Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBDHA:2021:9813 
 
Datum uitspraak:14-09-2021
Datum gepubliceerd:28-09-2021
Instantie:Rechtbank Den Haag
Zaaknummers:AWB - 20 _ 5466
Rechtsgebied:Socialezekerheidsrecht
Indicatie:Terecht is de ZW-uitkering per 12 december 2019 beeindigd. Het is vaste rechtspraak dat het maatmanloon niet moet worden bepaald aan de hand van het dagloon.
Trefwoorden:dagloon
tuinbouw
uitkering
 
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 20/5466

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 september 2021 in de zaak tussen


[eiser] , te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. J.M. Lintz),

en


de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).




Procesverloop

In het besluit van 11 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiser ontving op grond van de Ziektewet (ZW) per 12 december 2019 beëindigd.

In het besluit van 9 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.




Overwegingen


Wat vooraf ging aan deze procedure.


1. Eiser werkte voorheen als import manager seafreight voor
40 uur per week bij [B.V.] B.V. Op 6 september 2018 heeft hij zich vanuit de Werkloosheidswet ziekgemeld met psychische klachten waarna aan hem een ZW-uitkering is toegekend. De eerstejaars ZW-beoordeling die vervolgens heeft plaatsgevonden, heeft geleid tot de onder ‘Procesverloop’ genoemde besluitvorming.

2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiser per 5 september 2019 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Om die reden heeft verweerder de ZW-uitkering van eiser, met inachtneming van een uitlooptermijn, per
12 december 2019, de datum in geding, beëindigd. Hieraan ligt een medisch en arbeidskundig onderzoek ten grondslag.


Standpunt van eiser.



3.1
Eiser bestrijdt in beroep met name de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. Hij vindt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een lager maatmanloon dan het dagloon geldt. Hierdoor is de juistheid van het bestreden besluit onvoldoende controleerbaar. Het bestreden besluit is in zoverre onvoldoende gemotiveerd.



3.2
Eiser voert ook als beroepsgrond aan dat hij, gelet op de vastgestelde beperkingen, niet in staat is om de geduide functies te verrichten. Hij wijst op de beperkingen die door de verzekeringsarts zijn vastgesteld, zoals de beperking voor het omgaan met conflicten en het hanteren van emotionele problemen van anderen. Eiser geeft aan veel aan zijn hoofd te hebben. Hij kan zich niet concentreren en hij kan niet omgaan met tijdsdruk.
Eiser vindt met name dat hij ongeschikt is voor de functie graafmachinist (SBC-code 263060). Hij leidt uit de functieomschrijving af dat de graafmachinist zelf verantwoordelijk is voor veiligheid, welzijn, gezondheid en milieu, waarbij hij zijn werkzaamheden meestal in nauwe samenwerking met anderen uitoefent. De zorg en verantwoordelijkheid voor de veiligheid van omstanders en de omgeving zoals dat in de functie voorkomt, ligt volgens eiser evident buiten zijn mogelijkheden omdat hij hier niet mee om kan gaan. Daarnaast zal de noodzakelijke nauwe samenwerking met anderen in de bedoelde functie een (potentiële) bron van (arbeids)conflicten zijn en/of (kunnen) leiden tot een confrontatie met de problemen van anderen. Daar komt bij dat eiser helemaal geen graafmachine kan bedienen. Vanwege het gebrek aan concentratie ligt het volgens eiser voor de hand dat hij onvoldoende in staat is om hiervoor een opleiding te volgen.



3.3
Verder voert eiser aan dat ook de andere geduide functies elementen bevatten van (tijds)druk en omgang met anderen. Eiser betwijfelt of hij deze functies kan verrichten en hij vindt ook dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij hiertoe in staat kan worden geacht.


Beoordeling door de rechtbank.


4. Bij de beoordeling van het beroep is een aantal wettelijke bepalingen van belang. Deze zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.


Beoordeling medische kant van de zaak




5.1
De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek van de verzekeringsarts zorgvuldig is verricht. De psychische klachten van eiser zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen van de verzekeringsarts uit het psychisch onderzoek. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts aspecten van de gezondheidstoestand van eiser heeft gemist.



5.2
De rechtbank vindt ook dat de medische belastbaarheid van eiser op de datum in geding in het rapport van de verzekeringsarts van 3 oktober 2019 op inhoudelijk overtuigende wijze is gemotiveerd. Het beroep van eiser geeft geen aanleiding om aan de juistheid daarvan te twijfelen, nu eiser geen medische beroepsgronden heeft ingediend.



5.3
Eiser moet daarom op de datum in geding in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 3 oktober 2019.


Beoordeling arbeidskundige kant van de zaak




6.1
Het arbeidskundig onderzoek van verweerder is vastgelegd in het rapport van de primaire arbeidsdeskundige van 9 november 2019, het aanvullend rapport van de primaire arbeidsdeskundige van 9 maart 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) van 9 juli 2020.



6.2
De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundigen inzichtelijk hebben gemotiveerd welke gegevens hebben gediend voor de berekening van het maatmanloon. Het is vaste rechtspraak dat het maatmanloon niet moet worden bepaald aan de hand van het dagloon maar in beginsel aan de hand van het loon dat de verzekerde op de datum in geding in zijn vroegere functie zou hebben kunnen verdienen als hij niet arbeidsongeschikt was geworden.
Dit uitgangspunt hebben de arbeidsdeskundigen gehanteerd. De primaire arbeidsdeskundige heeft (tot twee keer toe) uitgelegd en ook nader gespecificeerd hoe hij tot de hoogte van het maatmaninkomen is gekomen. Ook de arbeidsdeskundige b&b is hier nader op in gegaan en heeft hierover uitleg gegeven. Hij heeft vastgesteld dat het maatmaninkomen op correcte wijze is vastgesteld. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om dit onjuist te achten. De beroepsgrond die hierop ziet, treft geen doel.



6.3
De primaire arbeidsdeskundige heeft aan de hand van de FML een aantal functies voor eiser geduid. Het gaat om de functies graafmachinebestuurder, laadschopbestuurder (SBC-code 263060), productiemedewerker metaal en elektro-industrie (SBC-code 11171), assembleerder installatie, motoren, voertuigen (SBC-code 265110) en de reservefuncties productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180) en medewerker tuinbouw (SBC-code 111010).
De arbeidsdeskundige b&b is gemotiveerd tot de conclusie gekomen dat eiser in staat moet worden geacht om deze functies te verrichten per de datum in geding.



6.4
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundigen bij de selectie van de functies rekening hebben gehouden met de beperkingen die zijn aangenomen door de verzekeringsarts. De geselecteerde functies blijven namelijk binnen de marge van de aangegeven beperkingen. De rechtbank vindt verder dat de arbeidsdeskundigen voldoende hebben gemotiveerd waarom de geduide functies ook overigens passend zijn voor eiser. De signaleringen die door het CBBS zijn gepresenteerd als teken van een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid, zijn met name door de primaire arbeidsdeskundige voorzien van een toelichting. Dit geldt ook voor de signaleringen die staan vermeld in de Resultaat functiebeoordeling van de functie graafmachinebestuurder, laadschopbestuurder. De arbeidsdeskundigen hebben inzichtelijk gemotiveerd dat voor de geduide functies geldt dat de aard van de werkzaamheden routinematig is en dus dat er in die functies sprake is van een voorspelbare werksituatie. Voor de geduide functies geldt verder dat er geen taken voorkomen waarin het hanteren van emotionele problemen van anderen een functie eis is. Voorts geldt dat nu eiser opleidingsniveau 3 heeft en de verzekeringsarts eiser niet beperkt heeft geacht voor de cognitieve functies vasthouden van aandacht, verdelen van aandacht en herinneren, de mate van probleem oplossen in de functies passend wordt geacht. Ook gelden er volgens de arbeidsdeskundige b&b voor eiser geen bezwaarlijke aanname eisen in de functies. Eiser moet daarom in staat worden geacht de voor de functie van graafmachinebestuurder noodzakelijke opleiding te volgen. In wat eiser heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor twijfel aan het oordeel van de arbeidsdeskundigen. Eiser is immers niet beperkt geacht voor vasthouden en verdelen van aandacht (onderdelen 1.1 en 1.2 van de FML) dan wel samenwerken (onderdeel 2.9 van de FML). Op basis van het vorenstaande is aannemelijk dat de belasting in de functies de belastbaarheid van eiser niet te boven gaat. De functies zijn op goede gronden gebruikt door verweerder voor de schatting.


Conclusie.


7. Gelet op al het voorgaande geeft de rechtbank eiser geen gelijk en verklaart de rechtbank zijn beroep ongegrond. De beëindiging van de ZW-uitkering per 12 december 2019 blijft dus in stand.

8. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.





Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2021.






griffier rechter


Afschrift verzonden aan partijen op:




Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.







Bijlage:

Op grond van artikel 19aa van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte recht heeft op loon, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken, een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde:
a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 en
b. als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.

Op grond van het tweede lid van dit artikel heeft de verzekerde, indien hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij hiertoe in staat is geacht.




Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 15 februari 1994 (ECLI:NL:CRVB:1994:ZB2984).
Link naar deze uitspraak