Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:CRVB:2019:796 
 
Datum uitspraak:13-03-2019
Datum gepubliceerd:13-03-2019
Instantie:Centrale Raad van Beroep
Zaaknummers:16/7682 AOW
Rechtsgebied:Socialezekerheidsrecht
Indicatie:Toekenning ouderdomspensioen krachtens de AOW ter hoogte van 40% van het pensioen voor een gehuwde. Appellant is niet voor de AOW verzekerd geweest in de periode van 1977 tot 1 juli 1980. Geen toekenning van partnertoeslag, omdat de partnertoeslagregeling met ingang van 1 januari 2015 is komen te vervallen.
Trefwoorden:aow
ingezetene
loonbelasting
partnertoeslag
uitkering
 
Uitspraak
167682 AOW

Datum uitspraak: 1 november 2018


Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer









Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
11 november 2016, 16/3260 AOW (aangevallen uitspraak)





Partijen:


[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)


PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2018. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. W. van den Berg.




OVERWEGINGEN


1.1.
Appellant, geboren [in] 1950, heeft in 2014 een aanvraag ingediend om toekenning van een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Daarbij heeft appellant gemeld dat hij van 1977 tot 1988 in Nederland heeft gewoond en gewerkt.



1.2.
Uit door de Svb bij het Uwv ingewonnen informatie blijkt dat appellant van 1 november
1988 tot 26 september 2001 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ontving.



1.3.
Bij besluit van 16 februari 2015 heeft de Svb aan appellant met ingang van oktober 2015 een ouderdomspensioen krachtens de AOW toegekend ter hoogte van 40% van het pensioen voor een gehuwde. Daarbij is overwogen dat appellant niet verzekerd is geweest ingevolge de AOW van 1 oktober 1965 tot en met 30 juni 1980 en van 1 januari 2000 tot en met
30 september 2015.



1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 15 april 2016 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Daarbij is vermeld dat appellant vanaf 1980 in het zogenoemde schakelregister is geregistreerd. Appellant is niet bekend bij het door hem opgegeven bedrijf [naam bedrijf], twee andere door appellant opgegeven bedrijven bestaan niet meer en appellant is niet bekend bij diverse pensioenfondsen.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat de Svb op basis van zorgvuldig onderzoek terecht tot de conclusie is gekomen dat appellant niet voor de AOW verzekerd is geweest in de periode van 1977 tot 1 juli 1980. Appellant heeft geen informatie ingebracht die tot een andere conclusie dient te leiden. Verder heeft de rechtbank overwogen dat terecht geen partnertoeslag is toegekend, omdat de partnertoeslagregeling met ingang van 1 januari 2015 is komen te vervallen.



3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij van 1977 tot 1987 in Nederland heeft gewoond en gewerkt. Een afschrift van een inschrijvingsbewijs van het Algemeen Ziekenfonds Rotterdam is ter onderbouwing van zijn standpunt ingebracht. Verder heeft hij zijn standpunt dat hij recht heeft op partnertoeslag herhaald.



3.2.
De Svb heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.



4.1.
Tussen partijen is in geschil of appellant gedurende het tijdvak van 1 januari 1977 tot
1 juli 1980 verzekerd is geweest ingevolge de AOW op de grond dat hij in Nederland heeft gewoond − en toen ingezetene is geweest in de zin van artikel 3 van de AOW − of hier te lande heeft gewerkt en ter zake daarvan aan de loonbelasting onderworpen is geweest. Tevens is in geschil of appellant recht heeft op een partnertoeslag.



4.2.
Op grond van de nu bekende gegevens moet geconcludeerd worden dat appellant zijn stelling dat hij gedurende het tijdvak van 1 januari 1977 tot 1 juli 1980 in Nederland heeft gewoond en gewerkt, niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarbij is allereerst van belang dat appellant geen controleerbare gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt van werkzaamheden hier te lande of waaruit afgeleid kan worden dat toen sprake was van een duurzame band van persoonlijke aard tussen appellant en Nederland. De Svb heeft op grond van de door appellant verstrekte summiere gegevens geprobeerd meer informatie te verkrijgen bij diverse bedrijven en pensioenfondsen, maar deze pogingen hebben niet geleid tot gegevens welke de gestelde werkzaamheden en het gestelde verblijf hier te lande in de tussen partijen in geding zijnde periode kunnen bevestigen. De Svb heeft over het in hoger beroep ingebrachte inschrijvingsbewijs van het Algemeen Ziekenfonds terecht opgemerkt dat niet met zekerheid kan worden geconcludeerd dat dit bewijs betrekking heeft op appellant, omdat de daarop vermelde persoonsgegevens onvolledig zijn.



4.3.
Verder wordt in navolging van de rechtbank geoordeeld dat appellant geen recht heeft op partnertoeslag. In artikel 8, eerste lid, van de AOW is, voor zover van belang, neergelegd dat de pensioengerechtigde die voor 1 januari 2015 is gehuwd en voor die datum recht heeft op ouderdomspensioen en van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, overeenkomstig de bepalingen van deze wet recht heeft op een toeslag. Nu appellant eerst met ingang van oktober 2015 recht heeft op een ouderdomspensioen, voldoet hij niet aan de in artikel 8, eerste lid, van de AOW vermelde voorwaarden.



4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.




















BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.


Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van Y. Azirar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2018.



(getekend) M.M. van der Kade



De griffier is verhinderd te ondertekenen.




Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.



RB
Link naar deze uitspraak