Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0529-462222
ECLI:NL:RBGEL:2024:2476 
 
Datum uitspraak:01-05-2024
Datum gepubliceerd:08-05-2024
Instantie:Rechtbank Gelderland
Zaaknummers:424274
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Opdrachtgever heeft separaat bomen gekocht van een kweker, die vervolgens geplant zijn door een hovenier. In een eeder vonnis van de rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2022:4488) is de koopovereenkomst tussen de opdrachtgever en de kweker ontbonden omdat de kweker zich onvoldoende had vergewist van de geschiktheid van de grond voor deze bomen. In deze procedure wil de kweker voor de toegewezen ongedaanmakingsverbintenis en aanvullende schadevergoeding regres nemen op de hovenier, omdat volgens hem alleen de hovenier een verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank oordeelt dat geen regres mogelijk is ten aanzien van de ongedaanmakingsverbintenis, wel ten aanzien van (een deel van) de aanvullende schadevergoeding.
Trefwoorden:grondonderzoek
koopovereenkomst
koopovereenkomsten
kwekerij
perceel
wettelijke rente
 
Uitspraak
RECHTBANK Gelderland

Civiel recht

Zittingsplaats Arnhem

Zaaknummer: C/05/424274 / HA ZA 23-388


Vonnis van 1 mei 2024


in de zaak van


KWEKERIJ DE LIMIETEN B.V.,
te Huizen,
eisende partij,
hierna te noemen: de kweker (in mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. M.L. Dingemans te Amsterdam,

tegen




1 [gedaagde 1] ,
te [vestigingsplaats] ,2. [gedaagde 2],
te [woonplaats] ,3. [gedaagde 3],
te [woonplaats] ,4. [gedaagde 4],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: de hovenier (in mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. T.J.G. Heideveld te Tiel.





1De procedure


1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 januari 2024
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 maart 2024.



1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.





2De zaak in het kort


2.1.
Deze zaak gaat kort gezegd over de rechtsverhouding tussen de kweker en de hovenier die beiden betrokken waren bij de aanplant van bos op een landgoed in [plaats landgoed] . Beide partijen waren afzonderlijk benaderd door de eigenaar van het landgoed, de [naam 1] . Tussen de kweker en de hovenier bestond geen contractuele verhouding. Nadat een deel van de geplante bomen is afgestorven, heeft [naam 1] in een procedure bij de rechtbank Midden-Nederland alleen de kweker aangesproken. In deze procedure wil de kweker het bedrag waartoe hij door de rechtbank Midden-Nederland is veroordeeld, door de hovenier vergoed zien.



2.2.
De aanplant van het bos op het landgoed is in drie fases gebeurd. De kweker, gespecialiseerd in het kweken van volwassen bomen, heeft in het voorjaar van 2017 bos 1 aangelegd. Dat bos is goed aangeslagen. In april 2017 heeft de kweker in bos 2 walnotenbomen aangeplant. Die bomen heeft hij op verzoek van [naam 1] in april 2019 vervangen door zeven grote beukenbomen en één tulpenboom. In ieder geval een aantal van die bomen is doodgegaan. In maart 2020 heeft de kweker ten behoeve van bos 3 naast onder andere knotwilgen volwassen fruitbomen verkocht aan [naam 1] . [naam 1] heeft een overeenkomst van opdracht gesloten met de hovenier, op basis waarvan de hovenier deze bomen heeft geplant en verzorgd. Voorafgaand aan die aanplant had de hovenier dat perceel, tevoren in gebruik als weiland, gereed gemaakt voor de aanplant van een bos. Van de geplante fruitbomen zijn er 23 doodgegaan.



2.3.
De rechtbank Midden-Nederland heeft in de procedure van [naam 1] tegen de kweker bij tussenvonnis van 19 oktober 2022 (gepubliceerd onder ECLI:NL:RBMNE:2022:4488) ten aanzien van de afgestorven fruitbomen in bos 3 geoordeeld dat de “storende” kleilaag op 50 cm diepte de grond ongeschikt maakte voor de door [naam 1] uitgezochte bomen. De kweker had zich van de geschiktheid van de grond moeten vergewissen. Omdat hij dat niet heeft gedaan was [naam 1] bevoegd om de koopovereenkomst van de fruitbomen, voor zover die zijn afgestorven, te ontbinden en diende de kweker op grond van zijn ongedaanmakingsverbintenis de ontvangen betaling voor die 23 bomen terug te betalen aan [naam 1] , aldus de rechtbank. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de kweker aanvullende schadevergoeding diende te betalen. In het eindvonnis van 21 juni 2023 (niet gepubliceerd) heeft de rechtbank Midden-Nederland ten aanzien van de zeven beuken en de tulpenboom ongeveer gelijkluidende beslissingen genomen. De kweker heeft hoger beroep ingesteld tegen die vonnissen.



2.4.
In de huidige procedure vordert de kweker na wijziging van eis om de hovenier hoofdelijk te veroordelen aan hem het bedrag van € 172.832,22 te betalen, vermeerderd met € 2.495,- aan buitengerechtelijke kosten, € 5.138,87 aan deskundigenkosten en proceskosten.
De hovenier betwist de verschuldigdheid van die bedragen.



2.5.
De rechtbank is van oordeel dat de kweker slechts een deel van de door de rechtbank Midden-Nederland toegewezen schadevergoeding kan verhalen op de hovenier. Daarom zal slechts een klein deel van de vordering worden toegewezen en zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Hieronder zal de rechtbank uitleggen waarom zij tot dat oordeel is gekomen.





3De beoordeling


3.1.
In de procedure bij de rechtbank Midden-Nederland kwam de verhouding tussen de kweker en de hovenier al aan de orde. In 5.18 van het tussenvonnis overwoog de rechtbank ten aanzien van de fruitbomen dat aan de ontbindingsbevoegdheid van [naam 1] niet afdoet dat de hovenier als planter mogelijk ook een verantwoordelijkheid draagt voor het afsterven van de bomen omdat hij bij het planten had moeten zien dat er een storende kleilaag aanwezig was. Een mogelijke fout van de hovenier ontslaat de kweker in zijn rechtsverhouding tot [naam 1] volgens de rechtbank niet van zijn verantwoordelijkheid als verkoper. In 5.29 van het tussenvonnis overwoog de rechtbank verder dat het mogelijk is dat de kweker een regresvordering jegens de hovenier heeft omdat de kweker door de gevolgen van de ontbinding de facto ook de schade van [naam 1] heeft vergoed die, indien de hovenier bij het planten een fout heeft gemaakt, mogelijk in redelijkheid aan die fout toegerekend kan worden. Vaststelling van de onderlinge verdeling van de omvang van de aansprakelijkheid was in die procedure echter niet aan de orde, omdat de aansprakelijkheid van de hovenier jegens [naam 1] niet ter beoordeling voorlag, zo overwoog de rechtbank.



3.2.
In deze procedure stelt de kweker dat niet hij maar de hovenier verantwoordelijk is voor het afsterven van bomen in bos 2 en bos 3. Wat betreft bos 2 voert hij aan dat de aanplant van de bomen in april 2019 goed was gegaan, hetgeen blijkt uit het feit dat de bomen in het eerste groeiseizoen wel waren aangeslagen. Na de aanplant is de verzorging uitgevoerd door de hovenier. Pas in 2020 en 2021 zijn de bomen, vanwege teveel water bij de wortels, gestorven. Wat betreft bos 3 voert de kweker aan dat hij geen betrokkenheid heeft gehad bij de aanplant. De hovenier heeft de aanplant zelfstandig verzorgd, had van tevoren het terrein gereed gemaakt, grondonderzoek gedaan en heeft nadien het onderhoud voor zijn rekening genomen. Zoals uit de deskundigenonderzoeken blijkt waren de fruitbomen van voldoende kwaliteit en was ook de groeiplaats geschikt te maken (bijvoorbeeld door de bomen op terpen te plaatsen), aldus de kweker. De hovenier heeft de bomen echter te diep geplant en onvoldoende maatregelen getroffen om te voorkomen dat de bomen dood gingen door rottende wortels (in verband met teveel water).



3.3.
Het voorgaande leidt er volgens de kweker toe dat hem op de voet van artikel 6:10 jo. 6:102 BW een regresvordering toekomt op grond waarvan de hovenier volledig althans grotendeels dient te betalen waartoe de kweker in de zaak tegen [naam 1] is veroordeeld, te weten:


de terugbetaling van de koopsom van € 104.481,27 (incl. btw) voor bos 3 en € 38.350,- (incl. btw) voor bos 2,


de aanvullende schadevergoeding van € 4.000,- voor bos 3 en € 9.000,- voor bos 2, vermeerderd met de wettelijke rente van € 705,10,


de kosten voor het deskundigenrapport (€ 3.061,30) en de proceskosten in conventie (€ 8.297,37), vermeerderd met € 271,- aan wettelijke rente,


in totaal: € 172.832,22.



3.4.
De hovenier heeft daar onder meer tegen ingebracht dat regres op basis van artikel 6:10 jo. 6:102 BW niet mogelijk is wanneer, zoals hier, sprake is van ontbinding en een bijbehorende ongedaanmakingsverbintenis. Daarnaast betwist de hovenier dat hij voor bos 2 en/of bos 3 een waarschuwings- en/of zorgplicht had. Bos 2 is aangeplant door de kweker, daarbij was de hovenier niet betrokken. Het probleem met de fruitbomen van bos 3 is volgens de hovenier gelegen in het feit dat het niet mogelijk is om zware fruitbomen met een grote kluit te laten aanslaan in een bodem met op 50 cm diepte een zeer zware kleilaag. Dat had de kweker moeten weten. Hij had volgens de hovenier andere bomen dan wel aanvullende maatregelen moeten adviseren. De hovenier betwist dat hem op dat vlak iets te verwijten valt en stelt dat hij de bomen van bos 3 onder toezicht van de kweker heeft geplant.


Geen regres voor de terugbetaalde koopsommen




3.5.
De rechtbank gaat allereerst in op de reikwijdte van artikel 6:102 en 6:10 BW. Artikel 6:102 BW is opgenomen in afdeling 10 van titel 1 van boek 6. Die afdeling ziet op de wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding. In artikel 6:102 BW is bepaald dat twee of meer personen op wie een verplichting tot vergoeding van dezelfde schade rust, hoofdelijk verbonden zijn. Verder is in dat artikel uitgewerkt hoe bepaald moet worden in welke onderlinge verhouding de schadeplichtigen jegens elkaar moeten bijdragen.
Omdat [naam 1] ervoor heeft gekozen de koopovereenkomst met de kweker partieel te ontbinden en hij dat volgens de rechtbank ook mocht doen, heeft de rechtbank Midden-Nederland ongedaanmakingsverbintenissen aangenomen. De kweker moest de koopsommen die hij had ontvangen voor de verloren gegane bomen terugbetalen. Zo is [naam 1] in de positie gebracht alsof hij de verloren gegane bomen niet zou hebben gekocht. Dit betreft geen schadevergoeding. Er is in zoverre dus geen sprake van meerdere schuldenaren die aansprakelijk zijn voor dezelfde schade, waarvoor artikel 6:102 BW is geschreven. Het gevolg hiervan is dat voor de koopsommen waarop de kweker door de ontbinding geen recht meer had (€ 104.481,27 en € 38.350,-) geen regres op de hovenier mogelijk is.
Ook artikel 6:10 BW afzonderlijk kan de kweker geen soelaas bieden. Dat artikel gaat uit van hoofdelijke schuldenaren. Daarvan is sprake als een prestatie door twee of meer schuldenaren verschuldigd is (artikel 6:10 BW). In dit geval is de hovenier echter niet dezelfde ongedaanmakingsverbintenis verschuldigd jegens [naam 1] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kweker nog een beroep gedaan op subrogatie op de voet van artikel 6:12 BW, maar ook dat artikel gaat uit van hoofdelijk schuldenaarschap, zodat ook dit beroep niet kan slagen.


Geen onrechtmatig handelen van de hovenier




3.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kweker verder nog aangevoerd dat de hovenier onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem door zo slecht met de bomen om te gaan dat [naam 1] de koopovereenkomsten partieel kon ontbinden. Ook wanneer onrechtmatig handelen van de hovenier jegens de kweker zou worden aangenomen, kan voormelde terugbetalingsverplichting uit hoofde van de ontbinding van de koopovereenkomst echter niet als schade worden gekwalificeerd. Voor zover de kweker heeft willen stellen dat de hovenier op grond van onrechtmatig handelen verplicht is de schade van de kweker te vergoeden en dat die schade gelijk is te stellen aan de hoogte van de terugbetalingsverplichting, heeft de kweker zijn stelling onvoldoende onderbouwd. De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.



3.7.
Onder omstandigheden kan een tekortkoming in de uitvoering van een opdracht ook een onrechtmatige daad jegens een derde opleveren. Daarvoor is in ieder geval nodig dat de opdrachtnemer (in dit geval de hovenier) ervan op de hoogte is of behoort te zijn dat hij ook de belangen van een derde schaadt en dat hij jegens die derde heeft gehandeld in strijd met wat in het maatschappelijk verkeer betaamt.
Als wordt uitgegaan van de stellingen van de hovenier, te weten weinig bemoeienis van zijn kant bij het planten en verzorgen van de bomen, was slechts sprake van een geringe tekortkoming van de hovenier in de uitvoering van zijn opdracht jegens [naam 1] . In dat geval kan niet worden aangenomen dat de hovenier met die geringe tekortkoming onrechtmatig heeft gehandeld jegens de kweker, die dan in verhouding tot de hovenier een (veel) groter aandeel in de oorzaak van het afsterven van de bomen had.
Als daarentegen wordt uitgegaan van de stellingen van de kweker, te weten een grote bemoeienis van de hovenier bij het planten en verzorgen van de bomen en daarmee een groot aandeel van de hovenier in de oorzaak van het doodgaan van de bomen, tegenover een klein aandeel van de kweker, hoefde de hovenier niet te verwachten dat het (grotendeels) uit zijn fouten voortvloeiende gevolg van afsterven van bomen zou (kunnen) leiden tot ontbinding van de koopovereenkomst tussen [naam 1] en diens leverancier. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde de hovenier in dat geval niet te voorzien dat de kweker de door hem ontvangen koopprijs zou moeten terugbetalen en dat hij, met een tekortschietende uitvoering van zijn opdracht, dus de belangen van de kweker zou schaden. Evenmin valt in te zien waarom de terugbetalingsverplichting als (voorzienbare) schade voortvloeiend uit het gestelde onrechtmatig handelen kan worden gekwalificeerd.
De hovenier had, zoals uit de overwegingen onder 3.9 tot en met 3.11 blijkt, bij het planten en verzorgen van bos 2 zeer weinig bemoeienis. Bij het planten van verzorgen van bos 3 had de hovenier juist een zeer groot aandeel. De kweker heeft, in het licht van het voorgaande, onvoldoende toegelicht waarom eventuele fouten van de hovenier bij de uitvoering van de opdracht van [naam 1] , als onrechtmatige daad jegens de kweker kunnen worden aangemerkt.


De aanvullende schadevergoeding




3.8.
Naast een ongedaanmakingsverbintenis heeft de rechtbank Midden-Nederland de kweker ook veroordeeld tot betaling van aanvullende schadevergoeding voor de verwijdering van de dode bomen en het herstel van de plantgaten. Toegewezen is € 4.000,- voor bos 3 en € 9.000,- voor bos 2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de kweker ten aanzien van de schadevergoeding voor bos 3 wél en voor de schadevergoeding voor bos 2 geen regresrecht op de hovenier.



3.9.
Ten aanzien van bos 2 motiveert de rechtbank dat oordeel als volgt.
Vaststaat dat de kweker de bomen voor bos 2 heeft gekweekt en geplant. Daarvoor heeft hij de plantgaten gegraven. Hij had in dat bos al eerder walnotenbomen geplant en die op verzoek van [naam 1] verwijderd. De hovenier was bij de aanplant van de bomen in bos 2 niet betrokken. Weliswaar heeft de hovenier nadien onderhoudswerkzaamheden in dat bos uitgevoerd, maar dat betekent niet dat het doodgaan van de bomen mede aan zijn schuld te wijten is. Gezien het onderzoeksrapport van Schalk Boomexpertise van 26 november 2022 lijkt de oorzaak van het afsterven van de beuken en de tulpenboom gelegen in het feit dat deze grote bomen (in ieder geval de beuken) geen natte groeiplaats verdragen, terwijl de storende kleilaag op 55 cm diepte verhindert dat het regenwater wegzakt. Aan deze feiten kon de hovenier niets veranderen. De hovenier kon pas iets doen nadat hij het probleem met de natte ondergrond had geconstateerd. Niet (dan wel onvoldoende) betwist is dat de hovenier, toen hij in mei 2020 bemerkte dat de bomen te nat stonden, meteen de kweker heeft gewaarschuwd. Zij hebben vervolgens samen nagedacht over mogelijke maatregelen en er gezamenlijk bij [naam 1] op aangedrongen om de waterstand naar beneden bij te stellen. [naam 1] is daar echter pas toe overgegaan toen de beuken en de tulpenboom al dood waren. Tegen deze achtergrond heeft de kweker onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen voor het oordeel dat het afsterven van de bomen in bos 2 (mede) te wijten is aan het handelen of nalaten van de hovenier. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de bestuurder van de kweker ook verklaard dat hij vindt dat de verantwoordelijkheid voor het afsterven van de bomen niet bij de hovenier ligt, maar bij [naam 1] . [naam 1] heeft immers, ondanks adviezen om te zorgen voor een lage waterstand, de waterstanden in de sloten opgehoogd ten behoeve van een mooie vijver. Vervolgens heeft [naam 1] ook de adviezen van de kweker en de hovenier om de waterstand te verlagen, te laat opgevolgd. Toen waren deze bomen al gestorven. Dit alles brengt met zich dat de hovenier niet aansprakelijk is voor het afsterven van bomen in bos 2 en dat de kweker geen regres kan nemen op de hovenier voor de aanvullende schadevergoeding van € 9.000,- voor bos 2.



3.10.
Ten aanzien van bos 3 overweegt de rechtbank als volgt.
Vaststaat dat de kweker de bomen alleen heeft gekweekt en geleverd. Hij heeft geen nazorg verleend. De hovenier heeft in opdracht van [naam 1] allereerst het terrein voor bos 3 gerealiseerd. Dat terrein was eerder in gebruik als weiland. De hovenier heeft duikers en wegen aangelegd, de percelen op een peil van -0,70 NAP afgewerkt en de percelen geëgaliseerd. Vervolgens heeft de hovenier de bovenste bodemlaag (van ongeveer 30 cm) bestudeerd en een bemestingsadvies opgevraagd. Daarna heeft de hovenier de plantgaten gegraven. Daarbij heeft hij de kleilaag opengespit tot een laag van maximaal 10 tot 20 cm overbleef (zie conclusie van antwoord onder 120). Vervolgens heeft de hovenier bomengrond en organisch materiaal toegevoegd, de bomen geplant en verankerd en luchtslangen geplaatst. Vanaf de aanplant eind maart 2020 heeft hij tot en met eind juni 2020 het grondwaterpeil gemonitord. Over de waterhuishouding van de bomen schreef de hovenier aan [naam 1] in een e-mail van 29 juni 2020:

(…) Dan de waarnemingen na aanplant:


21-3-2020 tm 18-6-2020 wekelijks geen water tot onderkant kluit waargenomen. (notitie: bomen middels druppelleiding gevloeid) (…)


Gezien de tendens in de waarnemingen gaan wij uit dat de hoge waterstand een incident betrof. De bomen zullen bij volwassenheid nog meer water gaan onttrekken uit de bodem en ook de bodem zal als maar beter gaan afwateren als de grond tot rust komt en opnieuw structuur krijgt. (…)

Vaststaat ook dat de fruitbomen zijn doodgegaan als gevolg van het feit dat zich onderin de plantgaten een laag zeer zware klei bevond, waardoor het water niet weg kon lopen, de plantgaten vol water zijn komen te staan en de wortels zijn verrot. Voorts staat vast dat met nadere maatregelen (genoemd door Schalk Boomexpertise in zijn rapport van 12 januari 2021), te weten het plaatsen van de fruitbomen op terpen, het plaatsen van extra drainage en het verlagen van het slootwaterpeil, het terrein wel geschikt te maken was voor het plaatsen van (volwassen) fruitbomen. Inmiddels zijn die maatregelen getroffen en doen de vervangend geplaatste fruitbomen, en de oorspronkelijke fruitbomen die niet waren afgestorven, het goed.



3.11.
De rechtbank Midden-Nederland heeft aangenomen dat op de kweker de verplichting rust om de (aanvullende) schade van [naam 1] te vergoeden. De kweker heeft daartegen hoger beroep ingesteld, maar de appeldagvaarding in verband met deze zaak (kweker-hovenier) op een lange termijn uitgebracht. Vooralsnog geldt daarom in deze zaak als uitgangspunt dat de kweker schadeplichtig is.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de onder 3.10 genoemde feiten echter voldoende duidelijk dat de schade (kosten van verwijdering van de dode fruitbomen en het herstel van de plantgaten) vooral aan (een) fout(en) van de hovenier is te wijten. Hij is tekortgeschoten in zijn verplichting om als een goed opdrachtnemer te handelen. De hovenier wist namelijk dat sprake was van een zeer zware kleilaag, waarin het onderste deel van de kluit zou komen te liggen en had [naam 1] tenminste moeten waarschuwen voor de risico’s en/of nader onderzoek moeten (laten) doen naar de geschiktheid van de bodem voor de geleverde fruitbomen, dan wel maatregelen moeten nemen zoals het plaatsen van de fruitbomen op terpen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de hovenier verklaard dat hij de kleilaag wel heeft gezien, maar dat hij dacht dat hij met het openbreken van die kleilaag en het mengen van die laag met nieuwe grond, voldoende maatregelen had getroffen voor het laten aanslaan van de fruitbomen. Dat de hovenier de risico’s niet goed heeft ingeschat, neemt zijn fout niet weg. Het lag op zijn weg om desgewenst nader advies in te winnen, bij de kweker of bij een andere deskundige. De hovenier heeft nog gesteld dat hij zijn werk onder toezicht en/of regie van de kweker heeft uitgevoerd, maar die stelling heeft hij, tegenover de gemotiveerde betwisting van de kweker, niet onderbouwd. Tijdens de mondelinge behandeling daarnaar gevraagd kon de hovenier niet uitleggen welke regie of welk toezicht de kweker heeft uitgevoerd. Hij heeft ook niet betwist dat de kweker slechts de eerste plantdag aanwezig was, toen de treurwilgen geplant werden, en niet meer op de derde plantdag, toen de fruitbomen geplant werden. Evenmin heeft de hovenier betwist dat zijn medewerkers het aanbod van de kweker om aanwezig te zijn bij het planten van de fruitbomen of daarover uitleg te geven, hebben afgeslagen. Zoals de hovenier ter zitting heeft gezegd, had hij veel ervaring met het planten van (fruit)bomen en is de aanplant onder zijn leiding uitgevoerd. Dat de kweker bij de orderbevestiging aan [naam 1] had aangeboden om, wanneer gewenst, op locatie te zijn om samen de plekken te bepalen en om er, indien gewenst, op verzoek telkens bij te zijn om mee te kijken, is onvoldoende om te kunnen oordelen dat sprake was van regie of toezicht. Ook het uitzoeken van de soort en de maat van de gekweekte fruitbomen maakt niet (ook niet in samenhang met voormeld aanbod) dat de kweker de regie had over het planten van de bomen. De kweker heeft ook niet voor aanvullende werkzaamheden betaald gekregen. [naam 1] had (alleen) de hovenier ingeschakeld voor het planten en het voor- en nawerk.


Regres voor de aanvullende schadevergoeding met betrekking tot bos 3




3.12.
Uit het voorgaande volgt dat op de hovenier schadeplichtig is jegens [naam 1] . Op grond van artikel 6:102 BW komt de rechtbank daarom toe aan de vraag in hoeverre de schadevergoedingsverplichting jegens [naam 1] de kweker en de hovenier in hun onderlinge verhouding aangaat en hoeveel ieder van hen daarin moet bijdragen. Dat artikel bepaalt in samenhang met artikel 6:101 BW (waarnaar 6:102 BW verwijst) dat de schade tussen mededaders moet worden verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist.



3.13.
De rechtbank is van oordeel dat de verplichting tot vergoeding van de aanvullende schade (€ 4.000,- voor de verwijdering van de dode bomen en het herstel van de plantgaten in bos 3) in de verhouding tussen de kweker en de hovenier volledig op de hovenier rust. Zij verwijst daartoe naar wat onder 3.10 en 3.11 is overwogen. De kweker trad ten aanzien van bos 3 slechts als kweker en verkoper op, terwijl de hovenier de aanplant heeft verzorgd en zowel daarvoor als daarna bij de zorg voor het terrein en de bomen betrokken was. Daarmee had de kweker geen aandeel in de oorzaak van het afsterven van de bomen in bos 3. De mate waarin de aan de hovenier toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen beoordeelt de rechtbank dus op 100%. Voor een billijkheidscorrectie ziet de rechtbank geen aanleiding.



3.14.
De hovenier heeft nog aangevoerd dat de kweker door zijn bemoeienis met bos 2 wist dat de kleilaag in bos 3 een probleem zou zijn voor de fruitbomen en dat hij daarom had moeten waarschuwen en/of maatregelen had moeten treffen. Doordat hij dat niet heeft gedaan kan de schade hem (mede) toegerekend worden, aldus de hovenier. De kweker heeft echter gemotiveerd betwist dat hij, op basis van zijn ervaringen met bos 2, wist of had moeten weten dat de bodem in bos 3 ongeschikt was voor de (volwassen) fruitbomen. Zo heeft hij opgemerkt dat de walnotenbomen die hij in april 2017 in bos 2 had aangeplant, in april 2019 niet zijn vervangen vanwege het afsterven van die bomen, maar omdat de bomen zich naar de zin van [naam 1] niet snel genoeg ontwikkelden. De kweker heeft die walnotenbomen op zijn eigen terrein herplant (hetgeen uit foto’s blijkt) en die bomen doen het goed. Verder heeft hij erop gewezen dat de beuken en de tulpenboom ten tijde van het aanplanten van de fruitbomen (eind maart 2020) nog geen probleem hadden. Zoals tussen partijen vaststaat bleek namelijk pas in mei 2020 dat de beuken te nat stonden. Op dat moment heeft de hovenier ook de kweker gewaarschuwd. Tot slot heeft de kweker ter zitting nog opgemerkt dat hij geen zicht heeft gehad op de wijze waarop bos 3 is gecreëerd, de sloten zijn aangelegd, de grond is omgewoeld en nieuwe grond is aangebracht. Hij kon dat niet overzien en wist dus ook niet welke laag op welke laag lag.
Dit alles heeft de hovenier niet gemotiveerd betwist. Er moet daarom van worden uitgegaan dat de kweker niet wist of had moeten weten dat de bodem in bos 3, zonder nadere maatregelen, ongeschikt was voor deze fruitbomen. Om die reden kan de kweker ter zake van het niet waarschuwen of het niet treffen van maatregelen in de verhouding tot de hovenier geen verwijt worden gemaakt. Het niet waarschuwen heeft dus ook geen invloed op de interne draagplicht tussen de hovenier en de kweker.



3.15.
De rechtbank merkt verder nog op dat onder omstandigheden van een verkoper verwacht mag worden dat hij zich ervan vergewist of het verkochte geschikt is voor het voorgenomen gebruik, maar in dit geval wist de kweker dat [naam 1] een professionele hovenier had ingeschakeld voor het aanplanten van de bomen, die bovendien betrokken was geweest bij de inrichting van het terrein. Mede omdat (zoals hiervoor is overwogen) de kweker in maart 2020 nog niet wist dat de bodem ongeschikt was voor het zonder nadere maatregelen planten van de fruitbomen, kan in de verhouding tussen de kweker en de hovenier niet aangenomen worden dat er een bijzondere zorg- en/of waarschuwingsplicht op de kweker rustte.



3.16.
De hovenier heeft, kennelijk in het kader van de billijkheidscorrectie, nog aangevoerd dat zijn financiële belang (€ 257,25 per te planten boom) veel kleiner was dan dat van de kweker, zodat de kweker voor een groter deel moet bijdragen in hun onderlinge verhouding. Daartegen heeft de kweker ingebracht dat hij ook de kosten van de aankoop en het (langdurig) kweken van de bomen heeft gehad, zodat de belangen moeilijk te vergelijken zijn.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de hovenier, mede gezien hetgeen de kweker heeft aangestipt, onvoldoende onderbouwd dat (het verschil in financiële belangen van partijen maakt dat) de billijkheid eist dat de bijdrageplicht anders wordt verdeeld dan in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen (100% voor de hovenier – 0% voor de kweker).


Aansprakelijkheidsbeperking




3.17.
De hovenier doet voorts een beroep op de aansprakelijkheidsbeperking die hij met [naam 1] had afgesproken door de van toepassing verklaring van de algemene voorwaarden van de Koninklijke Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners. In artikel 8 van die voorwaarden is een aansprakelijkheidsbeperking tot 10% van de beplantingskosten opgenomen. Dit verweermiddel kan hij op grond van artikel 6:11 lid 1 BW ook tegen de kweker inroepen, aldus de hovenier. De kweker betwist de toepasselijkheid van die voorwaarden en merkt op dat nergens uit blijkt dat daadwerkelijk exoneraties zijn bedongen. Verder merkt hij met een verwijzing naar de literatuur op dat een eventuele exoneratie in de risicosfeer van [naam 1] ligt en niet aan de kweker kan worden tegengeworpen in de zin dat de kweker dan alle schade moet betalen.



3.18.
De rechtbank merkt op dat de hovenier, ook na de betwisting van de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden, niet heeft onderbouwd dat ze van toepassing zijn. De hovenier heeft zijn overeenkomst met [naam 1] ook niet in het geding gebracht. Niet kan daarom worden aangenomen dat de hovenier in zijn relatie tot [naam 1] een beroep kan doen op een aansprakelijkheidsbeperking. Alleen al om die reden kan dit verweer van de hovenier niet slagen.


Hoogte van de bijdrageplicht van de hovenier




3.19.
De conclusie van het voorgaande is dat het bedrag van € 4.000,- dat de kweker als aanvullende schadevergoeding voor bos 3 aan [naam 1] heeft betaald, door de hovenier aan de kweker vergoed moet worden. Dat geldt ook voor de door de rechtbank over dat bedrag toegewezen wettelijke rente vanaf 15 april 2021 tot de dag der betaling aan [naam 1] (de rechtbank begrijpt dat die betaling al heeft plaatsgevonden).



3.20.
De kweker vordert daarnaast betaling van andere kosten die verband houden met voormelde schadevergoeding. In dat kader stelt de rechtbank voorop dat artikel 6:10 lid 3 BW bepaalt dat de medeschuldenaar naar evenredigheid van het gedeelte van de schuld dat hem aangaat, moet bijdragen in de door een hoofdelijke schuldenaar in redelijkheid gemaakte kosten.



3.21.
De kweker vordert allereerst een bedrag van € 3.061,30 voor het rapport van de deskundige. De rechtbank Midden-Nederland heeft de kweker veroordeeld tot betaling aan [naam 1] van dat bedrag, dat kennelijk de factuur van Schalk betreft voor zijn deskundigenrapporten. De rapporten van Schalk zien grotendeels op de oorzaak van het afsterven van de fruitbomen in bos 3, welke oorzaak relevant is voor de bepaling van de interne draagplicht van de schade in de verhouding van de kweker en de hovenier. Voor een kleiner deel zien de rapporten op de oorzaak van het afsterven van de fruitbomen in bos 2. Dat gegeven, samen genomen met het feit dat de procedure bij de rechtbank Midden-Nederland ook zag op de ontbinding van de koopovereenkomst, en met het hiervoor gegeven oordeel dat de kweker voor de (aanvullende) schade met betrekking tot bos 3 volledig verhaal kan halen op de hovenier, maakt dat de rechtbank de hovenier zal veroordelen de helft van dat bedrag (dus € 1.530,65) aan de kweker te vergoeden.



3.22.
Verder vordert de kweker een bijdrage in de proceskosten in conventie van € 8.297,37, tot betaling waarvan hij jegens [naam 1] is veroordeeld. De hovenier heeft niet betwist dat de kweker deze kosten in redelijkheid kon maken.
Omdat de zaak bij de rechtbank Midden-Nederland zag op zowel bos 2 als bos 3 en op de kwesties ontbinding van de koopovereenkomst en aanvullende schade, zal de rechtbank een kwart van dit bedrag (dus € 2.074,34) toewijzen. In zoverre komt de kweker voor de proceskosten in conventie naar het oordeel van de rechtbank verhaal toe op de hovenier. De daarbovenop gevorderde verbeurde rente van € 271,- zal worden afgewezen, omdat de kweker die had kunnen vermijden door tijdig de proceskosten te betalen.



3.23.
De kweker vordert voorts buitengerechtelijke kosten van € 2.495,-, gebaseerd op een hoofdsom van € 172.000,-. Hij stelt redelijke kosten ter voldoening buiten rechte te hebben gemaakt die de hovenier ingevolge artikel 6:96 lid 2 sub c BW aan hem moet vergoeden. De hovenier betwist niet dat redelijke kosten ter voldoening buiten rechte zijn gemaakt.
Op basis van Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, is daarom – gezien de toewijsbare hoofdsom van € 7.604,99 – daarom een bedrag van € 755,25 toewijsbaar.



3.24.
Tot slot vordert de kweker dat de hovenier wordt veroordeeld 80% van de kosten van het rapport Steenbakkers II (wat neerkomt op € 3.953,07) en 100% van het rapport Sneep (€ 1.185,80) te vergoeden. Die rapporten zijn in opdracht van de kweker opgesteld en in de procedure tegen [naam 1] ingebracht. Op grond van artikel vordert de kweker hiervoor € 5.138,87 van de hovenier. De hovenier heeft niet betwist dat dit kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid zijn als bedoeld in het door de kweker genoemde artikel. De hovenier heeft evenmin betwist dat de kweker deze kosten in redelijkheid kon maken.
De rechtbank overweegt dat de door Steenbakkers en Sneep gemaakte deskundigenkosten niet alleen zien op (de oorzaken) van de schade in bos 3, maar ook op (de oorzaken van) de schade in bos 2. Omdat de kweker ten aanzien van schade in bos 2 geen verhaal toekomt op de hovenier en ten aanzien van schade in bos 3 100%, zal de rechtbank, op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW, de helft van het gevorderde bedrag, dus € 2.569,44 toewijzen.


Slotsom




3.25.
In totaal zal dus worden toegewezen (€ 4.000,- + € 1.530,65 + € 2.074,34 + 755,25 + 2.569,44=) € 10.929,68, vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 4.000,- vanaf 15 april 2021 tot de dag dat de kweker dat bedrag aan [naam 1] betaald heeft.



3.26.
Omdat partijen geen voldoende concrete feiten hebben gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden, komt de rechtbank niet toe aan bewijslevering. De rechtbank passeert daarom de bewijsaanbiedingen van partijen.



3.27.
De hovenier heeft gevorderd om dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, in verband met het hoger beroep in de zaak tussen de kweker en [naam 1] . De rechtbank ziet daarin echter geen aanleiding om dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.



3.28.
Aangezien beide partijen deels in het ongelijk worden gesteld, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.





4De beslissing

De rechtbank


4.1.
veroordeelt de hovenier hoofdelijk tot betaling aan de kweker van € 10.929,68, vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 4.000,- vanaf 15 april 2021 tot de dag dat de kweker dat bedrag aan [naam 1] betaald heeft,



4.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen,



4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.1 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. de Kerpel-van de Poel en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.
Link naar deze uitspraak