Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBOBR:2020:2626 
 
Datum uitspraak:18-05-2020
Datum gepubliceerd:22-05-2020
Instantie:Rechtbank Oost-Brabant
Zaaknummers:C/01/356074 / KG ZA 20-11 C/01/356074 / KG ZA 20-11
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Kort geding. verbod plaatsen onrechtmatige reviews
Trefwoorden:burgerlijk wetboek
koopovereenkomst
tarieven
wettelijke rente
 
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch


zaaknummer / rolnummer: C/01/356074 / KG ZA 20-115


Vonnis in kort geding van18 mei 2020


in de zaak van



[eiser]
, h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J. Lubbers te Arnhem,

tegen




1 [gedaagde 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
verschenen in persoon, mede optredend voor zijn partner
2. [gedaagde 2],
niet verschenen,
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden.

Eiser zal hierna [eiser] worden genoemd. Gedaagde sub 1 zal hierna [gedaagde 1] worden genoemd en gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen gezamenlijk worden aangeduid met [gedaagden] .




1De procedure

1.1.
De procedure blijkt uit:


de dagvaarding van 24 maart 2020 met 12 producties;


het verweerschrift, tevens inhoudende een tegeneis van [gedaagden] met 10 producties;


de nagezonden producties 13 tot en 15 van [eiser] ;


de nagezonden producties 11 tot en met 13 van [gedaagden] ;


de mondelinge behandeling op 1 april 2020;


de pleitnota van [eiser] .





1.2.
De gedaagde in een kort geding kan alleen een tegeneis (eis in reconventie) instellen tegen de eisende partij indien hij in de procedure wordt bijgestaan door een advocaat die deze eis dan namens hem ter zitting instelt. Nu [gedaagde 1] in persoon ter terechtzitting is verschenen (mede namens zijn partner [gedaagde 2] , gedaagde sub 2), niet bijgestaan door een advocaat, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de door [gedaagden] aan het slot van zijn verweerschrift geformuleerde tegeneis niet kan worden toegelaten. De voorzieningenrechter zal [gedaagden] daarom niet ontvankelijk verklaren in de eis in reconventie.



1.3.
Daags na de zitting hebben [gedaagden] nog een emailbericht met enige bijlagen naar de voorzieningenrechter gezonden waarin zij inhoudelijk nader op de zaak ingaan. De voorzieningenrechter heeft geen acht geslagen op de inhoud van deze stukken en zal deze bij de beoordeling verder ook buiten beschouwing laten.



1.4.
Aanvankelijk was vonnis bepaald op 10 april 2020. Daags voor de uitspraak heeft [gedaagde 1] de voorzieningenrechter gewraakt. In verband daarmee is de procedure geschorst tot de uitspraak van de wrakingskamer op het wrakingsverzoek. De wrakingskamer heeft bij beslissing van 14 mei 2020 het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens is het vonnis nader bepaald op heden.





2De feiten

2.1.

[eiser] , handelend onder de naam [handelsnaam] , verricht in opdracht van derden schadevaststellingen en taxaties, onder meer binnen de bouw- en interieurbranche. [eiser] wordt door rechtsbijstandsverzekeraars, advocaten en in gerechtelijke procedures ingeschakeld als deskundige om de (oorzaak van) schade of gebreken vast te stellen en daarover te rapporteren. [eiser] is (onder andere) ingeschreven bij het Nederlands Instituut Van Register Experts (NIVRE) en het Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen (LRGD).



2.2.

[gedaagden] waren in het verleden vennoten van de vof [naam VOF] . Deze vof dreef een onderneming die zich – onder meer - bezig hield met de verkoop aan particulieren van loungesets voor buitengebruik. De vof is per 15 oktober 2017 ontbonden.

[gedaagden] hebben eind december 2015 een loungebank met toebehoren verkocht aan de familie [naam koper loungebank] voor de prijs van € 6.249,00. Omdat deze set volgens deze klant– ook na een in opdracht van [gedaagden] uitgevoerde reparatie – nog steeds mankementen vertoonde hebben zij de koopovereenkomst op 8 april 2017 ontbonden en in een kantonprocedure terugbetaling van de aankoopsom gevorderd. De zaak is behandeld door de kantonrechter van deze rechtbank, zittingplaats Eindhoven onder zaaknummer: 6030679/CV EXPL 17-5199. In deze procedure heeft [gedaagden] een tegeneis ingediend, waarin gevraagd werd om [naam koper loungebank] te veroordelen tot betaling van de kosten van de eerder door [gedaagden] uitgevoerde reparatie aan de bank.



2.3.
In het tussenvonnis van 14 december 2017 heeft de kantonrechter bepaald dat het noodzakelijk is om een deskundigenbericht in te winnen naar de oorzaak van de ontstane kuilen in de kussens van de loungebank en de zwarte puntjes op de bekleding van de loungebank.



2.4.

[eiser] is in deze procedure bij tussenvonnis van 12 april 2018 als deskundige aangesteld en heeft onderzoek ter plaatse verricht aan de betreffende bank op 1 juni 2018 in bijzijn van partijen. [eiser] heeft een deskundigenbericht uitgebracht op 27 juli 2018. In het deskundigenbericht zijn de mededelingen/opmerkingen van partijen opgenomen naar aanleiding van het eerder aan partijen toegezonden concept-deskundigenbericht. Partijen hebben vervolgens gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich in de procedure omtrent het ingediende deskundigenbericht uit te laten.



2.5.
Bij eindvonnis van 14 februari 2019 heeft de kantonrechter de vorderingen in conventie van [naam koper loungebank] ongegrond verklaard. Voor zover hier relevant heeft de kantonrechter daartoe overwogen dat in het deskundigenbericht geen steun kan worden gevonden voor de door [naam koper loungebank] gestelde en aan zijn vorderingen ten grondslag gelegde gebreken aan de loungebank. De gebreken die de deskundige wél heeft vastgesteld betreffen gebreken waar [naam koper loungebank] zich niet over heeft beklaagd en die hij ook niet heeft opgevoerd ter rechtvaardiging van zijn beroep op ontbinding van de overeenkomst en zijn vordering tot terugbetaling van de koopsom.
In het verlengde hiervan heeft de kantonrechter de vorderingen van [naam koper loungebank] afgewezen; [naam koper loungebank] is veroordeeld in de kosten, waaronder de kosten van het door [eiser] in opdracht van de rechtbank uitgebrachte deskundigenbericht. De tegeneis van [gedaagden] is door de kantonrechter afgewezen vanwege het ontbreken van een deugdelijk onderbouwde grondslag van de vordering.



2.6.
De kantonrechter heeft de kosten van het deskundigenbericht begroot op basis van een door [eiser] ingediende declaratie van 25 juli 2018 ten bedrage van € 1.590,00 exclusief btw, waarvan onder meer de volgende posten deel uitmaken:

Datum omschrijving werkzaamheden eenheid tarief totaal


1-6-2018 reiskosten 374 € 0,38 € 142,12


1-6-2018 reis- en bezoektijd 6 € 140,- € 840,--




2.7.

[eiser] maakt gebruik van de mogelijkheid om via een bedrijfspagina van Google zijn onderneming [handelsnaam] te presenteren. Eén van de functionaliteiten van deze bedrijfspagina is de mogelijkheid voor derden om een recensie (review) over de onderneming te plaatsen. Op die wijze kunnen geïnteresseerden in de diensten van [handelsnaam] kennis nemen van ervaringen die anderen met het bedrijf hebben opgedaan.



2.8.
In de loop van 2019 ontdekte [eiser] dat er twee 1-ster reviews op de bedrijfspagina van [handelsnaam] waren geplaatst. Deze reviews zijn geplaatst onder de profielnamen ‘[profielnaam] ’ en ‘[profielnaam]’, die als volgt luiden:













2.9.
Vanwege de specifieke verwijzingen naar de inhoud van de rechtszaak over de loungebank had [eiser] sterke vermoedens dat de reviews door [gedaagden] met nepprofielen zijn geschreven. Volgens [eiser] bevatten de reviews feitelijk onjuiste uitlatingen en zijn ze enkel geplaatst met het doel [eiser] in een zeer negatief daglicht te plaatsen en daarmee zijn reputatie te beschadigen. Omdat [eiser] de reviews onrechtmatig acht in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft mr. Lubbers namens [eiser] bij brief van 19 december 2019 [gedaagden] gesommeerd de reviews te verwijderen, verwijderd te houden en een onthoudingsverklaring te tekenen dat [gedaagden] iedere uitlating en/of mededeling met hetzelfde onderwerp en/of hetzelfde doel en/of strekking als de reviews zullen staken en gestaakt zullen houden onder verbeurte van een dwangsom.



2.10.
Bij e-mail van 19 december 2019 heeft [gedaagde 1] op de sommatie – voor zover hier relevant - als volgt gereageerd:


Geachte heer Lubbers,


Helaas kan ik me niet geheel vinden in uw argumenten.


Wellicht dat ik destijds
– in emotie > dhr [eiser] heeft namelijk willens en wetens het laatste zetje gegeven om mijn bedrijf om te duwen <
taalgebruik heb gebruikt die misschien niet geheel gepast zou zijn. Vandaar dat ik ook een rectificatie heb gemaakt en iets wat beter gespecificeerd. Ik ga verder niks van u ondertekenen.


Hopende u voldoende geïnformeerd te hebben.


(…)”




2.11.
Bij e-mail van 22 december 2019 heeft [gedaagde 1] een tweede bericht per e-mail aan mr. Lubbers gestuurd:

“En laat ik even héél duidelijk zijn: ik laat me door niemand intimideren en zeker niet door die knakker die ik met de juiste redenen haat tot op het bot. Ik had het min of meer al achter me gelaten, maar deze


chantagebrief haalt het slechtste weer in mij naar boven. Ik sluit dan ook niet uit dat deze intimidatie een vervolg gaat krijgen”.




2.12.
Op 24 december 2019 heeft [gedaagde 1] vervolgens een derde bericht per e-mail aan mr. Lubbers geschreven:

“Geachte heer Lubbers,


Deze zaak kan redelijk eenvoudig opgelost worden: dat dhr. [eiser] gewoon zijn gemaakte fouten en


onjuistheden in het rapport erkent, zijn excuses maakt voor wat hij mij en mijn gezin heeft aangedaan én een terugbetaling doet aan de eisers (fam [naam koper loungebank] ) van €500 aan teveel betaalde reiskostenvergoeding. Wellicht dat ik dan in overweging zal nemen de review te herzien of te verwijderen.


De constructie van deze loungeset die al circa 10 jaar hetzelfde is, waarvan inmiddels duizenden sets zijn verkocht en nooit klachten in die aard zijn geweest was en is gewoon een correcte constructie. Daarbij wil ik niet te technisch worden, maar alles wat ik feitelijk onderbouwd heb klopt gewoon en zal ik ook zonodig uit kunnen leggen. Het verhaal en conclusie van dhr. [eiser] klopt gewoon niet; is feitelijk onmogelijk. Verdiept u er eens in; wellicht


dat u het dan wel snapt. (…)”




2.13.
Omstreeks 22 december 2019 verschenen op de bedrijfspagina van [handelsnaam] twee nieuwe 1-ster reviews met de profielen “ [gedaagde 2] en [profielnaam] en werden de reviews van “ [profielnaam] ” en “ [profielnaam] ” verwijderd. De nieuwe reviews luiden als volgt:







2.14.

[gedaagde 2] is de partner van [gedaagde 1] en volgens [eiser] is de gebruikersnaam [profielnaam] van de zoon van [gedaagden] , waarover hierna meer.



2.15.
Op 17 februari 2020 heeft mr. Lubbers [gedaagden] wederom gesommeerd de reviews te verwijderen en heeft hij [gedaagden] medegedeeld dat als zij hiertoe niet overgegaan dat een kort geding zal worden gestart.



2.16.
Op 18 februari 2020 te 12.57 uur heeft [gedaagde 1] hierop – voor zover hier relevant - als volgt gereageerd:

“(…) Vandaag ontving ik een brief van u waarin u verwees naar een bijlage met een kort geding. Deze zat echter niet in de envelop; heb slechts 2 blaadjes ontvangen.


Voor uw informatie: ik heb allang een juridisch iemand laten kijken naar deze “zaak” en er is geen rechter in


Nederland die mij hiervoor kan en zal veroordelen en dat weet u zelf ook drommels goed. Bovendien benoemt u


accountnamen die niet van mij zijn. Ik heb maar 1 review geplaatst. Mij bedreigen is hier niet de oplossing meneer Lubbers. Er staan uitsluitend FEITEN in de review. Feiten die dhr [eiser] liever niet terughoort (had ik al verteld dat ik heel het gesprek opgenomen heb?) Wél levert deze brief een vervolgactie op van mij aangezien ik witheet word van dreigementen, zeker namens of door dhr [eiser] : ik ga nu al mijn vrienden en kennissen het rapport van dhr [eiser] laten lezen (waaronder ook een aantal zakenrelaties in de tuinmeubelen) om naar aanleiding daarvan een objectief oordeel te plaatsen. Kunt u die ook allemaal gaan aanschrijven. Ik heb eerder een heel redelijk aanbod gedaan om mijn review te verwijderen: gezien deze brief en de toon vervalt mijn aanbod bij deze (…)”




2.17.
Op 18 februari 2020 te 19.42 uur heeft [gedaagde 1] mr. Lubbers vervolgens – voor zover hier relevant - het volgende gemaild:
“Blijkbaar loopt u achter de feiten aan en beschuldigt u mij o.a. valselijk van bepaalde “profielnamen”: het enige wat van mij op internet te vinden over dhr [eiser] staat onder pseudoniem [profielnaam] ; de overige namen die u noemt zijn niet van mij afkomstig en / of door mij geschreven.
Als laatste wil ik nog het volgende toevoegen: naar aanleiding van uw eerste bedreigende en intimiderende brief
van december 2019 heb de emotie uit mijn review gehaald; wat er nu nog instaat zijn feitelijke juistheden die terug te vinden zijn in het rapport van dhr [eiser] en / of toegezonden stukken naar de rechtbank naar aanleiding daarvan.
Blijkbaar weet u onvoldoende over de functie van een review: deze zijn namelijk bijvoorbeeld bedoelt om mensen naar een bedrijf toe te adviseren of juist te waarschuwen om met een bedrijf in zee te gaan. Mijn enige review die u op internet kunt vinden gaat over de FEITEN. De rechter heeft destijds bij de uitspraak de adviezen van dhr [eiser] ’ rapport totaal genegeerd en is uiteindelijk meegegaan in MIJN verhaal meneer Lubbers, MIJN verhaal; laat dat even op u inwerken. Ook de rechter is dus voldoende overtuigt dat het rapport en advies van dhr [eiser] kant nog wal sloeg.

Ik heb bij de rechter aangetoond wat een onzinnig rapport dhr [eiser] had geschreven. Het enige wat u van mij op internet kunt vinden is gewoon een feitenrelaas.
We leven in een vrij land meneer Lubbers: wanneer iemand het rapport van dhr [eiser] (is geen geheim
rapport, maar gewoon openbaar) leest en op basis daarvan besluit een negatieve review te plaatsen bij dit bedrijf
mag hij of zij dat gewoon. U moet mijn woorden niet verdraaien: ik roep helemaal niemand op om een review te plaatsen; ik geef mensen de gelegenheid om een rapport te bestuderen en dan kunnen ze ZELF bepalen al dan niet een review daarover te maken.
Blijkbaar kan dhr [eiser] helemaal niet tegen kritiek: zo vond ik nog een review die door de dreiging van een advocaat (u waarschijnlijk) weggehaald is (zie bijlage). En dat zullen er wellicht nog wel meer zijn – niet meer terug te vinden – omdat zij de gehele review hebben verwijderd - waarschijnlijk n.a.v. een dreigement door u of collega. (…)”.



2.18.
Op 27 februari 2020 zijn de reviews van ‘ [gedaagde 2] ’ en ‘ [profielnaam] ’ weer verwijderd.



2.19.
Kort nadat de datum van het onderhavige kort geding aan [gedaagden] bekend was gemaakt heeft [gedaagde 1] onder zijn eigen naam op 12 maart 2020 de volgende review geplaatst:



2.20.
Op 17 maart 2020, nadat bekend werd dat de zittingsdatum 1 april 2020 geen doorgang kon hebben vanwege de Covid-19-maatregelen, is de volgende review op de pagina van [handelsnaam] verschenen:








2.21.
Naar aanleiding van deze nieuw verschenen review heeft mr. Lubbers zich opnieuw tot de voorzieningenrechter gewend met het indringend verzoek om de afgelaste zitting op 1 april 2020 toch doorgang te laten vinden. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de griffier partijen bericht dat de zitting, in afwijking van het eerdere bericht omtrent de afgelasting vanwege de Covid-19 maatregelen toch doorgang zou vinden.



2.22.
Omstreeks 30 maart 2020 is de review van “ [profielnaam] ” zoals hiervoor opgenomen in 2.19. verwijderd.



2.23.
Ten tijde van de zitting stond alleen de review van [gedaagde 1] (zie 2.18 hiervoor) op de pagina van [handelsnaam] .






3Het geschil

3.1.

[eiser] vordert samengevat – bij wijze van voorlopige voorziening en uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] te veroordelen om binnen 24 uur na de datum van het vonnis, op eigen kosten, de reviews, zoals bedoeld in het lichaam van deze dagvaarding, te verwijderen en verwijderd te houden van alle (online-)diensten en -platforms van Google en alle andere (online)diensten en platforms;
II. [gedaagden] te verbieden (nieuwe of andere) reviews, recensies of andere uitlatingen openbaar te maken op internet, of zich op andere wijze te bedienen van uitlatingen over [handelsnaam] en/of [eiser] , die gelijkluidend zijn aan (de inhoud van) de reviews zoals besproken in de dagvaarding en/of die een soortgelijke strekking hebben als die reviews en/of die de reputatie van [handelsnaam] en/of [eiser] kunnen beschadigen, in welke vorm en hoedanigheid ook, direct of indirect via anderen;
III. tot betaling van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 1.000,00 voor elke keer of -zulks ter uitsluitende keuze van [eiser] - elke
dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagden] geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven aan een of meer van de hiervoor onder I en II genoemde vorderingen te voldoen;
IV. [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten en in de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.



3.2.
Aan deze vorderingen legt [eiser] – in de kern - het volgende ten grondslag. [gedaagden] breken de reputatie van [eiser] af door het plaatsen van een groot aantal reviews op de bedrijfspagina van [handelsnaam] op Google Reviews. [gedaagden] handelen hiermee onrechtmatig jegens [eiser] . Dat blijkt uit het aantal, de inhoud en de inkleding van de reviews, met meerdere profielen, teneinde de schadelijkheid van hun handelen te maximaliseren, waarbij duidelijk een patroon van onrechtmatig handelen jegens van [eiser] kan worden gezien alsook het opzet om schade toe te brengen aan (de goede naam van) [eiser] en zijn onderneming. Daarbij wordt 1 ster (laagste beoordeling) gegeven en worden teksten online geplaatst die onjuist, beledigend, diffamerend en grievend zijn jegens [eiser] . Ten onrechte wordt [eiser] afgeschilderd als ‘charlatan’, die liegt en bedriegt. [gedaagden] geven met de reviews geen waarheidsgetrouw beeld over [handelsnaam] . [eiser] trekt zijn klanten aan door de goede reputatie die hij over de jaren heen heeft opgebouwd. Voor een groot deel van de omzet is [eiser] afhankelijk van losse opdrachten die hij aantrekt via zijn netwerk maar ook via Google. [eiser] heeft mitsdien een spoedeisend belang bij het staken en gestaakt houden van de onrechtmatige reviews.



3.3.

[gedaagden] voeren gemotiveerd verweer. [gedaagden] hebben aangevoerd dat [eiser] onvoldoende verstand heeft van tuinmeubelen, dat hij een slecht deskundigenrapport heeft geschreven, zeer hoge tarieven heeft gerekend voor reiskosten en dat [eiser] ten onrechte het NIVRE keurmerk voert. [gedaagde 1] bestrijdt dat hij of zijn partner [gedaagde 2] schuil gaan achter de profielnamen [profielnaam] of [profielnaam] . In het verweerschrift en ter zitting is door [gedaagde 1] toegelicht dat hij de reviews plaatst om het publiek te waarschuwen voor [eiser] en dat hij daarmee een maatschappelijk belang wil dienen.



3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.





4De beoordeling

4.1.
Het spoedeisende belang is aanwezig. Dat [eiser] als gevolg van de geplaatste reviews ernstige (reputatie)schade kan oplopen is op basis van de ingebrachte stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk geworden.



4.2.

[gedaagden] hebben niet betwist dat zij de auteurs zijn van de reviews die geplaatst zijn onder de eigen namen “ [gedaagde 1] ” en ’ [gedaagde 2] ’ terwijl [gedaagde 1] voorts erkent dat hij de gewraakte review onder het pseudoniem ‘ [profielnaam] ’ heeft geplaatst. Dat de geplaatste reviews met de profielnamen ‘ [profielnaam] ’ en ‘ [profielnaam] ’ niet door [gedaagden] zijn geschreven heeft [gedaagde 1] , behoudens een blote ontkenning, onvoldoende gemotiveerd betwist, althans afgezet tegen de gemotiveerde en onderbouwde stellingen van [eiser] dat [gedaagden] de personen zijn die achter deze profielnamen schuil gaan. De combinatie van de tijdlijn van de geplaatste reviews (zoals door mr. Lubbers onder randnummer 7 van zijn pleitnota is uiteengezet) en de inhoud van de reviews sluiten overduidelijk aan op specifieke inhoudelijke aspecten van de zaak over de loungebank en het door [eiser] als deskundige geschreven deskundigenbericht. De reviews passen voorts in het patroon van reacties van [gedaagden] op de ontvangen sommaties van [eiser] . Opmerking verdient verder nog dat [gedaagde 1] in zijn berichten naar aanleiding van de sommatie van 19 december 2019, onder meer naar aanleiding van de review van ‘ [profielnaam] ’, niet heeft tegengesproken dat hij dan wel zijn partner schuil gaat achter dit pseudoniem. Bovendien heeft mr. Lubbers met productie 15 naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat ‘ [profielnaam] ’ het account is van de zoon van [gedaagden] . en dat [gedaagden] – in aanmerking genomen de jeugdige leeftijd van hun zoon, de inhoud en de timing van de (plaatsing van de) reviews - dit account hebben gebruikt voor het plaatsen van de gewraakte reviews over [eiser] . [gedaagden] hebben de stellingen van [eiser] slechts beantwoord met hun blote ontkenning dat zij niet verantwoordelijk zijn voor de onder ‘ [profielnaam] ’ geplaatste reviews.



4.3.
Voor de verdere beoordeling van de zaak gaat de voorzieningenrechter er daarom voorshands vanuit dat [gedaagden] de auteurs zijn van en dus verantwoordelijk zijn voor (de inhoud van) de reviews onder de namen ‘ [gedaagde 1] ’, ‘ [gedaagde 2] ’, ‘ [profielnaam] , ’ [profielnaam] ’ en ‘ [profielnaam] ’.



4.4.
De kern van het geschil tussen partijen wordt gevormd door een botsing van twee fundamentele rechten: het recht op vrijheid van meningsuiting (neergelegd in artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM) van [gedaagden] tegenover het recht van [eiser] op de bescherming van eer en goede naam (neergelegd in artikel 8 EVRM).



4.5.
Indien de vorderingen van [eiser] worden toegewezen, betekent dit een beperking van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht van [gedaagden] op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt, indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (zie artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is onder meer sprake, indien de gewraakte uitlatingen onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het belang van [gedaagden] is er met name in gelegen dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moeten kunnen uitlaten over - in dit geval – hun ervaringen met [eiser] als deskundige. Het belang van [eiser] is er met name in gelegen dat hij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen en dat zijn privacy en professionele reputatie niet onnodig wordt geschonden. Bij een afweging van deze beide rechten dienen alle omstandigheden van het geval volgens vaste jurisprudentie te worden meegewogen (zie HR 24 juni 1983, NJ 1984/801).
Omstandigheden die in dit geval met name van belang zijn, zijn de inkleding en de ernst van de aantijgingen, de mate waarin de aantijgingen ten tijde van het verspreiden daarvan steun vonden in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal en de wijze waarop [gedaagden] hun aantijgingen voor het voetlicht hebben gebracht.



4.6.
Bij deze toets dient voorop gesteld te worden dat het is toegestaan om ervaringen van een bepaalde aanbieder van producten of diensten (in dit geval: [handelsnaam] ) op internet te delen, ook als dit negatieve ervaringen zijn. Bij het schrijven van een review heeft de schrijver de vrijheid zijn of haar (op eigen ervaringen gebaseerde) mening te geven over de producten of diensten van de betreffende aanbieder. Dat dit niet in geschil is blijkt uit het feit dat [eiser] de mogelijkheid van Google recensies heeft opengesteld door zijn bedrijf op die Google functie te registreren. Daarbij moet wel rekenschap gegeven worden van de omstandigheid dat in het onderhavige geval tussen [eiser] en [gedaagden] geen contractuele (dienstverlenings-)relatie heeft bestaan waarin [gedaagden] hun ervaringen hebben opgedaan: [eiser] is een door de rechtbank aangestelde deskundige die belast is met een onderzoeksopdracht in het kader van een geschil waarbij [gedaagden] partij waren. De reviews hebben met andere woorden geen betrekking op ervaringen van [gedaagden] , opgedaan binnen een in vrijheid aangegane contractuele relatie met [eiser] .
In alle gevallen echter heeft als uitgangspunt te gelden dat voor zover in de review feiten of feitelijke kwalificaties worden geponeerd of gebruikt, deze ook objectief en met een voldoende mate van aannemelijkheid vast zijn komen te staan respectievelijk door aannemelijk geworden feiten worden geschraagd. De mogelijkheid om een review te posten levert derhalve geen vrijbrief op om informatie te verspreiden die feitelijke grondslag ontbeert.



4.7.
De voorzieningenrechter stelt vast dat sommige in de reviews door [gedaagden] gebezigde kwalificaties aan het adres van [eiser] een sterk feitelijk karakter dragen. [eiser] wordt neergezet als een ‘leugenaar’ die ‘eigenaar is van een amateurclub’ en ‘leugens in zijn “expertiserapport”’ schrijft en ten onrechte claimt lid te zijn van NIVRE. [eiser] wordt een ‘charlatan’ genoemd die ‘willens en wetens het laatste zetje heeft gegeven om zijn ( [gedaagde 1] , vrzr) bedrijf om te duwen’. [eiser] wordt de ‘slechtste, duurste, en onbetrouwbaarste “expert” ooit’ genoemd. [eiser] heeft ‘duidelijk onvoldoende verstand van loungemeubelen’ en rekent ‘voor reiskosten en verblijf van circa 1,5 uur bijna € 1200,-’. Verder wordt gesteld dat ‘rechter aanbevelingen en conclusies van deze “expert” negeert (…)’ en wordt gesuggereerd dat [eiser] een narcistische persoonlijkheidsstoornis heeft en een pathologische leugenaar is.



4.8.

[gedaagden] hebben bewust gekozen om met de plaatsing van reviews in de openbaarheid te treden en moeten zich er ook van bewust zijn geweest, gelet op het gekozen medium dat hun mededelingen omtrent [eiser] een groot publiek zouden (kunnen) bereiken met – potentieel – ingrijpende gevolgen voor de publieke perceptie ten aanzien van de deskundigheid en integriteit van [eiser] en het door hem gedreven expertisebureau. De gekozen vorm (review), het gebruikte medium (Google platform), de gebezigde bewoordingen en kwalificaties en het bij dit medium horende verspreidingspotentieel brengt met zich dat de door [gedaagden] gestelde feiten en gebruikte kwalificaties voldoende steun dienen te vinden in hetgeen objectief en met voldoende mate van nauwgezetheid kan worden vastgesteld. De “bewijslast” ter zake rust op degene die verantwoordelijk is voor de inhoud van de gewraakte reviews, [gedaagden] .



4.9.
Het is de voorzieningenrechter voldoende duidelijk geworden dat [eiser] een rapport heeft geschreven over een door [gedaagden] geleverde bank waar [gedaagden] het overduidelijk en op meerdere vlakken niet mee eens zijn. Dit blijkt uit het commentaar dat zij hebben ingediend op het concept-rapport van [eiser] en dat blijkt uit het commentaar dat zij in de procedure bij de kantonrechter voorafgaand aan het eindvonnis van 14 februari 2019 hebben geleverd.
Anders dan [gedaagden] echter lijken te veronderstellen rechtvaardigt het enkele feit dat [gedaagden] het niet eens is met de bevindingen van [eiser] niet om [eiser] zo maar als ondeskundig, leugenaar en charlatan weg te zetten. Daarvoor dienen feiten en omstandigheden aannemelijk te zijn geworden die dergelijke vérstrekkende kwalificaties kunnen schragen. [gedaagden] zelf zijn – al was het maar omdat zij betrokken partijen zijn in het onderliggende geschil waarover [eiser] heeft gerapporteerd – niet gekwalificeerd om de bevindingen met kracht en gezag van argumenten te bestrijden. Niet alleen zijn zij partij, maar bovendien blijkt uit niets dat zij over een grotere mate van deskundigheid beschikken dan [eiser] waar het gaat om de beoordeling van klachten zoals die in de procedure met [naam koper loungebank] aan de orde waren. Het gegeven dat [gedaagden] voorafgaand aan de procedure een groot aantal jaren actief zijn geweest in de handel van de onderwerpelijke loungebank en vergelijkbaar meubilair maakt hen uit dien hoofde nog niet ter zake deskundig. Daar komt bij dat, voor zover [gedaagden] feiten en omstandigheden naar voren hebben gebracht omtrent de feitelijke gang van zaken tijdens het onderzoek (de feitelijke constateringen, de verrichtingen van [eiser] , hetgeen over en weer is gevraagd en gezegd) daarover geen eenduidige lezing bestaat, zodat de voorzieningenrechter daaromtrent ook niet met voldoende mate van zekerheid kan vaststellen wat is voorgevallen. Daarvoor zou nadere bewijslevering nodig zijn waarvoor de procedure in kort geding ongeschikt is. Datzelfde geldt voor de meer technische aspecten van de door [gedaagden] naar voren gebrachte kritiekpunten; ook die punten laten zich in dit kort geding niet goed beoordelen zonder daar eerst nader deskundigenbericht over in te winnen, waarvoor in deze procedure geen plaats is.



4.10.
De voorzieningenrechter constateert dat er – behoudens de beweringen van [gedaagden] - geen objectief vaststelbare feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die het kunnen rechtvaardigen dat [gedaagden] [eiser] publiekelijk wegzetten als leugenaar, charlatan of ondeskundig. Datzelfde geldt voor het predicaat ‘slechtste, duurste en onbetrouwbaarste “expert” ooit’, nu [gedaagden] daarvoor evenmin ondersteunde feiten en omstandigheden hebben gepresenteerd. In zoverre zijn de desbetreffende reviews voorshands als onrechtmatig te bestempelen. Datzelfde geld voor de betiteling van [eiser] als narcist en pathologische leugenaar, temeer nu deze kwalificaties, evenals de hiervoor genoemde termen leugenaar en charlatan, gezien de context louter tot doel lijken te hebben om [eiser] publiekelijk in zijn persoon en goede naam te krenken. Waar [gedaagden] in hun reviews melding maken van ‘voor reiskosten en verblijf van circa 1,5 uur bijna € 1200,-’ en ‘Een rechter die de aanbevelingen en conclusies van deze “expert” negeert’ stelt de voorzieningenrechter vast dat deze mededelingen feitelijk aantoonbaar onjuist zijn en daarmee eveneens onrechtmatig. De opmerking ten aanzien van de hoogte van de reis- en verblijfkosten is onjuist, want geeft een onvolledige en onjuiste weergave van de ter zake door [eiser] gedeclareerde (en door de rechtbank vastgestelde) kosten zoals hiervoor onder 2.6 weergegeven. De suggestie dat de kantonrechter de aanbevelingen en conclusies van [eiser] heeft genegeerd berust op een verkeerde lezing van het vonnis. De kantonrechter heeft namelijk de bevindingen van de deskundige gevolgd voor wat betreft de door [naam koper loungebank] aangevoerde gebreken en vastgesteld dat het deskundigenbericht geen bevestiging opleverde voor die gestelde gebreken. Daarom werden de vorderingen van [naam koper loungebank] afgewezen. De wél door [eiser] geconstateerde gebreken waren niet ten grondslag gelegd aan de vorderingen van [naam koper loungebank] , en konden daarom ook niet tot toewijzing ervan leiden. Daarmee heeft de kantonrechter evenwel niet overwogen dat hij de bevindingen met betrekking tot de wél geconstateerde gebreken en de daarop gebaseerde aanbevelingen terzijde legde.
Datzelfde geldt voor de publieke bewering van [gedaagden] dat [eiser] zich ten onrechte presenteert als lid van NIVRE: uit de door [eiser] overgelegde verklaring van deze organisatie van maart 2020 blijkt dat [eiser] sedert 2009 onafgebroken is geregistreerd bij het NIVRE als NIVRE Register-expert. Van dit lidmaatschap blijkt voorts uit de door [eiser] in het geding gebrachte uitspraak van de voorzitter van het tuchtcollege van het NIVRE van 7 december 2018, nota bene gedaan naar aanleiding van een op 11 oktober 2018 door [gedaagde 1] tegen [eiser] ingediende tuchtklacht, waarin onder meer ten aanzien van de ontvankelijkheid werd overwogen dat de expert ( [eiser] ) ten tijde van het indienen van de klacht bij het NIVRE ingeschreven was als expert. De gepubliceerde bewering dat [eiser] zich ten onrechte als lid van NIVRE presenteert is derhalve feitelijk onjuist en daarmee onrechtmatig jegens [eiser] .



4.11.

[gedaagden] hebben ter rechtvaardiging nog aangevoerd dat zij met hun reviews over [eiser] het openbaar belang hebben willen dienen door het publiek te waarschuwen voor de beweerdelijke misstanden, maar dat kan hen niet baten. Niet alleen geldt ook in dat geval dat publieke mededelingen van kwalificerende of feitelijke aard voldoende steun moeten vinden in de feiten zoals die objectief zijn gebleken of aannemelijk geworden, maar voorts blijkt uit de bij het feitenoverzicht aangehaalde uitlatingen van [gedaagden] in het emailberichtenverkeer naar aanleiding van de aan hen gerichte sommaties in voldoende mate dat persoonlijke gekrenktheid en – daaruit voorkomende – rancunegevoelens jegens de persoon van [eiser] de predominante drijfveer lijkt te zijn van [gedaagden] in hun publieke uitingen:

“En laat ik even héél duidelijk zijn: ik laat me door niemand intimideren en zeker niet door die knakker die ik met de juiste redenen haat tot op het bot. Ik had het min of meer al achter me gelaten, maar deze


chantagebrief haalt het slechtste weer in mij naar boven. Ik sluit dan ook niet uit dat deze intimidatie een vervolg gaat krijgen”.




4.12.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagden] de grens die in artikel 10 lid 2 EVRM is gesteld aan de vrijheid van meningsuiting, ver hebben overschreden. De teksten die [gedaagden] hebben geplaatst bevatten ernstige, in sterk diffamerende termen verwoorde beschuldigingen en onwaarheden aan het adres van [eiser] , terwijl deze niet gesteund worden door concrete, voldoende aannemelijk geworden feiten.



4.13.
Mede gelet op de gevolgen die dit voor [eiser] als persoon en in zijn professionele hoedanigheid als deskundige kan hebben, moet het recht van [eiser] op bescherming van zijn eer en goede naam zwaarder wegen dan het recht van [gedaagden] . om zich over zijn ervaringen met [eiser] te mogen uiten op de wijze zoals in deze zaak aan de orde. Aangenomen kan worden dat deze aan [eiser] gerichte beschuldigingen en beledigingen met name wanneer deze openbaar worden gemaakt, zoals is gebeurd in de reviews een (ernstige) inbreuk vormen op goede naam van [eiser] . Weliswaar heeft [gedaagde 1] het merendeel van de recensies kort voor de zitting verwijderd, maar het gedrag van [gedaagde 1] van de afgelopen maanden geeft blijk van een duidelijk patroon op grond waarvan er ernstig rekening mee dient te worden gehouden dat hij na verwijdering van een recensie toch weer een andere recensie (al dan niet via een nepprofiel) zal plaatsen. De door [gedaagden] tegenover de advocaat van [eiser] gedane uitlatingen zoals aangehaald in het feitenoverzicht bieden in ieder geval voldoende grond om daarvoor bevreesd te zijn. Met het oog daarop zullen de volgende voorzieningen worden gegeven, zoals die hieronder in de beslissing zullen worden geformuleerd.



4.14.
Voor de goede orde en ter vermijding van ieder misverstand: met het uit te spreken verbod op het publiceren van reviews gelijk of gelijksoortig aan de hiervoor onrechtmatig geoordeelde reviews wordt geen algeheel verbod op het plaatsen van reviews uitgesproken. Het blijft [gedaagden] toegestaan om reviews te plaatsen, ook over [eiser] of zijn onderneming. Deze reviews mogen evenwel geen informatie bevatten en kwalificaties inhouden die niet of onvoldoende door objectief vaststelbare feiten worden ondersteund. Voorshand moet het gebruik maken van het sterrenclassificatiesysteem, waarbij op een schaal van 1 tot 5 sterren kunnen worden toegekend, corresponderend met de mate van tevredenheid van de recensent, toelaatbaar worden geacht. Indien aan die classificatie evenwel een toelichting wordt toegevoegd dan dient die toelichting op feitelijk juiste gegevens te zijn gebaseerd.



4.15.
De veroordelingen van [gedaagden] zullen worden versterkt met dwangsommen. Deze zullen voorzien worden van een matigingsclausule.



4.16.

[gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 1.384,89: kosten dagvaarding € 100,89, griffierecht € 304,00 en salaris advocaat
€ 980,00.



4.17.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.





5De beslissing
De voorzieningenrechter


In conventie



5.1.
veroordeelt [gedaagden] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, de geplaatste reviews zoals opgesomd in het feitenoverzicht te (doen) verwijderen en deze verwijderd te houden van alle (online-)diensten en -platforms van Google en alle andere (online)diensten en platforms;



5.2.
verbiedt [gedaagden] om zich, na betekening van dit vonnis, (nieuwe of andere) reviews, recensies of andere uitlatingen openbaar te maken op internet, of zich op andere wijze te bedienen van uitlatingen over [handelsnaam] en/of [eiser] , die gelijkluidend zijn aan (de inhoud van) de reviews zoals besproken in de dagvaarding en/of die een soortgelijke strekking hebben als die reviews en die de reputatie van [handelsnaam] en/of [eiser] kunnen beschadigen, in welke vorm en hoedanigheid ook, direct of indirect via anderen;



5.3.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1. en 5.2. uitgesproken hoofdveroordelingen voldoen;



5.4.
bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, (mede) in aanmerking genomen de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;



5.5.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.384,89, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,



5.6.
veroordeelt [gedaagden] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,



5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,



5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af;


In reconventie




5.9.
verklaart [gedaagden] niet-ontvankelijk in hun vordering.


Dit vonnis is gewezen door mr. W. Schoorlemmer en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2020.
Link naar deze uitspraak