Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBROT:2019:2918 
 
Datum uitspraak:27-03-2019
Datum gepubliceerd:15-04-2019
Instantie:Rechtbank Rotterdam
Zaaknummers:
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Uitleg overeenkomst. Welke verbintenissen vloeien voort uit tussen twee ondernemingen gemaakte (vage) afspraken over samenwerking?
Trefwoorden:huurovereenkomst
vaststellingsovereenkomst
wettelijke rente
 
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven


zaaknummer / rolnummer: C/10/551643 / HA ZA 18-542


Vonnis van 27 maart 2019


in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BRIDGES 2000 BV,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A. Aaryf te Utrecht,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MRC TECHNIEK ROTTERDAM BV,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R. Slotboom te Rotterdam.


Partijen zullen hierna Bridges en MRC genoemd worden.





1De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:


de dagvaarding van 23 mei 2018, met producties;


de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van 18 juli 2018, met producties;


de brieven van 4, 9 en 11 oktober 2018 en 24 januari 2019 van mr. J.J. Linker (MRC), met producties;


de brief van 28 januari 2019 van mr. Aaryf, met producties;


de conclusie van antwoord in reconventie gedateerd 18 oktober 2018, maar genomen op de zitting van 12 februari 2019, met producties;


het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 12 februari 2019;


de brief van 22 februari 2019 van mr. Linker, met opmerkingen naar aanleiding van het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal;


de brief van 28 februari 2019 van mr. Aaryf, met een reactie op de opmerkingen van mr. Linker.





1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.




2De feiten

2.1.
Bridges maakt haar bedrijf van het leveren en/of op basis van verhuur ter beschikking stellen van diverse soorten maritieme en offshore producten zoals bruggen, gangways, fenders en pontons.



2.2.
MRC is een constructiebedrijf dat zich toelegt op de reparatie en het onderhoud van machines voor algemeen gebruik en machineonderdelen.



2.3.
Bridges heeft in het verleden in opdracht van Havenbedrijf Antwerpen N.V. (hierna: Havenbedrijf Antwerpen) werkzaamheden verricht.



2.4.
Havenbedrijf Antwerpen wenste een bestaande loopbrug ten behoeve van cruiseschepen te doen renoveren (hierna: "Overhaul") en een tijdelijke loopbrug te doen construeren en vervolgens huren (hierna: "Gangway"). Havenbedrijf Antwerpen heeft hierover contact gehad met Bridges.



2.5.
De opdrachten van Havenbedrijf Antwerpen ter zake van de Overhaul en de Gangway betroffen aanbestedingsplichtige opdrachten. Gelet op haar kredietwaardigheid kwam Bridges niet in aanmerking voor gunning van deze opdrachten.



2.6.
Bridges en MRC hebben overleg met elkaar gevoerd over mogelijkheden tot samenwerking.



2.7.
Een uitvloeisel van het overleg tussen Bridges en MRC is geweest dat MRC op 1 februari 2017 aan Havenbedrijf Antwerpen een offerte heeft uitgebracht ten aanzien van de Gangway.



2.8.
Havenbedrijf Antwerpen heeft de opdracht ten aanzien van de Gangway op 12 februari 2017 aan MRC verstrekt. De Gangway diende uiterlijk op 21 april 2017 voor Havenbedrijf Antwerpen "beschikbaar en inzetbaar" te zijn.



2.9.
Bridges en MRC hebben ter zake van de samenwerking inzake de Gangway afspraken gemaakt.



2.10.
In een e-mail van 30 maart 2017 van de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) van Bridges aan de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) van MRC heeft Bridges zich op het volgende standpunt gesteld (productie 10 bij conclusie van antwoord in reconventie):

"(…) Voordat we verder gaan, dienen er eerst contracten tussen MRC en BRIDGES2000 BV te worden ondertekend, zoals we e.e.a. afgesproken hebben, in het gehele voortraject. Nogmaals BRIDGES2000 zal anders niet kunnen leveren aan MRC. (…)"



2.11.
Op 14 april 2017 is een bespreking gevoerd tussen [naam 1] en [naam 2] . Het van deze bespreking opgemaakte verslag hebben zij op 15 april 2017 ondertekend (productie 20 bij conclusie van antwoord in reconventie). Dit verslag vermeldt het volgende:

"14.4.2017 bespreking [naam 1] / BRIDGES2000 en [naam 2] / MRC

Verslag naar aanleiding van gesprek over onderstaande punten

1. MRC is machinefabriek en heeft eenmalig te maken met verhuur en gangways
2. BRIDGES2000 is gangway specialist en blijvend verhuurder
3. Cruiseterminal gangway die voor lange verhuur vervaardigd wordt, blijft op moment hij niet verkocht wordt van BRIDGES2000
4. MRC wil aan einde van het project nog 90.000 of 91.500 euro winst hebben - dit zal gebeuren indien Cruiseterminal gangway voor lange verhuur verkocht wordt aan klant POA, tijdens dit project (dit betreft een voorstel met een mits) of doordat BRIDGES2000 er mee eens is in januari 2018 nog 90.000 aan MRC te betalen (dit betreft een voorstel met een mits)
5. De MITS in punt 4 bedoeld betreft dat MRC in contract overeenkomt dat BRIDGES2000 vanaf de SAT 100% eigenaar is van de Cruiseterminal gangway voor lange verhuur vervaardigd
6. Indien het over punt 5 niet eens kunnen worden, zijn we het niet eens over punt 4
7. Andere oplossing is BRIDGES2000 berekent en ontvangt tijdens gehele verhuur van 8 maanden of langer (zelfde als andere doorberekende periode) 3.000 euro huur per week. In januari 2018 betaalt BRIDGES2000 nog 45.000 euro aan MRC en vanaf dat moment is Cruiseterminal gangway die voor lange verhuur vervaardigd is 100% eigendom van BRIDGES2000 (dit betreft alleen een voorstel, er kan geen enkel recht aan ontleend worden)

Deel A,

MRC en BRIDGES2000 zijn het eens m.b.t tot punten 1 en 2

M.b.t punt 4 verschilt men van inzicht en wordt derhalve gebruik gemaakt van punt 7

Voor de duidelijkheid punten 3, 4, 5 en 6 zijn niet van toepassing

MRC en BRIDGES2000 zijn het eens m.b.t. punt 7

Hetgeen tussen haakjes staat komt te vervallen

M.b.t. de afspraak over de huur genoemd en bedoeld in punt 7 gaat MRC een huurverplichting met BRIDGES2000 aan


[naam 3] wordt gevraagd om cumulatieve huurbedragen te factoren en daarvoor de papieren rond te maken

MRC wil 13 weken uitstel van betaling, ofwel aan factor betalen vanaf 1 augustus 2017

Om bovenstaande te bevestigen wordt overeenkomst aangepast en doorgezonden, zodat deze bij voorkeur door beide partijen op dinsdagochtend 18.4.2017 kan worden ondertekend.

Deel B,

Van hetgeen nu openstaat t.w. 42.840,- euro exclusief BTW zal MRC dinsdag 10.000 betalen en de voor het restant wordt aan [naam 3] gevraagd om factoring toe te passen.

Extra.

In de overeenkomst komt tevens te staan hoe te handelen bij verkoop aan klant POA tijdens het project dat nu loopt.

Transparantie compleet maken, wordt door MRC geregeld, o.a. alle bevestigingen en contracten doorzenden

Last But not Least, aanlevering SAB bij MRC op 17/4/17- of uiterlijk op 18/4/17 0700 uur."



2.12.
In het verlengde van voornoemde bespreking en van het daarvan opgemaakte verslag hebben [naam 1] en [naam 2] namens respectievelijk Bridges en MRC op 17 april 2017 een overeenkomst ondertekend. Deze door een jurist in opdracht van Bridges opgestelde overeenkomst is aangeduid als "nadere overeenkomst overhaul en tijdelijke verhuur cruiseterminal gangway versie 1 d.d. 18-4-2017" (hierna: de nadere overeenkomst; productie 1 bij dagvaarding).



2.13.
De nadere overeenkomst vermeldt het volgende:

"Overwegende dat

 Bridges2000 al geruime tijd in gesprek is met haar relatie, de onderneming naar Belgisch recht "Het Port of Antwerp NV van publiekrecht" (hierna: "Port of Antwerp"), inzake de bestaande Cruiseterminal gangway CE approved te maken, hetgeen later resulteerde in de totale overhaul van de Cruiseterminal gangway (hierna: "de Overhaul"), alsmede over de korte termijn en lange termijnverhuur van een tijdelijke gangway gedurende de Overhaul en hieromtrent al diverse offertes aan Port of Antwerp heeft verstrekt;
 Toen Port of Antwerp opdracht onderhands aan Bridges2000 wilde verstrekken, is gebleken dat zowel de Overhaul als de lange termijnverhuur van de tijdelijke cruiseterminal gangway aanbesteding zijn;
 Bridges2000 - heeft op advies van haar klant Port of Antwerp - MRC verzocht om via MRC de opdracht van de aanbestedingstrajecten verwerven;
 De opdracht voor de lange termijn verhuur inmiddels is verstrekt aan MRC als hoofdaannemer en Bridges2000 als door haar in te schakelen onderaannemer;
 Partijen wensen in deze Nadere Overeenkomst de specifieke voorwaarden wensen vast te leggen met betrekking tot hun samenwerking in voornoemde aanbestedingstrajecten en daaruit voortvloeiende opdrachten;
 In dezen met name met betrekking tot de lange termijnverhuur van de tijdelijke cruiseterminal gangway.

(…)

Artikel 2 Uitgangspunten samenwerking



2.1
De samenwerking tussen Partijen betreft de aanbestedingen van Port of Antwerp met de referentienummers [nummer 1] (inzake de Overhaul) respectievelijk [nummer 2] (inzake lange termijnverhuur tijdelijke cruiseterminal gangway) en de eventueel daaruit voortvloeiende (opdracht)overeenkomsten.


2.2
Bij de inschrijving alsmede de eventuele uitvoering van de opdrachten geldt voor zover dit nodig is voor Port of Antwerp dat MRC als inschrijver c.q. hoofdaannemer is en Bridges2000 onderaannemer is.


2.3
MRC is machinefabriek en heeft eenmalig te maken met verhuur en gangways. Bridges2000 is gangway specialist en blijvend verhuurder, basis voor eenmalige samenwerking, dan wel samenwerkingen tussen MRC en BRIDGES2000.


2.4
Indien voor de lange termijn verhuur bedoelde tijdelijke cruiseterminal gangway niet wordt aangekocht tijdens het nu lopende project door Port of Antwerp, dan betaalt BRIDGES2000 in januari 2018 eenmalig een bedrag van 45.000 euro en is BRIDGES2000 vanaf dat moment 100% eigenaar van de speciaal vervaardigde cruiseterminal gangway.


2.4
Bij verkoop aan Port of Antwerp tijdens lopende project, of aan enig andere partij tijdens lopende project, zal Port of Antwerp 293.000 euro of meer betalen en zal BRIDGES2000 110.000 euro voor haar offshore Gangway ontvangen en de overige 183.000 euro marge gelijkelijk worden verdeeld tussen BRIDGES2000 en MRC.


2.5
Tijdens de gehele periode van verhuur, even lang als bedoelde verhuur termijn in overeenkomst tussen MRC en Port of Antwerp, ontvangt BRIDGES2000 3.000 euro huur per week. Hiervoor is MRC hierbij per direct een huurverplichting aangegaan, m.i.v. de huurperiode van POA.


2.6
Door MRC wordt niet betwist dat er op dit moment een bedrag openstaat ter hoogte van 42.840,- euro exclusief BTW.


2.7
Voor de het cumulatieve huurbedrag wordt factoring aangevraagd, waarbij MRC vanaf 1.8.2017 aan de factoringmaatschappij zal gaan betalen.


2.8
BRIDGES2000 zal gelijk, met andere woorden zo spoedig mogelijk overgaan tot levering van de bedoelde SAB aan MRC, nadat betaling van artikel 2.6 100% is gedaan en op de bank van BRIDGES2000 is ontvangen, dan wel € 10.000 gelijk op dinsdag 18.4.2017 en gesteld kan worden dat restant met zekerheid zal worden ontvangen voor of op vrijdag 21.4.2017.
(…)

Artikel 4 Financiële bepalingen
(…)



4.3 (…)
Indien er gewerkt wordt met een marge bovenop de inkoopprijzen, offertes en overeenkomsten, zal deze tussen Partijen worden gedeeld overeenkomstig verdeling ½ marge voor MRC en ½ marge voor BRIDGES2000.


4.4
MRC is projectleider tijdens dit project en dient overeenkomstig deze taak goed inkoper te zijn en een positieve marge te bewaken.


4.5
MRC gaat vanaf heden een huurverplichting aan voor de offshore gangway ter hoogte van 3.000 euro exclusief BTW per week, gelijk lopend met de huurtermijnen van de voor de lange termijn verhuur bedoelde tijdelijke cruiseterminal gangway, m.i.v. de huurperiode van POA.


4.6
Indien voor de lange termijn verhuur bedoelde tijdelijke cruiseterminal gangway niet wordt aangekocht tijdens het nu lopende project door Port of Antwerp, dan betaalt BRIDGES2000 in januari 2018 eenmalig een bedrag van 45.000 euro en is BRIDGES2000 vanaf dat moment 100% eigenaar van de speciaal vervaardigde cruiseterminal gangway.


4.7
Bij verkoop aan Port of Antwerp tijdens lopende project, of aan enig andere partij tijdens lopende project, zal Port of Antwerp 293.000 euro of meer betalen en zal BRIDGES2000 110.000 euro voor haar offshore gangway ontvangen en de overige 183.000 euro marge gelijkelijk worden tussen BRIDGES2000 en MRC.


4.8
Voor de werkzaamheden inzake de Overhaul geldt dat de marge op de door MRC overeenkomstig de berekening zoals bedoeld in artikel 4.1 geoffreerde manuren tussen Partijen gelijkelijk wordt verdeeld (50%-50%).


4.9
Indien werkzaamheden door andere onderaannemers worden uitgevoerd, zal de marge over die werkzaamheden voor een percentage van 20%, of zoveel meer als de werkelijke marge bedraagt, gelijkelijk tussen Partijen worden gedeeld (50%-50%);


4.10
Financiële afwikkeling tussen MRC en BRIDGES2000 vindt plaats overeenkomstig de betalingsafspraken in de uitgangspunten. De aan BRIDGES2000 toekomende bedragen worden terstond overgemaakt, of er wordt een zekerheid gesteld die acceptabel is voor BRIDGES2000.

Artikel 5 Looptijd en beëindiging



5.1
Deze Nadere Overeenkomst gaat in vanaf het moment van ondertekening van deze Nadere Overeenkomst en eindigt tegelijkertijd met het eindigen van de hoofdaannemingsovereenkomst welke - bij verstrekking van de opdracht(en) aan MRC door Port of Antwerp - getekend is door MRC en Port of Antwerp


5.2
Bij vervolgopdrachten van Port of Antwerp direct aan MRC zal deze Nadere overeenkomst per de datum van die vervolgopdracht wederom gelden.

Artikel 6 Slotbepalingen



6.1
Wijzigingen van en/of aanvullingen op deze Nadere Overeenkomst kunnen uitsluitend schriftelijk door Partijen worden overeengekomen.


6.2
Indien enige bepaling van deze Nadere Overeenkomst nietig is dan wel vernietigd wordt, dan wel vanwege de aard van een daaruit voortvloeiende opdracht om enige andere reden geen toepassing kan vinden, zullen de overige bepalingen van kracht blijven. Tevens zullen Partijen in dat geval in overleg treden teneinde nieuwe bepalingen overeen te komen ter vervanging van de nietige c q vernietigde bepalingen en/of andere bepalingen die buiten toepassing gelaten worden. Daarbij wordt door Partijen zo veel mogelijk het doel en de strekking in acht genomen van de nietige c.q. vernietigde bepalingen dan wel andere bepalingen die buiten toepassing worden gelaten.
(…)"



2.14.
Artikel 2 heeft, zoals hiervoor is weergegeven, twee achtereenvolgende leden die beide zijn genummerd als 2.4. Onder artikel 2.8 van de nadere overeenkomst is met de hand geschreven: "Rest. Bedrag middels factoring". Daarachter is de datum 17/4/17 geplaatst en - naar de rechtbank begrijpt - de paraaf van [naam 2] .



2.15.
De Gangway bestond grofweg uit drie elementen: loopbrug, koppelstuk en verbinding tussen koppelstuk en wal. De loopbrug vormt de verbinding tussen het koppelstuk en de schepen. De verbinding tussen wal en koppelstuk wordt Ship Acces Bridge (hierna: SAB) genoemd.



2.16.
Bridges heeft de veertig meter lange loopbrug casco geproduceerd. Deze is door MRC met behulp van derden afgebouwd en geïncorporeerd in de Gangway. Bridges heeft ook de SAB casco aangeleverd. MRC heeft deze, met aanpassingen, geplaatst om de Gangway te completeren.



2.17.
Havenbedrijf Antwerpen heeft een voorschot betaald, zodat de kosten van diverse toeleveranciers/onderaannemers konden worden voldaan.



2.18.
De Gangway is niet tijdig aan Havenbedrijf Antwerpen ter beschikking gesteld. Er waren problemen met toeleveranciers. Eén van die toeleveranciers - de partij die de hydraulische onderdelen zou leveren - heeft in een laat stadium laten weten de opdracht toch niet te aanvaarden. Dit heeft geleid tot vertraging en een aanzienlijke kostenoverschrijding. De nieuwe toeleverancier rekende hogere prijzen.



2.19.
Bij aangetekend verzonden brief van 16 mei 2018 heeft Havenbedrijf Antwerpen MRC als volgt bericht:

"(…)
Met huidig schrijven zeggen wij, conform de overeengekomen voorwaarden, de overeenkomst inzake huur tijdelijke Cruise Ship Gangway op en dit per 20 mei 2018. Alle betalingen inzake huur zullen dan ook voldaan worden tot en met 18 mei 2018.

Daarnaast zal door het Havenbedrijf Antwerpen NV van publiek recht een bedrag in rekening worden gebracht als boete (10%) ten bedrage van 49.762,46 EUR wegens het laattijdig inzetten van de in huur genomen gangway.
(…)
Wij verwachten daarnaast dat de betrokken gangway door uw firma op uw kosten en risico zal worden verwijderd van de Scheldekaaien én dit uiterlijk op 31 mei 2018.
(…)"



2.20.
MRC heeft ter zake van de Gangway-opdracht een vaststellingsovereenkomst gesloten met drie onderaannemers (productie 23 bij brief van 9 oktober 2018 van mr. J.J. Linker). Bij die vaststellingsovereenkomst is de totale vordering van die onderaannemers gefixeerd op € 440.000,00 inclusief btw, rente en kosten. Ter zake van dat bedrag is MRC een afbetalingsregeling met die onderaannemers overeengekomen. Voorts heeft zij ter delging van een deel van de restantschuld een gedeelte van haar vorderingen op Havenbedrijf Antwerpen aan de onderaannemers gecedeerd. Tot meerdere zekerheid voor de betaling van de restantschuld, heeft MRC ten gunste van de drie onderaannemers pandrecht(en) gevestigd op de Gangway.





3Het geschil
in conventie

3.1.
Bridges vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

1. MRC te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Bridges2000 te voldoen een bedrag van EUR 238.756,18 onder verrekening van een bedrag groot EUR 45.000,- oftewel totaal een bedrag groot EUR 193.756,18 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan het moment van betaling;

2. MRC te veroordelen om binnen 3 werkdagen na datum vonnis de volledige en onbeperkte eigendom van de gangway (zoals door MRC aan het Havenbedrijf ter beschikking gesteld) aan Bridges2000 en hiertoe alle benodigde leveringshandelingen te verrichten en/of hier medewerking aan te verlenen zoals maar niet beperkt tot het mededelen van deze eigendomsovergang aan het Havenbedrijf;

3. MRC te veroordelen om aan Bridges2000 een dwangsom te betalen van EUR 1.000,- per kalenderdag (dan wel een ander door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag) dat MRC niet voldoet aan de hierboven onder 2 genoemde veroordeling;

4. MRC te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Bridges2000 te voldoen een bedrag van EUR 6.675,- dan wel een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag met betrekking tot de door Bridges2000 gemaakte buitengerechtelijke incassokosten;

5. Met veroordeling van MRC in de kosten en de nakosten van de onderhavige procedure, daaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van Bridges2000.



3.2.
MRC voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Bridges in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als betaling binnen veertien dagen na de dag waarop het vonnis wordt gewezen uitblijft.



3.3.
Op de stellingen van partijen, voor zover van belang, wordt hierna nader ingegaan.


in reconventie



3.4.
MRC vordert dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

"3. Bridges veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting tot betaling van een bedrag van EUR 207.992,50 (zegge: tweehonderd zeven duizend negenhonderd tweeënnegentig euro en vijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 december 2017, althans vanaf 30 januari 2018, althans vanaf de datum van indiening van dit processtuk (17 juli 2018);

4. Bridges veroordeelt in de proceskosten en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als betaling binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis uitblijft."



3.5.
Bridges voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van MRC in de proceskosten in reconventie en nakosten.



3.6.
Op de stellingen van partijen, voor zover van belang, wordt hierna nader ingegaan.





4De beoordeling
in conventie

4.1.
Bridges vordert nakoming. Zij stelt daartoe - kort weergegeven - het volgende. Bridges heeft op grond van de contractuele relatie tussen partijen diverse materialen en diensten aan MRC geleverd. Voorts is MRC in de nadere overeenkomst jegens Bridges een huurverplichting aangegaan. Daarmee heeft MRC zich jegens Bridges verplicht wekelijks een bedrag van € 3.000,00 aan huurpenningen te voldoen. Bridges heeft voor de door haar geleverde materialen en diensten en ter zake van de huur facturen aan MRC doen toekomen. Een factuurbedrag van € 229.436,57 is onbetaald gebleven. Per datum dagvaarding dient dit te worden vermeerderd met een bedrag van € 9.319,61 aan wettelijke rente. Tezamen bedraagt dit € 238.756,18. Met dat bedrag verrekent Bridges het door haar per januari 2018 aan MRC verschuldigde bedrag van € 45.000,00 (zie artikelen 2.4 en 4.6 nadere overeenkomst). Per saldo resteert dan € 193.756,18. Daarnaast heeft Bridges op grond van de artikelen 2.4 en 4.6 van de nadere overeenkomst recht op levering aan haar van de Gangway.



4.2.
De vordering van Bridges zal grotendeels worden toegewezen. De rechtbank motiveert dit als volgt.



4.3.
Het meest verstrekkende verweer van MRC is dat partijen zijn overeengekomen dat zij ieder voor een gelijk deel zouden bijdragen in de winst en de kosten c.q. het verlies. Dit verweer is echter onvoldoende onderbouwd. Indien een dergelijke afspraak was gemaakt, zou het in de rede liggen dat deze zou zijn vastgelegd. MRC heeft echter geen stuk kunnen overleggen waarin een dergelijke afspraak is vastgelegd. Evenmin heeft zij enige plausibele verklaring verstrekt voor het ontbreken van een dergelijk stuk. Indien het zou gaan om een louter mondeling gemaakte afspraak, mocht van MRC worden verwacht dat zij concreet zou stellen op of omstreeks welke datum of data en tussen welke personen de gestelde afspraak is gemaakt. Dergelijke stellingen ontbreken. Voor bewijsvoering hieromtrent is dan ook geen plaats.



4.4.
Partijen zijn het er in de kern over eens dat zij zijn overeengekomen om de positieve marge die zij ter zake van de Gangway-opdracht verwachtten bij helfte te delen. Dat rechtvaardigt echter niet zonder meer de door MRC getrokken conclusie dat partijen dan tevens een verlies bij helfte dienden te delen.



4.5.
Bridges heeft zich voor wat betreft de inhoud van de tussen partijen geldende verbintenissen beroepen op de inhoud van het op 15 april 2017 ondertekende verslag van de bespreking van 14 april 2017 (zie hiervoor onder 2.9). Voorts heeft Bridges zich beroepen op de inhoud van de nadere overeenkomst (zie hiervoor onder 2.13).



4.6.
De rechtbank verwerpt het verweer dat [naam 2] niet bevoegd was om MRC te vertegenwoordigen bij het sluiten van de overeenkomst met Bridges. MRC heeft zelf aangevoerd dat [naam 2] , door MRC aangeduid als "fabrieksdirecteur", aan de zijde van MRC projectverantwoordelijk was. Voorts heeft MRC ter comparitie niet betwist dat [naam 1] ter zake van de met betrekking tot het project te maken afspraken door iedereen aan de zijde van MRC, ook door de op de comparitie aanwezige heer [naam 4] , werd verwezen naar [naam 2] .



4.7.
In de gegeven omstandigheden kan MRC zich (thans) niet (meer) op het standpunt stellen dat [naam 2] formeel bezien niet vertegenwoordigingsbevoegdheid was, wat er ook zij van die stelling. De rechtbank wijst er in dit verband op dat de op 17 april 2017 ondertekende overeenkomst uitdrukkelijk vermeldt dat MRC daarbij rechtsgeldig werd vertegenwoordigd door "De heer [naam 2] Fabrieksdirecteur". Na ondertekening van de nadere overeenkomst heeft MRC zich destijds niet op het standpunt gesteld dat [naam 2] niet vertegenwoordigingsbevoegdheid was. Ook de uitvoerige brief van 30 januari 2018 van mr. R. Slotboom aan de toenmalige advocaat van Bridges - ruim negen maanden na ondertekening van de overeenkomst - vermeldt hieromtrent niets (productie 18 bij conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie). Uitgaande van de thans door MRC ingenomen stellingen over onbevoegdheid van [naam 2] is dat niet verklaarbaar. Ter comparitie heeft MRC bovendien niet weersproken de mededeling van Bridges dat door MRC nooit gezegd is dat [naam 2] niet bevoegd was. Evenmin is weersproken de mededeling dat [naam 2] ook de stukken inzake de overeenkomst met Havenbedrijf Antwerpen namens MRC heeft ondertekend.



4.8.
Bij brief van 22 februari 2019 onder 2 heeft mr. Linker met betrekking tot de inhoud van het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van de comparitie van partijen het volgende opgemerkt:

"De heer [naam 4] heeft ter zitting nog het volgende verklaard. De bestuurder van Bridges, de heer [naam 1] , heeft voorafgaand aan het ondertekenen door de heer [naam 2] van het gespreksverslag (productie 20 van Bridges) en de nadere overeenkomst (productie 1 van Bridges) onderzoek gedaan in de Kamer van Koophandel naar de bevoegde bestuurder namens MRC. Hieruit bleek dat de (indirect) bestuurder destijds (tot 4 juli 2017) de heer [naam 5] was. De heer [naam 1] heeft de heer [naam 5] daarna benaderd en gevraagd of hij wil tekenen. De heer [naam 5] heeft dat geweigerd. De heer [naam 1] heeft de heer [naam 5] in reactie daarop geld aangeboden, in ruil voor ondertekening. Ook dat heeft de heer [naam 5] geweigerd. Vervolgens heeft de heer [naam 1] bij de heer [naam 2] aangedrongen op ondertekening, hoewel hij dus goed op de hoogte was van het feit dat de heer [naam 2] niet bevoegd was om documenten namens MRC te ondertekenen."



4.9.
Bij brief van 28 februari 2019 heeft mr. Aaryf daar als volgt op geantwoord:

"In navolging van de opmerking van mr. Linker reageer ik namens Bridges2000 BV als volgt.

Achter punt 2 wordt opgemerkt dat de heer [naam 1] zou hebben gesteld dat hij vooraf aan het ondertekenen van het gespreksverslag (productie 20 Bridges) en het ondertekenen van de nadere overeenkomst, onderzoek gedaan zou hebben bij de Kamer van Koophandel naar de bevoegde bestuurders van MRC. Dit is onjuist. Dit geldt ook voor de stelling dat als gevolg van dit onderzoek de heer [naam 5] al dan niet tegen betaling zou zijn benaderd voor de ondertekening van de overeenkomst.

Bridges merkt op dat deze informatie (lees: nogal stevige beschuldigingen aan het adres van Bridges) niet ter zitting naar voren is gekomen en MRC tracht op deze wijze nieuwe stellingen opwerpt ter voorkoming of beperking van de toewijsbaarheid van de vorderingen. Na datumbepaling van het vonnis is het gelet op de beginselen van behoorlijk proces niet toegestaan om nieuwe informatie naar voren te brengen. De mogelijkheid om te reageren op een proces-verbaal dient daarvoor niet gebruikt te worden.

Wel is het zo dat - zoals uit het proces-verbaal blijkt - dat Bridges terecht in de veronderstelling verkeerde dat de personen met wie zij steeds in gesprek was, de personen waren die vertegenwoordigingsbevoegd waren. Voor Bridges was van belang dat er overeenstemming was over de inhoud van de overeenkomst. Daarbij dient wat Bridges betreft in overweging genomen te worden dat de ondertekening van een overeenkomst ex artikel 6:217 BW geen vereiste is voor de totstandkoming van betreffende overeenkomst. De overeenkomst is uitgevoerd door beide partijen. Sterker nog, beide partijen beroepen zich (in en buiten rechte) op de inhoud van die overeenkomst."



4.10.
Indien de heer [naam 4] ter zitting van 12 februari 2019 zou hebben verklaard hetgeen mr. Linker daarover mededeelt in zijn brief van 22 februari 2019 dan had het in de rede gelegen dat de rechtbank de aanwezigen (in ieder geval de ook aanwezige [naam 1] ) de nodige nadere vragen over dat onderwerp had gesteld. Een en ander zou dan ook in het proces-verbaal zijn vermeld. De perceptie van mr. Linker over hetgeen de heer [naam 4] ter zitting heeft verklaard, is kennelijk wezenlijk anders dan de perceptie van de rechtbank en mr. Aaryf. De rechtbank deelt de visie van mr. Aaryf dat de gelegenheid die aan partijen is geboden om binnen zeven dagen na ontvangst van het proces-verbaal eventuele onjuistheden daarin door te geven aan de rechtbank en de wederpartij, niet is bedoeld om nieuwe stellingen op te werpen of om nieuwe informatie naar voren te brengen. Dergelijke nieuwe stellingen en/of nieuwe informatie zal de rechtbank dan ook niet bij de beoordeling betrekken.


4.11.
MRC heeft (wel) aangevoerd dat de overeenkomst onder druk is getekend door [naam 2] . Ze heeft er in dit verband op gewezen dat er al vertragingen waren opgetreden en dat Bridges weigerde de SAB te leveren zolang de overeenkomst niet was ondertekend. Voorts heeft MRC erop gewezen dat de nadere overeenkomst door [naam 2] op zijn woonadres is ondertekend.



4.12.
De rechtbank is van oordeel dat het Bridges vrij stond om van MRC te verlangen dat tussen partijen met betrekking tot het project heldere afspraken zouden worden gemaakt en dat die afspraken duidelijk zouden worden vastgelegd. Dat [naam 2] onder druk stond op het moment dat de nadere overeenkomst door hem werd ondertekend, doet in beginsel niet af aan de rechtsgeldigheid van die overeenkomst. Bijzondere omstandigheden die mee zouden kunnen brengen dat daar anders over dient te worden gedacht, zijn gesteld noch gebleken.



4.13.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de nadere overeenkomst heeft te gelden als een rechtsgeldig schriftelijk contract waarin de verhouding van partijen ten aanzien van de Gangway-opdracht is geregeld. Een dergelijk contract kan echter een leemte laten die moet worden aangevuld. Of dat het geval is, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen verwacht kan worden.



4.14.
Hetgeen in de nadere overeenkomst is vastgelegd, is in lijn met hetgeen volgens het besprekingsverslag van 15 april 2017 op 14 april 2017 tussen partijen (vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] ) is besproken en afgesproken. Hetgeen het besprekingsverslag vermeldt, bouwt bovendien voort op bijvoorbeeld de e-mailwisseling over de periode van 29 tot en met 31 maart 2017 die Bridges als productie 10 bij conclusie van antwoord in reconventie heeft overgelegd.



4.15.
Indien MRC beoogde overeen te komen dat op het, door haar als hoofdaannemer uit te voeren, project eventueel te lijden verliezen bij helfte door Bridges zouden dienen te worden gedragen, mocht van haar worden verwacht dat zij dat tevoren duidelijk kenbaar zou maken aan Bridges. Bridges behoorde dan immers de mogelijkheid te krijgen om, mede gelet op dat risico en haar (beperkte) financiële mogelijkheden, ervan af te zien een dergelijke overeenkomst aan te gaan. Ter comparitie heeft Bridges er in dit verband op gewezen dat zij het zich niet zou hebben kunnen permitteren om met MRC overeen te komen dat zij voor 50% zou delen in eventueel verlies op de Gangway-opdracht.



4.16.
MRC heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die - mits bewezen - zouden kunnen meebrengen dat zij aan de bepalingen van de nadere overeenkomst een zodanige betekenis mocht toekennen en dat zij te dien aanzien redelijkerwijs van Bridges mocht verwachten dat eventuele verliezen op de Gangway-opdracht voor 50% door Bridges zouden worden gedragen. Dat MRC zich feitelijk ook realiseerde dat zij dit niet van Bridges mocht verwachten, vindt bevestiging in de wijze waarop MRC de voor haar uit de Gangway-opdracht voortvloeiende financiële verplichtingen jegens (andere) onderaannemers geheel buiten Bridges om heeft trachten af te wikkelen. MRC heeft immers geheel buiten Bridges om ter zake van een financieel belang van omstreeks € 440.000,00 een vaststellingsovereenkomst gesloten met drie onderaannemers op het project.



4.17.
Ter comparitie heeft MRC het standpunt ingenomen dat, indien wordt aangenomen dat alleen de winst en niet ook het verlies 50%/50% met Bridges zou worden gedeeld, zij heeft gedwaald bij de totstandkoming van de overeenkomst. De overeenkomst dient in de visie van MRC gedeeltelijk te worden vernietigd. Daarvan zou volgens MRC het gevolg moeten zijn dat ook het verlies moet worden gedeeld. De rechtbank verwerpt dat verweer. Voor zover er al sprake zou zijn van dwaling, komt die in de gegeven omstandigheden voor rekening van MRC. Bovendien is gesteld noch gebleken dat zich een van de situaties heeft voorgedaan als omschreven in artikel 6:228 lid 1 aanhef en onder a, b of c BW. Voorts is onduidelijk hoe MRC zich de door haar genoemde gedeeltelijke vernietiging precies voorstelt. In feite vordert zij de overeenkomst anders uit te leggen dan wel te wijzigen. Daarvoor bestaat echter geen grond.



4.18.
Bij dagvaarding onder 9 heeft Bridges een opsomming verstrekt van de facturen waarvan zij voldoening vordert. Bij conclusie van antwoord onder 6.4 heeft MRC de verschuldigdheid van die specifieke facturen slechts summier gemotiveerd betwist. Bij gelegenheid van het nemen van de conclusie van antwoord in reconventie heeft MRC nadere producties overgelegd ter onderbouwing van haar vorderingen. Ter comparitie heeft de rechtbank de facturen en het daartegen gevoerde verweer met partijen doorgenomen. De rechtbank zal die facturen hierna achtereenvolgens behandelen.



4.19.
Ter zake van de factuur met nummer 2017 1702-20170201 met betrekking tot levering hekjes en met uiterste betaaldatum 25 februari 2017, voor een bedrag van € 2.129,60, heeft MRC haar aanvankelijke betwisting niet gehandhaafd. Bridges heeft er ter comparitie op gewezen dat het leveren van de hekjes onderdeel was van het bouwen van de brug. Voorts heeft Bridges erop gewezen dat uit de e-mail van 30 maart 2017 17:04 van [naam 2] aan [naam 1] , overgelegd als productie 10 bij de conclusie van antwoord in reconventie, blijkt dat deze factuur door MRC is geaccordeerd ("Zo ook gaarne een factuur voor de hekjes a 1760 Euro"). MRC heeft die stellingen niet weersproken. Dit onderdeel van de vordering zal worden toegewezen.



4.20.
Ter zake van de factuur met nummer [nummer 3] met betrekking tot SGS-keuring en [naam bedrijf] -engineering en met uiterste betaaldatum 25 februari 2017, voor een bedrag van € 1.069,64, heeft MRC haar aanvankelijke betwisting niet gehandhaafd. [naam 1] heeft ter zitting medegedeeld dat in het voortraject, nog voordat een overeenkomst was gesloten, is afgesproken dat Bridges deze kosten zou delen met MRC. [naam 1] heeft dat afgesproken met de heren [naam 4] en [naam 2] . [naam 4] , die ter zitting aanwezig was, heeft dit niet weersproken. Dit onderdeel van de vordering zal worden toegewezen.



4.21.
Ter zake van de factuur met nummer [nummer 4] met betrekking tot extra kosten bouwen SAB en met uiterste betaaldatum 3 april 2017, voor een bedrag van € 6.292,00 (inclusief btw), heeft MRC haar aanvankelijke betwisting niet gehandhaafd. [naam 1] heeft er ter zitting op gewezen dat uit de e-mail van 30 maart 2017, overgelegd als productie 10 bij de conclusie van antwoord in reconventie, blijkt dat deze factuur door MRC is geaccordeerd ("Voor de meerwerkkosten, nog te specificeren zijnde 5200 Euro, zoals door jou gedeclareerd voor de realisatie van de SAB zien wij graag een factuur tegemoet"). MRC heeft deze stelling niet weersproken. Dit onderdeel van de vordering zal worden toegewezen.



4.22.
Ter zake van de factuur met nummer [nummer 5] met betrekking tot deling kosten opstellen contract en met uiterste betaaldatum 3 april 2017, voor een bedrag van € 1.815,00, heeft MRC haar aanvankelijke betwisting niet gehandhaafd. [naam 1] heeft erop gewezen dat uit de e-mail van 30 maart 2017, overgelegd als productie 10 bij de conclusie van antwoord in reconventie, blijkt dat deze factuur door MRC is geaccordeerd ("Delen kosten van opmaak uiteindelijk juridisch document; "contract" tussen partijen is akkoord, met een maximum van €1500 en kopie factuur"). MRC heeft dit niet weersproken. Dit onderdeel van de vordering zal worden toegewezen.



4.23.
Ter zake van de factuur met nummer [nummer 6] , niet gespecificeerd, met uiterste betaaldatum 3 april 2017 en factuurbedrag € 27.225,00 heeft [naam 1] ter zitting toegelicht dat de factuur kosten betreft voor herstel van werkzaamheden van onderaannemer [naam bedrijf] . [naam 2] heeft destijds geweigerd om deze factuur te accorderen. Bridges heeft aangeboden om alsnog met stukken te onderbouwen dat de kosten zijn gemaakt. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen. Het lag op de weg van Bridges om deze niet gespecificeerde betwiste factuur direct te onderbouwen.



4.24.
Ter zake van de factuur met nummer [nummer 7] met betrekking tot bijwerk extra twee cilinders en met uiterste betaaldatum 24 april 2017, voor een bedrag van € 2.614,81, heeft Bridges geen stukken in het geding gebracht. Bridges heeft aangeboden alsnog met stukken te onderbouwen dat de kosten zijn gemaakt. Nu het hier een betwiste factuur betreft, lag het op de weg van Bridges om deze direct onderbouwen. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.



4.25.
Ter zake van de factuur met nummer [nummer 8] met betrekking tot transportkosten van SAB naar MRC en met uiterste betaaldatum 28 april 2017, voor een bedrag van € 526,35, heeft MRC bij conclusie van antwoord aangevoerd dat onduidelijk is waar het transport betrekking op had en waarom MRC daarvoor zou moeten betalen. Nu duidelijk is dat het hier de transportkosten betreft voor het vervoeren van de SAB naar MRC acht de rechtbank het door MRC gevoerde verweer ondeugdelijk. Dit onderdeel van de vordering zal worden toegewezen.



4.26.
Ter zake van de factuur met nummer [nummer 9] met betrekking tot geleverde materialen en diensten en met uiterste betaaldatum 19 mei 2017, voor een bedrag van € 41.672,40 heeft [naam 1] er ter zitting op gewezen dat uit productie 14 bij de conclusie van antwoord in reconventie blijkt dat MRC deze factuur heeft geaccordeerd. MRC heeft deze stelling niet weersproken. Dit onderdeel van de vordering zal worden toegewezen.



4.27.
Ter zake van de factuur met nummer [nummer 10] met betrekking tot herstel engineeringfout en met uiterste betaaldatum 16 mei 2017, voor een bedrag van € 9.361,77, heeft [naam 1] ter zitting erkend dat deze factuur niet is geaccordeerd door MRC. In de visie van [naam 1] betrof het schade veroorzaakt door onderaannemer [naam bedrijf] . [naam 2] wilde die schade volgens [naam 1] niet "doorleggen" naar [naam bedrijf] en hij wilde ook de factuur niet accorderen. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen. De rechtbank kan uit de door Bridges verstrekte summiere informatie niet afleiden dat er een deugdelijke grondslag bestaat voor het factureren van dit bedrag aan MRC.



4.28.
Ter zake van de factuur met nummer [nummer 11] met betrekking tot extra werk " [naam 6] " en met uiterste betaaldatum 28 augustus 2017, voor een bedrag van € 6.050,00, heeft [naam 1] ter zitting erkend dat deze factuur niet is geaccordeerd door MRC. In de visie van [naam 1] had [naam 2] Bridges echter verzocht het extra werk te verrichten. Het betreft gemaakte kosten voor door Bridges ingeschakelde ZZP-ers. [naam 1] heeft erop gewezen dat het geen herstel van werkzaamheden betreft waarvoor Bridges in gebreke is gesteld. MRC heeft erkend dat juist is dat Bridges niet in gebreke is gesteld, maar heeft erop gewezen dat indien werk niet goed was uitgevoerd, Bridges is verzocht om dat te herstellen. De rechtbank gaat ervan uit dat deze factuur betrekking heeft op werkzaamheden die aanvankelijk niet tot tevredenheid van MRC zijn uitgevoerd, waarna op verzoek van MRC herstel heeft plaatsgevonden. Bridges heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die - mits bewezen - meebrengen dat MRC de gefactureerde kosten verschuldigd is. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.



4.29.
Ter zake van de facturen met betrekking tot huur Gangway 1e tot en met 9e termijn, waarbij de eerste factuur een uiterste betaaldatum heeft van 3 oktober 2017 en de overige facturen een uiterste betaaldatum hebben van 17 april 2018, alle voor een bedrag van € 14.520,00, grondt Bridges de vordering op de artikelen 2.5 en 4.5 van de nadere overeenkomst (zie hiervoor onder 2.13). MRC heeft hiertegen aangevoerd dat die bepalingen uitsluitend met het oog op mogelijke factoring zijn geredigeerd. MRC zou er nooit daadwerkelijk mee akkoord hebben willen gaan dat zij per week € 3.000,00 aan Bridges zou dienen te betalen. De rechtbank acht dat verweer ongegrond. Vooropgesteld zij dat het niet in de rede ligt dat een partij als MRC een contract ondertekent waarvan de tekst haar verplicht tot betaling van aanzienlijke bedragen indien zij meent die bedragen niet werkelijk verschuldigd te zijn. Daar komt bij dat uit het verslag van de bespreking van 14 april 2017 tussen [naam 1] en [naam 2] blijkt dat het wel degelijk de bedoeling van partijen was om overeen te komen dat MRC per week € 3.000,00 aan huur aan Bridges zou dienen te betalen (zie hiervoor onder 2.9). De relevante passages uit het verslag van die bespreking luiden immers als volgt:

"14.4.2017 bespreking [naam 1] / BRIDGES2000 en [naam 2] / MRC

Verslag naar aanleiding van gesprek over onderstaande punten

(…)
7. Andere oplossing is BRIDGES2000 berekent en ontvangt tijdens gehele verhuur van 8 maanden of langer (zelfde als andere doorberekende periode) 3.000 euro huur per week. In januari 2018 betaalt BRIDGES2000 nog 45.000 euro aan MRC en vanaf dat moment is Cruiseterminal gangway die voor lange verhuur vervaardigd is 100% eigendom van BRIDGES2000 (dit betreft alleen een voorstel, er kan geen enkel recht aan ontleend worden)

Deel A,

(…)
MRC en BRIDGES2000 zijn het eens m.b.t. punt 7

Hetgeen tussen haakjes staat komt te vervallen

M.b.t. de afspraak over de huur genoemd en bedoeld in punt 7 gaat MRC een huurverplichting met BRIDGES2000 aan


[naam 3] wordt gevraagd om cumulatieve huurbedragen te factoren en daarvoor de papieren rond te maken

MRC wil 13 weken uitstel van betaling, ofwel aan factor betalen vanaf 1 augustus 2017

Om bovenstaande te bevestigen wordt overeenkomst aangepast en doorgezonden, zodat deze bij voorkeur door beide partijen op dinsdagochtend 18.4.2017 kan worden ondertekend.
(…)"



4.30.
Duidelijk is ook dat het de bedoeling van partijen was om gebruik te gaan maken van factoring. Dat doet er echter niet aan af dat tussen partijen niet in geschil was dat MRC de huurbedragen verschuldigd zou raken. Het thans door MRC ingenomen standpunt dat zij niet de wil heeft gehad te aanvaarden dat zij daadwerkelijk per week € 3.000,00 aan huur voor de Gangway aan Bridges zou moeten betalen, is onvoldoende onderbouwd. MRC heeft geen plausibele verklaring verstrekt voor hetgeen zowel in het door partijen ondertekende besprekingsverslag als in de nadere overeenkomst is verwoord. Daarbij is mede van belang dat MRC de € 3.000,00 per maand aan huur uiteraard ook zou hebben moeten betalen als de factoring wel doorgang had gevonden. Voor MRC zou het enige verschil zijn geweest dat zij in dat geval aan de factoringmaatschappij zou hebben moeten betalen in plaats van rechtstreeks aan Bridges. Ook dit onderdeel van de vordering zal worden toegewezen.



4.31.
Niet weersproken is dat MRC vanaf de uiterste betaaldata van de facturen daarover wettelijke rente verschuldigd zou zijn. Dat betreft, nu het hier een handelsovereenkomst betreft, de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW.



4.32.
Met betrekking tot de eigendom van de tijdelijke cruiseterminal Gangway zijn partijen volgens het door hen ondertekende besprekingsverslag en volgens de nadere overeenkomst het volgende overeengekomen:

Besprekingsverslag (zie hiervoor onder 2.11):

"7. Andere oplossing is BRIDGES2000 berekent en ontvangt tijdens gehele verhuur van 8 maanden of langer (zelfde als andere doorberekende periode) 3.000 euro huur per week. In januari 2018 betaalt BRIDGES2000 nog 45.000 euro aan MRC en vanaf dat moment is Cruiseterminal gangway die voor lange verhuur vervaardigd is 100% eigendom van BRIDGES2000 (dit betreft alleen een voorstel, er kan geen enkel recht aan ontleend worden)

Deel A,

(…)

MRC en BRIDGES2000 zijn het eens m.b.t. punt 7

Hetgeen tussen haakjes staat komt te vervallen

M.b.t. de afspraak over de huur genoemd en bedoeld in punt 7 gaat MRC een huurverplichting met BRIDGES2000 aan (…)"

Nadere overeenkomst (zie hiervoor onder 2.13):

"(…)


2.4
Indien voor de lange termijn verhuur bedoelde tijdelijke cruiseterminal gangway niet wordt aangekocht tijdens het nu lopende project door Port of Antwerp, dan betaalt BRIDGES2000 in januari 2018 eenmalig een bedrag van 45.000 euro en is BRIDGES2000 vanaf dat moment 100% eigenaar van de speciaal vervaardigde cruiseterminal gangway.
(…)


4.6
Indien voor de lange termijn verhuur bedoelde tijdelijke cruiseterminal gangway niet wordt aangekocht tijdens het nu lopende project door Port of Antwerp, dan betaalt BRIDGES2000 in januari 2018 eenmalig een bedrag van 45.000 euro en is BRIDGES2000 vanaf dat moment 100% eigenaar van de speciaal vervaardigde cruiseterminal gangway.
(…)"



4.33.
Bij brief van 29 januari 2018 van haar toenmalige advocaat heeft Bridges MRC als volgt bericht (productie 4 bij dagvaarding):

"Op basis van artikel 2.4 en artikel 4.6 Overeenkomst is Bridges2000 gerechtigd om door middel van een eenmalige betaling van EUR 45.000,- de volledige eigendom te verkrijgen van de voor Port of Antwerp vervaardigde en aan haar verhuurde cruiseterminal gangway (hierna de “Gangway”).

Hierbij maakt Bridges2000 aanspraak op haar recht tot levering van de eigendom van de Gangway inclusief onderliggende huurovereenkomst met Port of Antwerp en verzoekt zij MRC haar volledige medewerking hieraan te verlenen. Deze medewerking dient te bestaan uit alle voor de levering van de eigendom van de Gangway noodzakelijke (rechts)handelingen zoals maar niet beperkt tot mededeling van de levering van de eigendom van de Gangway aan Port of Antwerp. Bridges2000 verzoekt en voor zover nodig sommeert zij MRC hierbij om binnen 3 dagen na heden de bijgevoegde verklaring te ondertekenen en te retourneren (scan per e-mail en origineel per post). Bij gebreke van een deugdelijke medewerking van MRC zullen wij deze medewerking gerechtelijk afdwingen.

Voor de betaling van het betreffende bedrag groot EUR 45.000,- maakt Bridges2000 aanspraak op verrekening op grond van artikel 6:127 BW. Hierbij verrekent zij dan ook het betreffende bedrag groot EUR 45.000,- met het tot op heden door MRC aan Bridges2000 verschuldigde bedrag groot EUR 186.937,98. Per saldo resteert er vervolgens een door MRC aan Bridges2000 te betalen bedrag groot EUR 141.937,98. Indien en zodra MRC voor de levering van de Gangway een factuur met BTW aan Bridges2000 doet toekomen zal de daarop verschuldigde BTW eveneens met het nog door MRC verschuldigde bedrag worden verrekend.

Gelet op het feit dat de inhoud van dit schrijven is gericht op rechtsgevolg doen wij MRC dit schrijven rechtstreeks toekomen met een kopie aan haar advocaat mr. R. Slotboom."



4.34.
MRC is derhalve aan Bridges verschuldigd de toewijsbare factuurbedragen, vermeerderd met tot dat moment verschenen wettelijke rente. Daarmee heeft Bridges door middel van de hiervoor onder 4.33 weergegeven brief per 29 januari 2018 een bedrag van € 45.000,00 (exclusief btw) verrekend. De vorderingen van Bridges zullen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen worden toegewezen.



4.35.
De vordering van Bridges om MRC te veroordelen haar medewerking te verlenen aan overdracht van de eigendom van de Gangway aan Bridges zal de rechtbank toewijzen. Bridges kan daar ingevolge hetgeen partijen zijn overeengekomen immers aanspraak op maken.



4.36.
De rechtbank zal de veroordeling van MRC om haar medewerking te verlenen aan overdracht van de eigendom van de Gangway echter niet versterken met een dwangsom. Bridges heeft niet weersproken dat MRC ten behoeve van drie (andere) onderaannemers pandrecht(en) op de Gangway heeft gevestigd. Zolang die onderaannemers nog niet volledig zijn afbetaald, zal het voor MRC naar redelijke verwachting niet mogelijk zijn om het daarheen te leiden dat Bridges zoals zij vordert "de volledige en onbeperkte eigendom van de Gangway" verkrijgt. Een dwangsom kan worden opgelegd om een prikkel tot nakoming te vormen. Een dwangsom behoort niet te worden opgelegd daar waar nakoming (nog) niet mogelijk is.



4.37.
Ter zake van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten heeft MRC zich verweerd met een beroep op lid 6 van artikel 6:96 BW; het ontbreken van de zogenoemde "veertien dagen-brief". Dat beroep faalt. MRC is geen natuurlijk persoon. Zij kan zich niet op lid 6 van artikel 6:96 BW beroepen. De buitengerechtelijke incassokosten zullen met toepassing van de staffel buitengerechtelijke incassokosten worden begroot op een bedrag van € 2.010,47.



4.38.
MRC zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bridges worden begroot op:
- dagvaarding € 81,00
- griffierecht 3.946,00
- salaris advocaat 4.804,00 (2,0 punten × tarief € 2.402,00)
Totaal € 8.831,00



4.39.
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.


in reconventie



4.40.
MRC vordert in reconventie nakoming. Zij legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Partijen zijn overeengekomen dat ieder voor een gelijk deel bijdraagt in de winst en de kosten c.q. het verlies van de Gangway-opdracht. Aangezien het verlies € 415.985,00 bedraagt, vordert MRC betaling door Bridges van € 207.992,50.



4.41.
De rechtbank zal deze vordering afwijzen. MRC heeft in het licht van het gemotiveerde en gedocumenteerde verweer van Bridges onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd dat een overeenkomst met de door MRC gestelde inhoud tussen partijen tot stand is gekomen. Aan het opdragen van bewijs komt de rechtbank derhalve niet toe. Ter nadere motivering verwijst de rechtbank naar hetgeen zij in conventie heeft overwogen onder 4.3 tot en met 4.17.



4.42.
MRC zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bridges worden begroot op:
- salaris advocaat 4.804,00 (2,0 punten × factor 1,0 × tarief € 2.402,00)
Totaal € 4.804,00



4.43.
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.





5De beslissing
De rechtbank


in conventie


5.1.
veroordeelt MRC om aan Bridges te betalen de hierna te noemen bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW daarover met ingang van de hierna te noemen data, een en ander verminderd per 29 januari 2018 met een op die datum verrekend bedrag van € 45.000,00:
Te betalen bedragen Ingangsdata rente
€ 2.129,60 26 februari 2017
€ 1.069,64 26 februari 2017
€ 6.292,00 4 april 2017
€ 1.815,00 4 april 2017
€ 526,35 29 april 2017
€ 41.672,40 20 mei 2017
€ 14.520,00 4 oktober 2017
€ 116.160,00 18 april 2018,



5.2.
veroordeelt MRC om binnen drie werkdagen na de dag waarop dit vonnis is gewezen de eigendom van de Gangway (zoals door MRC aan Havenbedrijf Antwerpen ter beschikking gesteld) aan MRC over te dragen en hiertoe alle benodigde leveringshandelingen te verrichten en/of hier medewerking aan te verlenen zoals, maar niet beperkt tot, het mededelen van deze eigendomsovergang aan Havenbedrijf Antwerpen,



5.3.
veroordeelt MRC om aan Bridges te betalen een bedrag van € 2.010,47 met betrekking tot de door Bridges gemaakte buitengerechtelijke incassokosten,



5.4.
veroordeelt MRC in de proceskosten, aan de zijde van Bridges tot op heden begroot op € 8.831,00,


in reconventie



5.5.
wijst de vorderingen af,



5.6.
veroordeelt MRC in de proceskosten, aan de zijde van Bridges tot op heden begroot op € 4.804,00,


in conventie en in reconventie



5.7.
veroordeelt MRC in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 246,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat MRC niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,



5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,



5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2019.
[1729/2221]
Link naar deze uitspraak