Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBOBR:2019:6509 
 
Datum uitspraak:08-11-2019
Datum gepubliceerd:08-11-2019
Instantie:Rechtbank Oost-Brabant
Zaaknummers:19/2335
Rechtsgebied:Bestuursprocesrecht
Indicatie:Deze zaak gaat over een uitgebreide last onder dwangsom met betrekking tot een groot aantal overtredingen. Verzoekster wil, kort samengevat, voorkomen dat zij tijdens de bezwaarfase dwangsommen verbeurt. In deze uitspraak krijgt verzoekster voor een deel gelijk en voor een deel ook niet. Er orden vier onderdelen van de last geschorst omdat verweerder niet volledig is geweest in zijn onderzoek naar een concreet zicht op legalisatie. Dat hoeft niet per se met een bestemmingsplan, maar kan ook met een omgevingsvergunning. Dat heeft verweerder niet onderkend.
Trefwoorden:aanlegvergunning
agrarisch
bedrijfswoning
bestemmingsplan
bestuursdwang
buitengebied
omgevingsvergunning
perceel
wabo
 
Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht


zaaknummer: SHE 19/2335


uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 november 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen


Bierbrouwerij Oijen B.V., te Oijen, verzoekster,
(gemachtigde: mr. L.P.M. van Erp),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss, verweerder
(gemachtigde: E.C.J. Janssen-Van der Heijden, A.A.S.A.M. Zwaans en
R.W.M. van den Broek).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam 1], te [woonplaats] , gemachtigde: mr. N.M.C.H. Crooijmans.



Procesverloop

In het besluit van 11 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder diverse lasten onder dwangsom opgelegd ten aanzien van 20 overtredingen met betrekking tot Bierbrouwerij Ooijen B.V. te Oijen.

Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2019. Verzoekster is vertegenwoordigd door [naam 2] , bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.




Overwegingen

1. Deze zaak gaat over een uitgebreide last onder dwangsom met betrekking tot een groot aantal overtredingen. Verzoekster wil, kort samengevat, voorkomen dat zij tijdens de bezwaarfase dwangsommen verbeurt. In deze uitspraak krijgt verzoekster voor een deel gelijk en voor een deel ook niet. Hieronder wordt eerst een overzicht gegeven van alle feiten en omstandigheden. Daarna worden de belangrijkste onderdelen van het verzoek op een rij gezet. Die onderdelen worden vervolgens behandeld. Voor de leesbaarheid van deze uitspraak, is als bijlage bij deze uitspraak een tabel met de overtredingen en de termijnen daarvan opgenomen. Verder is als bijlage bij deze uitspraak ook de relevante wettelijke bepalingen opgenomen.
Feiten en omstandigheden
2. Verzoekster exploiteert sinds het jaar 2012 een bierbrouwerij aan de [adres] (de locatie). Dit adres bestaat uit meerdere percelen waarbij op de percelen OENOO F 155 en OSSOO p 8 het bestemmingsplan “Bierbrouwerij –Oijen 2012” van toepassing is. Dit is een op maat gemaakt bestemmingsplan waarin een bierbrouwerij is toegestaan met daaraan ondergeschikt horeca-activiteiten tot een oppervlakte van maximaal 113 m2 op de in het bestemmingsplan aangeduide percelen. Op het perceel OENOO F 184 geldt het bestemmingsplan “Buitengebied Lith 2013”.

3. Verweerder heeft op 3 september 2013 aan verzoekster een exploitatievergunning verleend waarin onder andere is opgenomen dat het bedrijf om 23.00 uur gesloten moet zijn, er inpandig maximaal 80 personen gelijktijdig aanwezig mogen zijn en het terras in de periode 1 oktober tot 1 april voor het publiek geheel gesloten en opgeruimd dient te zijn.

4. Verzoekster wil onder andere graag haar horeca-activiteiten uitbreiden. Zij is daarover al enige tijd in overleg met verweerder die daar voor het laatst in december 2018 nog randvoorwaarden heeft gesteld. Er is een concept-bestemmingsplan en verzoekster heeft hierop de bijbehorende toelichting gemaakt, maar het concept is nog niet als ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Vooruitlopend op het bestemmingsplan heeft verzoekster onder andere al een groter terras aangelegd, laat zij meer personen toe dan toegestaan en is de horeca niet meer ondergeschikt aan de bierbrouwerij.

5. Een aantal buren (de derde belanghebbenden) zijn het niet eens met deze gang van zaken en hebben daarover al vaker bij verweerder geklaagd. Naar hun mening heeft verweerder daar onvoldoende op gereageerd. Om deze reden hebben de families [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] op 2 april 2019 een schriftelijk verzoek tot handhaving ingediend. Zij hebben aangegeven vooral last te hebben van parkeer- en geluidsoverlast. Verder klagen zij over het feit dat verzoekster zich niet aan de openingstijden van het terras houdt aangezien deze het hele jaar wordt opengehouden en zij heeft het terras vergroot zonder daarvoor een vergunning aan te vragen. Verzoekster laat meer bezoekers toe dan toegestaan, er zijn diverse bijgebouwen gerealiseerd zonder dat daarvoor een vergunning is verleend en de bewoning van het huisje op deze locatie is in strijd met het bestemmingsplan.

6. Naar aanleiding van het verzoek tot handhaving, heeft verweerder eerst gecontroleerd of sprake is van een overtreding van de openingstijden. Op 4 en 11 mei 2019 heeft een toezichthouder van verweerder gecontroleerd. Deze toezichthouder heeft geconstateerd dat er na 23.00 uur nog bezoekers aanwezig waren, er stond geen muziek meer aan en de lichten waren gedimd. Verder werd er geen nieuwe alcoholische drank meer verstrekt en het personeel was nog aan het opruimen. Op 11 mei 2019 werd daarnaast nog waargenomen dat de laatste bezoekers om 23.45 uur vertrokken. Op 17 mei 2019 heeft de omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN) een algehele controle uitgevoerd op de percelen en in het bedrijf van verzoekster. Er zijn 19 overtredingen geconstateerd. Verweerder heeft vervolgens een brief (een vooraankondiging) aan verzoekster gestuurd waarin hij heeft bericht dat hij van plan is om een last onder dwangsom op te gaan leggen, maar dat hij dat nog niet definitief heeft besloten. Verzoekster heeft daarop gereageerd. Op 11 juli 2019 heeft verweerder de last onder dwangsom opgelegd.

7. In deze last onder dwangsom worden 20 overtredingen genoemd. Een aantal overtredingen (overtreding 16 tot en met 20) moeten per direct worden beëindigd, een aantal overtredingen (overtreding 2 tot en met 5, 7 tot en met 11, 13 tot en met 15) moeten binnen 2 maanden worden beëindigd, overtreding 12 moet binnen 6 maanden worden beëindigd en overtreding 1 en 6 moeten binnen 12 maanden worden beëindigd.


Het verzoek

8. Verzoekster heeft een voorlopige voorziening ingediend omdat verweerder heeft geweigerd de termijn waarbinnen de overtreding moet worden beëindigd (de zogeheten begunstigingstermijn) te verlengen tot dat er beslissing is genomen op het door haar ingediende bezwaarschrift. In dit bezwaarschrift betwist verzoekster 3 overtredingen (overtreding 1,12 en 18). Zij wil 8 overtredingen beëindigen (5,9,10,13,15,16,17 en 20). Volgens verzoekster kunnen 9 overtredingen (2,3,4,6,7,8,11,14 en 19) op termijn worden gelegaliseerd zodra verweerder het ingediende concept bestemmingsplan goedkeurt.

9. Verweerder heeft de begunstigingstermijn pas op 10 september 2019 geschorst. Deze schorsing heeft niet automatisch terugwerkende kracht. Verweerder heeft desgevraagd op de zitting aangegeven dat dit ook niet de bedoeling was. De schorsing heeft dus geen betrekking op de lasten ten aanzien van overtredingen 16 tot en met 20. Daarnaast moeten een aantal overtredingen binnen 2 maanden worden beëindigd. Die laatste termijn was bijna verstreken en verweerder heeft enkel toegezegd dat hij de begunstigingstermijn opgeschort tot dat op de voorlopige voorziening is beslist. Dat betekent dat direct na de uitspraak de schorsing van de begunstigingstermijn is afgelopen. Verweerder heeft daarna uitdrukkelijk bevestigd dat het de bedoeling is om voor 1 april 2020 de beslissing op bezwaar te nemen.

10. Om te voorkomen dat er voor 1 april 2020 onomkeerbare dingen gebeuren voordat verweerder op het bezwaar van verzoekster heeft beslist, biedt de Awb de mogelijkheid aan de bestuursrechter om maatregelen te laten treffen om die onomkeerbare gevolgen te voorkomen. Tijdens de zitting heeft verzoekster aangegeven op welke overtreding het verzoek tot voorlopige voorziening betrekking heeft. Het gaat verzoekster om overtreding 4,7,8,9,11,12,14,18,19 en 20. Ten aanzien van die overtredingen, gaat de voorzieningenrechter hierna per overtreding in op de vraag of er in de tussentijd een ordemaatregel moet worden getroffen. Het verzoek ziet dus niet op de overige overtredingen. De daarop betrekking hebbende lasten worden dus niet geschorst.


Overtredingen
:

11. Hieronder worden de resterende overtredingen behandeld. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

12. Een concreet zicht op legalisatie van de overtreding wil zeggen dat binnen redelijke termijn de overtreding wordt opgeheven door bijvoorbeeld een wijziging van het bestemmingsplan of verlening van een vergunning.


Overtreding 4


13.1.
Verweerder heeft gelast de destilleerderij en productie anders dan bierbrouwen, te verwijderen en verwijderd te houden aangezien voor de destilleerderij geen vergunning is verleend. Verzoekster handelt in strijd met het bestemmingsplan (artikel 2.1. lid 1 onder c van de Wabo). Verweerder heeft een dwangsom opgelegd van € 1.000,- per week met een maximum van € 6.000,-,



13.2.
Verzoekster voert aan dat de destilleerderij noodzakelijk is voor het neerzetten van zijn concept. Legalisatie onder het nieuwe bestemmingsplan zal dan ook noodzakelijk zijn. De restalcohol die overblijft na het brouwen van bier wordt gedestilleerd tot diverse soorten jenever en limoncello. Nu de destilleerderij past binnen de randvoorwaarden die door verweerder zijn gesteld, vertrouwt verzoekster op toekomstige legalisatie.



13.3.
Op grond van het huidige bestemmingsplan is alleen een bierbrouwerij toegestaan en dus niet een destilleerderij. Verzoekster wil deze overtreding gaan legaliseren door middel van het conceptplan, maar dat is nog niet ter inzage gelegd. Pas als dat is gebeurd, kan een concreet zicht op legalisatie worden aangenomen. De voorzieningenrechter ziet daarom nog geen concreet zicht op legalisatie op grond van het conceptbestemmingsplan. Maar een ontwerpbestemmingsplan is niet de enige manier waarop deze overtreding kan worden gelegaliseerd. Dat kan ook met een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan. Weliswaar is deze vergunning (nog) niet aangevraagd, maar dat neemt niet weg dat verweerder wel moet nagaan of zo’n vergunning kan worden verleend als daarvoor een aanvraag wordt ingediend. Verweerder heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij in zijn besluit niet heeft onderzocht of voor de destilleerderij een vergunning kan worden verleend. Verweerder heeft dit onderdeel van zijn besluit onvoldoende gemotiveerd. De voorzieningenrechter denkt dat dat de verschillen tussen een brouwerij en een destilleerderij klein zullen zijn, omdat deze in het gebouw staat. Nu de omwonenden niet hebben gezegd dat ze last hebben van de destilleerderij, schorst de voorzieningenrechter het besluit ten aanzien van overtreding 4 tot 6 weken na het nemen van het besluit op bezwaar.


Overtreding 7



14.1.
Verweerder heeft gelast om de air-trampoline binnen 2 maanden te verwijderen en daarbij een dwangsom opgelegd van € 500,- per week dat de overtreding van artikel 2.1 lid 1 onder a en c van de Wabo niet binnen 2 maanden is beëindigd doordat de air-trampoline (Y op bijlage 2) nog steeds aanwezig is zonder vergunning, met een maximum van € 3.000,-



14.2.
Verzoekster stelt dat de air-trampoline past binnen de randvoorwaarden, ten aanzien van de mogelijkheden voor speelvoorzieningen en toestellen. Legalisatie behoort op grond van het nieuwe bestemmingsplan tot de mogelijkheden. De huidige locatie van de air-trampoline is op dezelfde plaats waar deze in de tekening behorende bij de randvoorwaarden is gesitueerd. Verwijderen van de air-trampoline kan gelet hierop, dan ook niet verlangd worden.



14.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de air-trampoline vooral voor overlast zorgt als deze wordt gebruikt. Zolang deze niet wordt gebruikt, zal de air-trampoline ook geen overlast veroorzaken. Verzoekster heeft tijdens de zitting aangegeven dat de air-trampoline niet zal worden gebruikt in de herfst- en wintermaanden. Nu verweerder heeft aangegeven dat hij voor 1 april 2020 een besluit op bezwaar zal nemen, schorst de voorzieningenrechter dit onderdeel van het besluit worden geschorst tot 6 weken na het nemen van het besluit op bezwaar onder de voorwaarde dat de air-trampoline niet wordt gebruikt.


Overtreding 8



15.1.
Verweerder heeft gelast om binnen 2 maanden het voetbalveld en de daarbij behorende voorzieningen zoals de goals en ballenvangers te verwijderen. Verweerder heeft een dwangsom opgelegd van € 500,- per week dat de overtreding van artikel 2.1 lid 1 onder a en c van de Wabo niet binnen 2 maanden is beëindigd doordat het voetbalveld en de daarbij horende voorzieningen nog steeds aanwezig zijn zonder vergunning, met een maximum van € 3.000,-.



15.2.
Verzoekster is van mening dat ten onrechte gesteld wordt dat binnen de gestelde randvoorwaarden toekomstige legalisatie niet mogelijk is. Zij is van mening dat onder de randvoorwaarden speelterrein-speeltoestellen, een voetbalveld wel degelijk tot de mogelijkheden behoort. Toekomstige realisatie is mogelijk en het voetbalveld is gesitueerd binnen het toekomstige bestemmingsvlak speelterrein.



15.3.
Het huidige voetbalveld past niet in het conceptplan. Daarom is er geen concreet zicht op legalisatie, zelfs niet als het conceptplan ter inzage wordt gelegd. De voorzieningen zoals de goals en ballenvangers zijn makkelijk te verwijderen en elders te zetten. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om deze overtreding te schorsen. Dit onderdeel van het verzoek zal worden afgewezen. Dat betekent dat de voorzieningen zo snel mogelijk zullen moeten worden verwijderd.


Overtreding 9



16.1.
Verweerder heeft gelast om de verharding binnen 2 maanden te verwijderen en daarbij een dwangsom opgelegd van € 500,- per week dat de overtreding van artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo niet binnen 2 maanden is beëindigd doordat de verharding binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden — Landschap’ nog steeds aanwezig is zonder vergunning, met een maximum van € 3.000,-.



16.2.
Verzoekster voert aan dat zij de verharding zal verwijderen voor zover deze niet ingevolge de randvoorwaarden legaliseerbaar is in het nieuwe bestemmingsplan. De verharding die niet wordt verwijderd, zal worden opgenomen in dat nieuwe bestemmingsplan.



16.3.
De voorzieningenrechter begrijpt dit verzoek aldus dat verzoekster alleen verzoekt om een schorsing van de verwijdering van de verharding die past in het conceptplan en niet om een schorsing van de verwijdering van de overige verharding (want die wil hij kennelijk toch al weghalen). Het conceptplan is nog niet ter inzage gelegd zodat er op grond daarvan geen concreet zicht op legalisatie in het conceptbestemmingsplan. Echter, deze overtreding kan ook worden opgeheven door de verlening van een omgevingsvergunning voor het aanleggen van de verharding en het afwijken van het huidige bestemmingsplan. Verweerder heeft in zijn besluit niet onderzocht of deze vergunning kan worden verleend. Ten aanzien van deze overtreding dient verweerder nog na te gaan indien er een aanvraag zou worden ingediend, een aanlegvergunning voor de verharding zou kunnen worden verleend. Verweerder heeft dit onderdeel van zijn besluit onvoldoende gemotiveerd. Dit onderdeel van het verzoek zal worden toegewezen en het besluit zal ten aanzien van deze overtreding worden geschorst tot 6 weken na het nemen van het besluit op bezwaar. De voorzieningenrechter benadrukt dat deze schorsing geen betrekking heeft op de verharding die niet past in het conceptplan want daar ziet het verzoek om voorlopige voorziening niet op.




Overtreding 11

17.1
Verweerder gelast om binnen 2 maanden de aarden wal te verwijderen en verwijderd te houden en heeft daarbij een dwangsom opgelegd van € 500,- per week dat de overtreding van artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo niet binnen 2 maanden is beëindigd doordat de aarden wal op de percelen aanwezig is zonder vergunning, met een maximum van € 3.000,-.



17.2.
Verzoekster voert aan dat de wal onderdeel uitmaakt van de houtwal die reeds lange tijd aanwezig is op het perceel. Zij is voornemens de wal te beplanten overeenkomstig het inrichtingsplan. De wal past bovendien binnen de in randvoorwaarden opgenomen bestemming oeverwallandschap, zodat deze in het nieuwe bestemming gelegaliseerd kan worden. Daarnaast heeft de wal een geluidswerende functie.



17.3.
Ten aanzien van dit onderdeel van het verzoek geldt hetzelfde als hiervoor bij overtreding 10. Er is geen concreet zicht is op legalisatie omdat het conceptplan nog niet ter inzage is gelegd, maar verweerder is niet nagegaan of een omgevingsvergunning voor het aanleggen van de wal kan worden verleend. Verder heeft de buurman die het dichts bij de aarden wal woont tijdens de zitting aangegeven, daarvan geen last te hebben. Dit onderdeel van het verzoek zal worden toegewezen en het besluit zal op dit onderdeel worden geschorst tot 6 weken na het nemen van het besluit op bezwaar.


Overtreding 12



18.1.
Verweerder heeft gelast om het inrichtingsplan binnen 6 maanden uit te voeren en heeft daarbij een dwangsom opgelegd van € 500,- per week dat de overtreding van artikel 2,1 lid 1 onder c van de Wabo niet binnen 6 maanden is beëindigd doordat het inrichtingsplan niet geheel is uitgevoerd, met een maximum van € 3.000,-.



18.2.
Verzoekster is van mening dat er geen sprake is van een overtreding met betrekking tot het inrichtingsplan. Verzoekster denkt dat zij het plan al heeft uitgevoerd. De huidige situatie is door [naam 7] van de gemeente in het bijzijn van de heer [naam 2] beoordeeld en akkoord bevonden. Verzoekster is dan ook van mening dat de controleurs nu ten onrechte hebben geconcludeerd dat het inrichtingsplan niet volledig is uitgevoerd. Verzoekster wil het alsnog wel uitvoeren, maar dan zou verweerder wel navraag moeten doen bij [naam 7] .



18.3.
De voorzieningenrechter beschouwt het standpunt van verzoekster als een beroep op het vertrouwensbeginsel. Dit wordt tegenwoordig beoordeeld aan de hand van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694. Deze spoedprocedure leent zich er niet voor om [naam 7] te gaan horen als getuige. Verweerder heeft betwist dat hij heeft gezegd dat verzoekster klaar was. Verder kan gemakkelijk worden voldaan aan het inrichtingsplan en wil verzoekster dit kennelijk ook doen. Zij heeft hiervoor ook nog even de tijd gelet op de langere begunstigingstermijn. De voorzieningenrechter weegt de belangen bij naleving van het inrichtingsplan zwaarder en wijst dit onderdeel van het verzoek af.


Overtreding 14



19.1.
Verweerder heeft gelast om binnen 2 maanden het laten verwijderen van
puingranulaat van het agrarisch perceel en heeft daarbij een dwangsom opgelegd van
€ 1.000,- per week dat de overtreding van artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo niet binnen 2 maanden is beëindigd doordat het puingranulaat op de percelen wordt opgeslagen zonder vergunning, met een maximum van € 6.000,-.



19.2.
Verzoekster stelt dat zij het puingranulaat heeft opgeslagen vooruitlopend op het nieuwe bestemmingsplan ten behoeve van toekomstige verharding. Hij kon het granulaat goedkoop kopen op het moment dat hij het aanschafte, en heeft dat gedaan omdat hij voorzag het in de toekomst nodig te hebben. Het nu afvoeren van het granulaat en later weer terugbrengen kost een veelvoud van wat het granulaat heeft gekost en is daarmee niet redelijk. Het granulaat veroorzaakt bovendien geen overlast.



19.3.
Het doet er niet toe of het opslaan van puingranulaat overlast veroorzaakt. De opslag mag gewoon niet op agrarische gronden. Verzoekster mag haar gronden niet gebruiken als een opslagplaats. Daarom wijst de voorzieningenrechter dit onderdeel van het verzoek af. Het puingranulaat zal direct moeten worden verwijderd.


Overtreding 18



20.1.
Verweerder heeft gelast dat verzoekster per direct de sluitingstijden naleeft van de exploitatievergunning en daarbij een last onder dwangsom opgelegd van € 1.000,- per constatering per week dat de overtreding van artikel 1:4, lid 2 van de Apv niet per direct is beëindigd doordat verzoeker de sluitingstijden van de exploitatievergunning niet naleeft, met een maximum van € 6.000,-;



20.2.
Verzoekster betwist dat het bedrijf op 4 en 11 mei 2019 later was gesloten dan 23.00 uur. De directeur van verzoekster, de heer [naam 2] , heeft op beide avonden zelf gewerkt en heeft er zelf voor zorggedragen dat om 23.00 uur alle gasten weg waren en de buitendeur op slot was. Ook op de beelden van de beveiligingscamera’s van die data is duidelijk te zien dat op beide dagen om 23.00 uur het bedrijf gesloten was. Wel brandde er na sluitingstijd binnen nog licht, aangezien de medewerkers nog aan het opruimen waren en er werd schoongemaakt. Dergelijke werkzaamheden zijn echter normaal na sluitingstijd en op grond van de exploitatievergunning niet verboden. Verzoekster betwist dan ook te hebben gehandeld in strijd met de exploitatievergunning, zodat ten aanzien van dit punt ten onrechte handhavend optreden wordt aangekondigd.



20.3.
Uit de controle rapporten die ambtshalve zijn opgemaakt, kan worden afgeleid dat verweerder bij de twee controles die hij heeft uitgevoerd, een keer op 11 mei 2019 heeft geconstateerd dat verzoekster zich niet hield aan de sluitingstijden zoals opgenomen in de exploitatievergunning. Deze spoedprocedure leent zich er niet voor om de toezichthouder te gaan horen als getuige. Gelet op het feit dat verzoekster tijdens de zitting heeft aangegeven dat zij zich zal houden aan de sluitingstijden, is er geen reden om het besluit op dit onderdeel te schorsen. Daarom wijst de voorzieningenrechter dit onderdeel van het verzoek af.


Overtreding 19



21.1.
Verweerder heeft gelast dat verzoekster per direct de toegestane personen zoals opgenomen in de exploitatievergunning, dient na te leven en daarbij een last onder dwangsom opgelegd van € 5.000,- per constatering per week dat de overtreding van artikel 1:4, lid 2 van de Apv niet binnen 2 maanden is beëindigd doordat er meer personen aanwezig zijn dan de exploitatievergunning toestaat, met een maximum van € 30.000,-.



21.2.
Verzoekster voert aan dat de besprekingen/onderhandelingen over het nieuwe bestemmingsplan voor de percelen al geruime tijd lopen. Daarbij zijn van meet af de omwonenden/verzoekers tot handhaving betrokken. Het per direct terugbrengen van het maximum aantal personen op de locatie van verzoekster, stelt hem voor onoverkomelijke problemen. De besprekingen over het nieuwe bestemmingsplan zijn er dan ook met name op gericht om de schaalvergroting die voor verzoekster noodzakelijk is om rendabel te kunnen blijven exploiteren, mogelijk te maken. Als het nieuwe bestemmingsplan wordt goedgekeurd kan het door verweerder in procedure worden genomen. Als dat niet zo is en het proces loopt vertraging op, is het te ingrijpend om van verzoeker te verlangen dat het maximum aantal personen, met name buiten, zo ingrijpend wordt teruggebracht. Dat kan niet per direct dat kost ten minste een jaar teneinde de omzet te kunnen handhaven om de kosten van deze reorganisatie te kunnen opbrengen.



21.3.
Op grond van de exploitatievergunning mag verzoekster binnen in het horecagedeelte maximaal 80 personen tegelijk toestaan. Verzoekster zal zich daar, in ieder geval de komende maanden tot het nemen van het besluit op bezwaar aan dienen te houden. Overigens is er binnen het horecagedeelte geen plek om meer mensen te ontvangen. Verzoekster heeft ook aangegeven het terras in de wintermaanden niet te openen. Omdat verweerder heeft toegezegd voor 1 april 2020 te beslissen, is er geen aanleiding om te schorsen. Daarom wijst de voorzieningenrechter dit onderdeel van het verzoek af.


Overtreding 20



22.1.
Verweerder heeft gelast het per direct naleven van de regels dat het terras in de winterperiode niet gebruikt mag worden en daarbij een last onder dwangsom opgelegd van
€ 5.000,- per constatering per week dat de overtreding van artikel 1:4, lid 2 van de Apv niet binnen twee maanden is beëindigd doordat het terras in de periode van 1 oktober tot 1 april in gebruik is en niet is opgeruimd, met een maximum van € 30.000,-.



22.2.
Verzoekster zal voldoen aan de huidige exploitatievergunning en het terras in de periode 1 oktober tot 1 april voor publiek gesloten en opgeruimd houden.



22.3.
Verzoekster heeft aangegeven dat het terras de komende herfst- en wintermaanden niet zal worden gebruikt en verweerder heeft aangegeven dat hij voor 1 april 2020 het besluit op bezwaar zal nemen. Daarom wijst de voorzieningenrechter dit onderdeel van het verzoek af.


Conclusie

23. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe ten aanzien van overtreding 4,7,9 en 11 en treft ten aanzien daarvan voorlopige voorzieningen zoals hierboven omschreven. Omdat het verzoek gedeeltelijk wordt toegewezen, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Nu de voorzieningenrechter geen waarde toekent aan het concept-bestemmingsplan, is er geen aanleiding voor de door verzoekster gevraagde vergoeding van deskundigenkosten.


Tot slot

24. De voorzieningenrechter geeft partijen het volgende mee. Verzoekster heeft grootse toekomstplannen voor haar bedrijf en is al begonnen met het realiseren daarvan. Zij heeft daarvoor geen toestemming gevraagd van verweerder. Dit had verzoekster niet moeten doen. Het is in strijd met de wet en het wekt irritatie bij de buren. Zij worden geconfronteerd met overlast en verweerder heeft niet van te voren kunnen kijken of deze overlast binnen de perken blijft. Verweerder heeft ook geen voorschriften kunnen geven om deze overlast te beperken. Verzoekster doet er goed aan om niet alleen in gesprek te gaan met de gemeente maar ook met de omwonenden om nog meer procedures te voorkomen.

Beslissing


De voorzieningenrechter

 schorst het bestreden besluit tot 6 weken na het nemen van de beslissing op bezwaar ten aanzien van overtreding 7 onder de voorwaarde dat de air-trampoline gedurende de schorsing niet wordt gebruikt;
 schorst het bestreden besluit tot 6 weken na het nemen van de beslissing op bezwaar ten aanzien van overtreding 9, voor zover daarom is verzocht;
 schorst het bestreden besluit tot 6 weken na het nemen van de beslissing op bezwaar ten aanzien van overtreding 4 en 11;
 wijst het verzoek voor het overige af;
 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan verzoekster te vergoeden;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.024,-, te betalen aan verzoekster.


Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.M.C. van Og, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 8 november 2019.







griffier voorzieningenrechter


Afschrift verzonden aan partijen op:





Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

















Lijst met overtredingen












Nr.




Wat moet u doen?




Binnen welke termijn




Overtreding van





1


Terugbrengen bierbrouwerijactiviteiten en horeca daaraan ondergeschikt maken


12 maanden


- Bestemmingsplan:
strijdig gebruik
- Algemene plaatselijke verordening (Apv)




2


Terras verkleinen tot maximaal 140m2.


2 maanden


- Bestemmingsplan:
strijdig gebruik
- Algemene plaatselijke verordening (Apv)




3


Stoppen met aanbieden van niet- extensieve recreatie


2 maanden


- Bestemmingsplan:
strijdig gebruik




4


Verwijderen en verwijderd houden van de destilleerderij en productie anders dan bierbrouwen


2 maanden


- Bestemmingsplan:
strijdig gebruik




5


Bewoning chalet en bijgebouw bij bedrijfswoning en de bewoning van de percelen door twee huishoudens beëindigen en beëindigd houden.


2 maanden


- Bestemmingsplan:
strijdig gebruik




6


Verwijderen van de gebouwen en bouwwerken zoals aangegeven op bijlage 2


12 maanden


- Bestemmingsplan:
strijdig gebruik / bouwen




7


Verwijderen van de airtrampoline


2 maanden


- Bestemmingsplan:
strijdig gebruik / bouwen




8


Verwijderen voetbalveld en voorzieningen


2 maanden


- Bestemmingsplan:
strijdig gebruik / bouwen




9


Verwijderen verharding


2 maanden


- Bestemmingsplan:
strijdig gebruik




10


Verwijderen muur betonnen (lego)blokken


2 maanden


- Bestemmingsplan:
strijdig gebruik / bouwen




11


Verwijderen aarden wal


2 maanden


- Bestemmingsplan:
strijdig gebruik




12


Uitvoeren inrichtingsplan


6 maanden


- Bestemmingsplan:
strijdig gebruik




13


Stoppen met kampeerterrein voor campers en verwijderen voorzieningen


2 maanden


- Bestemmingsplan:
strijdig gebruik




14


(laten) verwijderen puingranulaat van agrarisch perceel


2 maanden


- Bestemmingsplan:
strijdig gebruik




15


Verwijderen en verwijderd houden van uitweg / ontsluiting


2 maanden


- Apv
- Bestemminasolan:




























Beatrixweg





strijdig gebruik




16


Staken en gestaakt houden gebruik gehele verdieping bedrijfspand


Per direct


- Bouwbesluit 2012
(Bouwbesluit)
- Bestemmingsplan:
strijdig gebruik




17



Verbeteren vluchtmogelijkheden bedrijfsgebouw


Per direct


- Bouwbesluit
- Bestemmingsplan:
strijdig gebruik / bouwen




18


Naleven sluitingstijden exploitatievergunning


Per direct


- Apv
- Voorwaarden exploitatievergunning




19


Naleven aantal toegestane personen exploitatievergunning


Per direct


- Apv
- Voorwaarden
exploitatievergunning




20


Naleven regels dat terras in winterperiode niet gebruikt mag worden




Per direct


- Apv
- Voorwaarden exploitatievergunning










































Wettelijk kader.



Artikel 2.1. lid 1 a en c Wabo



Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:


a. het bouwen van een bouwwerk,


(…)


c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,


(…)



Artikel 1a Woningwet

1. De eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.
2 Een ieder die een bouwwerk bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, dan wel een open erf of terrein gebruikt of laat gebruiken, draagt er, voor zover dat in diens vermogen ligt, zorg voor dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.
3 De eigenaar van een bouwwerk of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen onderzoekt, of laat onderzoek uitvoeren naar, de staat van dat bouwwerk, voor zover dat bouwwerk behoort tot bij ministeriële regeling vast te stellen categorieën bouwwerken waarvan is vast komen te staan dat die een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid kunnen opleveren.
Bij ministeriële regeling worden voorschriften gegeven omtrent het onderzoek.




Artikel 1.18 Bouwbesluit


Het is verboden om zonder of in afwijking van een gebruiksmelding:


a. een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken indien:


1. daarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn, of


2. toepassing is gegeven aan artikel 1.3 in verband met een in hoofdstuk 6 of 7 uit het oogpunt van brandveiligheid gegeven voorschrift, en


b. een woonfunctie in gebruik te nemen of te gebruiken voor kamergewijze verhuur.


2 Het eerste lid is niet van toepassing op het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk waarvoor een vergunning voor brandveilig gebruik is vereist.


3 Het eerste lid, onderdeel a, onder 1, is niet van toepassing op het in gebruik nemen of gebruiken van:


a. een één- of meergezinswoning;


b. een wegtunnel.


4 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing bij het veranderen van een bouwwerk of van het gebruik daarvan, indien eerder een gebruiksmelding is gedaan en door het veranderen een afwijking ontstaat van de bij die melding verstrekte gegevens.
5 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder bouwwerk mede verstaan een gedeelte daarvan dat is bestemd om afzonderlijk te worden gebruikt.



APV Oss



Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
1.
Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2.
Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.



Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
1.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
2.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:
a. ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;
b. als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
c. als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of
d. als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
3.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken , de Waterschapskeur of de provinciale wegenverordening.



Bestemmingsplan

4.1

Bestemmingsomschrijving


4.1.1

Algemeen

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:


. extensieve dagrecreatie;


. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras': een terras met een maximale oppervlakte van 140 m²;


. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca': een bierbrouwerij als hoofdfunctie met ondergeschikte horecafunctie;


. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': het wonen, uitsluitend in de bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van de woonfunctie;


. uitsluitend parkeren, ter plaatse van de aanduiding 'parkeren';


. uitsluitend maximaal 10 recreatiechalets ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';


. het verzorgen van wandel-, fiets-, nordic walking- en huifkartochten;


. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;


. de landschappelijke inpassing zoals aangegeven in het inrichtingsplan, dat als bijlage onderdeel uitmaakt van deze regels;



met bijbehorende voorzieningen.



4.1.2

Detaillering bestemmingsomschrijving



. Onder de functie 'bierbrouwerij als hoofdfunctie met ondergeschikte horecafunctie' wordt verstaan:


1. het brouwen van bier;


2. het geven van rondleidingen;


3. het houden van proeverijen;


4. het geven van biercursussen;


5. horeca, al dan niet voor passanten, met een oppervlakte van maximaal 113 m² die onlosmakelijk en als niet-zelfstandig onderdeel verbonden is met de bierbrouwerij.


b. De doelen in artikel 4.1.1 onder a tot en met h zijn vanaf 1 jaar na het onherroepelijk worden van artikel 4.1.1 uitsluitend toegestaan mits de inrichting van de in deze bestemming begrepen gronden voldoet aan het inrichtingsplan dat als bijlage onderdeel uitmaakt van deze regels.






1.19

bierbrouwerij:

een bedrijf dat zich toelegt op het brouwen van bier.



1.34

extensieve dagrecreatie

recreatief medegebruik waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en naar de aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;



1.36

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.



1.37

gebouwd terras:

een uitbouw aan een gebouw in gebruik ten behoeve van een horecavestiging, die uitsluitend dienst doet als zitgelegenheid voor bezoekers van die horecavestiging.



1.41

horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse of elders te nuttigen.



1.49

ondergeschikte horecafunctie

horeca als extern gerichte nevenactiviteit die zich niet specifiek richt op gebruikers van de hoofdfunctie en die qua omvang ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en horeca als ondersteunende activiteit die zich richt op de gebruikers van de hoofdfunctie en die eveneens qua omvang ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.



1.55

recreatiewoning:

een gebouw dat dient als tijdelijk verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.
Link naar deze uitspraak