit, is de rechtbank met verweerders van oordeel dat het verzoek om rangschikking van 8 september 2016 getoetst moet worden aan de regels die destijds van toepassing waren. Een rangschikking gaat namelijk in op de datum dat het verzoek hiertoe wordt gedaan. Het nieuwe besluit is op 1 januari 2021 in werking getreden en bevat voor situaties als deze geen overgangsrecht.


Het begrip buitenplaats


7. De rechtbank overweegt dat onder landgoed wordt verstaan: een historische buitenplaats met een tuin of park van ten minste één hectare waarvan de aanleg dateert van vóór 1850 en die herkenbaar aanwezig is. Verweerders hebben beoordelingsruimte bij het bepalen of een onroerende zaak kan worden aangemerkt als landgoed. Het is aan eiseres om aan de hand van kaart- en/of beeldmateriaal inzichtelijk te maken hoe een tuin- of parkaanleg er vóór 1850 uitzag. Alleen dan kan beoordeeld worden of de tuin of het park inderdaad nog herkenbaar aanwezig is. In de overgelegde rapporten worden slechts elementen van aanleg benoemd zonder dat aangegeven wordt hoe deze elementen onderling samenhangen dan wel hoe deze zich ten opzichte van de bebouwing verhouden. Dit blijkt ook uit het later ingebrachte deskundigenrapport van K.D. Aschman. Deze onsamenhangende elementen vormen onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen spreken van een historische tuin- of parkaanleg. Er is niet voldoende inzichtelijk gemaakt uit welke bestanddelen de tuin of het park bestond en welke bestanddelen daarvan nog behouden zijn gebleven. Er wordt ook niet bestreden dat tot 1850 geen gedetailleerd kaart- of beeldmateriaal van het terrein bekend was, terwijl visuele aspecten voor het vaststellen van een buitenplaats van groot belang zijn. Verder hebben verweerders ter zitting aangevoerd dat op het terrein op een andere locatie een nieuwe buitenplaats is gecreëerd. Uit de overgelegde kaarten kan worden afgeleid dat de in de documentatie geschetste formele geometrische vorm van de tuin in samenhang met het hoofdgebouw die dateerde van vóór 1850 op een andere locatie ligt dan het huidige kasteel met bijbehorende tuin. Alleen daarom kan er geen sprake zijn van nog aanwezige elementen van vroegere tuinaanleg en is er per definitie geen sprake van (een deel van) een buitenplaats van vóór 1850. Het vorenstaande in aanmerking genomen hebben verweerders terecht niet aannemelijk geacht dat er vóór 1850 sprake was van een met het hoofdhuis architectonisch verbonden historische tuin of historisch park van ten minste één hectare.


Aanleunrangschikking


8. Daarnaast volgt de rechtbank verweerders in hun standpunt dat de ingediende aanvraag om aan te leunen tegen een rangschikking van het parkbos in eigendom van de gemeente Wassenaar niet mogelijk is. [landgoed] grenst niet aan een andere onroerende zaak die als landgoed in de zin van de Nsw is aangemerkt nu van een rangschikking van het parkbos geen sprake is. Ingevolge hiervan is de aanvraag van eiseres voor een aanleunrangschikking terecht afgewezen.


Het gelijkheidsbeginsel


9. Voorts overweegt de rechtbank dat de in beroep aangevoerde rangschikkingen van de landgoederen ( [landgoederen] ) niet vergelijkbaar zijn met ‘ [landgoed] ’. Eiseres heeft niet betwist dat bij die rangschikkingen sprake is van een rangschikking als Nsw-landgoed van minimaal 5 hectare en niet van een rangschikking als Nsw-buitenplaats. De voor een buitenplaats gestelde eisen gelden niet en er is daarom geen sprake van gelijke gevallen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel treft geen doel.

10. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep gericht tegen het bestreden besluit 2 ongegrond.

11. Nu verweerders met het bestreden besluit 2 aan het beroep tegen het bestreden besluit 1 zijn tegemoet gekomen bestaat er aanleiding verweerders te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank bepaalt de hoogte van de proceskosten op € 1496,00 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting bij een zaak van gemiddeld gewicht (wegingsfactor 1) met een waarde van € 748,00 per punt).




Beslissing

De rechtbank


verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;


verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond;


bepaalt dat verweerders aan eiseres de proceskosten vergoeden ad € 1496,00.



Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2021.


verhinderd te tekenen

griffier rechter


Afschrift verzonden aan partijen op:



Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.








Bijlage


Natuurschoonwet (de Nsw)


Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Nsw wordt onder landgoed verstaan: een in Nederland gelegen, geheel of gedeeltelijk met natuurterreinen, bossen of andere houtopstanden bezette onroerende zaak- daaronder begrepen die waarop een buitenplaats of andere, bij het karakter van het landgoed passende, opstallen voorkomen- voor zover het blijven voortbestaan van die onroerende zaak in zijn karakteristieke verschijningsvorm voor het behoud van het natuurschoon wenselijk is.

Ingevolge het tweede lid worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld inzake de voorwaarden waaraan een onroerende zaak moet voldoen om te kunnen worden aangemerkt als een landgoed. Die voorwaarden betreffen:
a. De oppervlakte de onroerende zaak, waarbij mede in aanmerking kan worden genomen de oppervlakte van één aangrenzende onroerende zaak die als een landgoed is aangemerkt of gelijktijdig met de eerstgenoemde onroerende zaak als een landgoed wordt aangemerkt, indien tussen de beide onroerende zaken een nauwe historische band bestaat;
(..)


Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet (het RNsw)


Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van het RNsw wordt in dit besluit verstaan onder buitenplaats: onroerende zaak met daarop gelegen een in oorsprong verstrekt huis, een kasteel, een buitenhuis of een landhuis, eventueel met bijgebouwen met een architectonisch daarmee verbonden historische tuin of historisch park van ten minste één hectare waarvan de aanleg dateert van vóór 1850 en herkenbaar aanwezig is, indien dit complex, dan wel ten minste één van de onderdelen daarvan, een beschermd monument is dat is ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Monumentenwet 1988.

Ingevolge artikel 2, eerste lid en onder a, van de RNsw dient een onroerende zaak om als landgoed aangemerkt te kunnen worden te voldoen aan de voorwaarde dat de oppervlakte van de onroerende zaak ten minste vijf hectare bedraagt.

Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Rnsw kan een onroerende zaak met een oppervlakte kleiner dan 5 hectare ook als een landgoed in de zin van de Nsw aangemerkt worden indien op de onroerende zaak een buitenplaats is gelegen.

Ingevolge artikel 3, eerste en tweede lid, van het RNsw volgt dat ook delen van buitenplaatsen in aanmerking komen voor rangschikking op grond van de Nsw.




Artikel 2, vijfde lid, van de Natuurschoonwet 1928.


Buitenplaats [landgoed] , Toelichting op de datering van de parkaanleg in verweer bij de NSW-aanvraag.


Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3128.
Link naar deze uitspraak