Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBLIM:2019:9051 
 
Datum uitspraak:08-10-2019
Datum gepubliceerd:09-10-2019
Instantie:Rechtbank Limburg
Zaaknummers:
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Burengeschil. Kort geding. Spoedeisend belang. Het gevorderde verwijderen van de ‘boom’ is door de voorzieningenrechter afgewezen. Overwogen is dat in het kort geding, bij gebreke van voldoende vaststaande feiten, niet kan worden vastgesteld dat de betreffende beplanting een boom is, welke zich in de verboden zone ex artikel 5:42 lid 2 BW bevindt. Evenmin kan worden vastgesteld dat de ‘boom’ een zodanige overlast veroorzaakt dat daardoor sprake is van onrechtmatige hinder, op grond waarvan de ‘boom’ voor verwijdering in aanmerking komt. De gevorderde nakoming van de, in een bodemprocedure tussen partijen tot stand gekomen, vaststellingsovereenkomst wordt deels toegewezen.
Trefwoorden:perceel
vaststellingsovereenkomst
wettelijke rente
 
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht


zaaknummer: C/03/268712 / KG ZA 19-430


Vonnis in kort geding bij vervroeging van 8 oktober 2019


in de zaak van




1 [eiser sub 1]
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. L. Isenborghs te Heerlen,

tegen




1 [gedaagde sub 1]
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. N.P.H. Vissers te Roermond.


Partijen zullen hierna [eisers] c.s. en [gedaagden] c.s. genoemd worden.




1De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:


de dagvaarding van 19 september 2019 met acht producties


de mondelinge behandeling, waarbij [gedaagden] c.s. een pleitnota hebben voorgedragen en overgelegd.





1.2.
Ten slotte is vonnis bij vervroeging bepaald op heden.





2De feiten

2.1.
Partijen zijn buren. [eisers] c.s. wonen in [woonplaats] aan de [adres 1] en [gedaagden] c.s. op nummer [adres 2] .



2.2.
In een bodemgeschil tussen partijen, met zaaknummer/rolnummer: C/03/253481 / HA ZA 18-402, heeft de rechter op 31 januari 2019 op de bovenstaande adressen een descente en comparitie gehouden. Partijen hebben op die comparitie, ten overstaan van de rechter, een vaststellingsovereenkomst (hierna te noemen: de vaststellingsovereenkomst) gesloten. De vaststellingsovereenkomst is vastgelegd in het proces-verbaal van descente en comparitie (productie 1, laatste bijlage, bij dagvaarding). Partijen zijn onder andere het volgende overeengekomen:

* het door [gedaagden] c.s. te plaatsen hekwerk zal niet hoger zijn dan de garage, en is


gelijk aan het hekwerk dat er reeds staat.


* het poortje mag incidenteel gebruikt worden, en [eisers] c.s. zal hiervoor tijdig


een verzoek indienen. Het gaat hier om een incidenteel persoonlijk recht.


* de laurier en andere beplanting mag niet over de erfgrens heen hangen.


(achterzijde huis)


* de klimop aan de voorzijde van de percelen, zoals vervlochten in het hek wordt


door [eisers] c. s. en [gedaagden] c. s. zelf, aan ieders zijde, bijgehouden met dien


verstande dat de klimop niet wordt stuk geknipt.


* Het hangslot op het poortje wordt door [gedaagden] c.s. verwijderd.


* Het poortje wordt dichtgemaakt in de zin van ondoorzichtig door [gedaagden] c.s..


* [eisers] c.s. zorgt voor functionele toegang en terugleggen tegels.


* Ovk kan niet worden ontbonden of vernietigd.




2.3.

[eisers] c.s. hebben [gedaagden] c.s. bij e-mailbericht van 21 mei 2019 (productie 5 bij dagvaarding) gesommeerd om uiterlijk op 18 juni 2019 de bovenstaande afspraken na te komen en de boom op het erf van [gedaagden] c.s. aan de achterzijde van de garage te verwijderen.





3Het geschil


3.1.

[eisers] c.s. vorderen samengevat - bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] c.s. te veroordelen:
1) tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst, binnen één maand na het wijzen van dit vonnis, ten aanzien van a) het plaatsen van het hekwerk, b) het snoeien van de laurier en overige beplantingen (in plaats van “beplatingen”), c) het verwijderen van het hangslot aan het poortje en het ondoorzichtig maken van het poortje, telkens op straffe van een dwangsom, indien [gedaagden] c.s. hierin nalatig blijven;
2) om de overlast gevende boom, welke grenst aan het perceel van [eisers] c.s., binnen één maand na het wijzen van dit vonnis, te verwijderen, op straffe van een dwangsom, indien [gedaagden] c.s. hierin nalatig blijven;
3) om [eisers] c.s. in de gelegenheid te stellen om de op hun rustende verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst na te komen, op straffe van een dwangsom voor iedere keer dat [gedaagden] c.s. dit weigeren;
4) [gedaagden] c.s. te veroordelen in de (na)kosten van deze procedure, vermeerderd met wettelijke rente.

[eisers] c.s. stellen dat zij een spoedeisende belang hebben bij toewijzing van de vorderingen gelet op aard en wijze waarop de afspraken tot stand zijn gekomen. [gedaagden] c.s. hebben niet gereageerd op de aanmaning van 21 mei 2019.



3.2.

[gedaagden] c.s. voeren verweer.



3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.





4De beoordeling
Spoedeisend belang

4.1.
Het spoedeisend belang van [eisers] c.s. - bij de vorderingen op grond van de vaststellingsovereenkomst - is voldoende aanwezig. [gedaagden] c.s. zijn de vaststellingsovereenkomst, wat betreft het plaatsen van het hekwerk, het snoeien van de beplanting, het ondoorzichtig maken van het poortje en het verwijderen van het hangslot, naar de stelling van [eisers] c.s. niet nagekomen, terwijl de betreffende afspraken in de vorm van een executoriale titel al op 31 januari 2019 zijn gemaakt en [eisers] c.s. op grond van artikel 6:38 BW terstond nakoming ervan kunnen vorderen. De gevorderde verwijdering van de boom (rov. 3.1 onder 2) hangt voldoende samen met de andere vorderingen van [eisers] c.s. Ook die vordering betreft hetgeen partijen als buren verdeeld houdt en is daardoor spoedeisend.


Plaatsen hekwerk (rov. 3.1 onder 1 en a)




4.2.

[gedaagden] c.s. zijn, doordat zij het hekwerk niet hebben geplaatst, met inachtneming van het bovenstaande, te kort geschoten in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst. [gedaagden] c.s. hebben op de mondelinge behandeling gesteld dat - kort gezegd - [eisers] c.s. debet zijn aan het feit dat het hekwerk nog niet is geplaatst, maar [eisers] c.s. hebben die stelling bestreden. [eisers] c.s. hebben, aldus stellen zij, geen bezwaar gemaakt tegen het te plaatsen hekwerk. [eisers] heeft enkel de aannemer van [gedaagden] c.s. bericht dat hij het niet eens is met het te plaatsen poortje.
Nu is gesteld noch gebleken dat het hekwerk niet separaat van het poortje kan worden geplaatst, komt de omstandigheid dat die aannemer de betreffende werkzaamheden in opdracht van [gedaagden] c.s. kennelijk alleen in één keer wil uitvoeren voor rekening en risico van [gedaagden] c.s. Het gevorderde plaatsen van het hekwerk wordt derhalve toegewezen, met dien verstande dat, gelet op de aard van de te verrichten werkzaamheden, [gedaagden] c.s. binnen twee maanden nadat dit vonnis aan hen is betekend het hekwerk moeten plaatsen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt op de onder beslissing 5.2 te vermelden wijze.


Snoeien laurier en overige beplatingen tot op de erfgrens (rov. 3.1 onder 1 en b)




4.3.

[gedaagden] c.s. hebben op de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij conform de vaststellingsovereenkomst de bewuste beplanting hebben gesnoeid; zij betwisten dat er nog takken over de erfgrens hangen. De door [eisers] c.s. overgelegde foto (productie 3 bij dagvaarding) betreft volgens [gedaagden] c.s. niet de actuele situatie. Die foto moet volgens [gedaagden] c.s. zijn genomen voor de laatste, conform de vaststellingsovereenkomst, verrichte snoeibeurt.
Deze betwisting maakt dat die foto, waarop geen datum van opname is vermeld, onvoldoende is om de gestelde tekortkoming van [gedaagden] c.s. voorshands uit af te leiden. Doordat dit kort geding zich niet leent voor een nadere bewijsvoering door [eisers] c.s. moet het gevorderde snoeien worden afgewezen.


Verwijderen van het hangslot en het ondoorzichtig maken van het poortje (rov. 3.1 onder 1 en c)




4.4.

[gedaagden] c.s. moeten op grond van de vaststellingsovereenkomst - kort gezegd - het hangslot, dat los aan het poortje hangt en het poortje afsluit, verwijderen. [gedaagden] c.s. die dit niet hebben gedaan, zijn dan ook, met inachtneming van rechtsoverweging 4.1, toerekenbaar te kort geschoten in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst. [gedaagden] c.s. hebben gesteld dat er een nieuw poortje met een ander slot komt, maar die omstandigheid ontslaat hen niet van de voornoemde verplichting tot het (terstond) verwijderen van het hangslot. Het gevorderde verwijderen van het hangslot zal dan ook worden toegewezen.

[gedaagden] c.s. dienen ook zorg te dragen voor - kort gezegd - een ondoorzichtig poortje. Voorshands is onvoldoende gebleken dat dit alleen maar zou mogen door het bestaande poortje ondoorzichtig te maken. Zonder nadere door [eisers] c.s. te geven toelichting, die niet is gegeven, valt niet in te zien dat [gedaagden] c.s. niet aan deze afspraak kunnen voldoen indien zij een nieuw ondoorzichtig poortje plaatsen. Meegewogen wordt dat het huidige poortje eigendom is van [gedaagden] c.s. Voorshands moet het er derhalve voor worden gehouden dat [eisers] c.s. ten onrechte bezwaar maken tegen het plaatsen van een nieuw ondoorzichtig poortje. Het gevorderde wordt derhalve deels toegewezen, op de in beslissing 5.4 te vermelden wijze.


Dwangsom betreffende verwijderen hangslot en ondoorzichtig maken poortje




4.5.
Een prikkel tot het zorgdragen van een ondoorzichtig poortje door [gedaagden] c.s. ligt vooralsnog niet in de rede, aangezien ook [eisers] c.s. debet zijn aan het feit dat er nog geen ondoorzichtig poortje is geplaatst. Doordat [eisers] c.s. bezwaar hebben gemaakt tegen het plaatsen van een dergelijk poortje, is het ondoorzichtige poortje niet door de aannemer van [gedaagden] c.s. geplaatst en het hangslot nog niet verwijderd. Gelet hierop wordt de gevorderde dwangsom afgewezen.



Verwijderen boom (rov. 3.1 onder 2)




4.6.
In deze procedure kan, bij gebreke van voldoende vaststaande feiten, niet worden vastgesteld dat de betreffende beplanting een boom is, welke zich in de verboden zone ex artikel 5:42 lid 2 BW bevindt. Evenmin kan worden vastgesteld dat de ‘boom’ een zodanige overlast voor [eisers] c.s. veroorzaakt dat daardoor sprake is van onrechtmatige hinder, op grond waarvan de ‘boom’ voor verwijdering in aanmerking komt. Het gevorderde wordt afgewezen.


Nakoming vaststellingsovereenkomst door [eisers] c.s. (functionele toegang plus tegels en snoeien klimop)




4.7.

[eisers] c.s. hebben gesteld dat zij niet in de gelegenheid zijn gesteld door [gedaagden] c.s. om de tegels terug te leggen. Uit het over en weer op de mondeling behandeling gestelde valt echter af te leiden dat, zo [eisers] c.s. niet in de gelegenheid zijn gesteld om die tegels terug te leggen, dat te maken heeft met de geplande werkzaamheden betreffende het plaatsen van het hekwerk en poortje, zodat het er voorshands voor gehouden moet worden dat zodra die werkzaamheden zijn afgerond [gedaagden] c.s. [eisers] c.s. in de gelegenheid zullen stellen de betreffende werkzaamheden (functionele toegang plus tegels) uit te voeren. Hiermee moet deze vordering worden afgewezen als ontijdig. De stelling dat [eisers] c.s. niet in de gelegenheid zijn gesteld om de vaststellingsovereenkomst na te komen is ook overigens ongegrond, omdat de betreffende onderliggende feiten voorshands niet vaststaan.


Proceskosten




4.8.
Aangezien elke partij heeft te gelden als op enig punten in het ongelijk gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.





5De beslissing
De voorzieningenrechter


5.1.
veroordeelt [gedaagden] c.s. tot het plaatsen van het hekwerk, als overeengekomen bij de vaststellingsovereenkomst, proces-verbaal van descente en comparitie van 31 januari 2019, binnen twee maanden nadat dit vonnis aan hen is betekend,



5.2.
veroordeelt [gedaagden] c.s. om aan [eisers] c.s. een dwangsom te betalen van € 25,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken veroordeling voldoen, tot een maximum van € 25.000,- is bereikt,



5.3.
veroordeelt [gedaagden] c.s. tot het verwijderen van het hangslot op het poortje, als overeengekomen bij de vaststellingsovereenkomst, proces-verbaal van descente en comparitie van 31 januari 2019, binnen één maand nadat dit vonnis aan hen is betekend,



5.4.
veroordeelt [gedaagden] c.s. tot het plaatsen van een ondoorzichtig poortje, binnen twee maanden nadat dit vonnis aan hen is betekend,



5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,



5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,



5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken.



type: CM
Link naar deze uitspraak