Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:GHARL:2022:4213 
 
Datum uitspraak:24-05-2022
Datum gepubliceerd:26-05-2022
Instantie:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Zaaknummers:200.290.941
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Uitleg overeenkomst. Overdracht fosfaatrechten.
Trefwoorden:koopovereenkomst
landbouwbedrijf
landbouwgrond
melkvee
meststoffenwet
vee
wettelijke rente
 
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.290.941
(zaaknummer rechtbank 365915)


arrest van 24 mei 2022


in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Het Trichtse Veld B.V.,
gevestigd te Tricht (gemeente West Betuwe),
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Trichtse Veld,
advocaat: mr. P.J.M. Boomaars,

tegen:

de stichting

Stichting Lievegoed,
gevestigd te De Bilt,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Lievegoed,
advocaat: mr. P.V. Kleijn.




1Het procesverloop


1.1.
In het tussenarrest van 22 februari 2022 heeft het hof een mondelinge behandeling bepaald. Die heeft plaatsgevonden op 25 april 2022. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal maakt deel uit van de stukken. Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.





2De samenvatting van het geschil


2.1.
Lievegoed heeft een (zorg)boerderij verkocht aan Trichtse Veld. Daarbij zijn afspraken gemaakt over de zogenaamde fosfaatrechten die – mogelijk – aan Lievegoed zouden worden toegekend. Trichtse Veld heeft (een gedeelte van) de boerderij inclusief de fosfaatrechten (door)verkocht aan de broers [naam1] en [naam2] (hierna: de broers [naam 1 en 2] ) en hun vennootschap onder firma. Vervolgens heeft de betrokken overheidsinstantie op 10 december 2019 de fosfaatrechten toegekend aan Landbouwbedrijf Kraaiveld B.V., inmiddels de BV van de broers [naam 1 en 2] (hierna: Landbouwbedrijf). De vraag die de kern vormt van het geschil tussen Trichtse Veld en Lievegoed is of Lievegoed daarmee aan haar verplichtingen uit de koopovereenkomst (en een latere depot overeenkomst) tegenover Trichtse Veld heeft voldaan en daarom recht heeft op betaling van het bedrag van € 100.000,00 voor de fosfaatrechten.



2.2.
Lievegoed dagvaardde Trichtse Veld tot betaling van € 100.000,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. Volgens Lievegoed volgt uit de koopovereenkomst dat Trichtse Veld dat bedrag nog moet betalen, nu Lievegoed de fosfaatrechten aan Landbouwbedrijf heeft overgedragen. De rechtbank besliste dat Lievegoed recht had op betaling en wees de vordering van Lievegoed toe. Tegen dat vonnis komt Trichtse Veld in hoger beroep op. Zij vordert in hoger beroep (zakelijk weergegeven) dat het hof het eindvonnis van de rechtbank vernietigt en de vorderingen van Lievegoed alsnog afwijst.





3De beoordeling


3.1.
Lievegoed is een zorginstelling die tot eind 2015 onder meer zorgboerderijen in eigendom had. Zij exploiteerde, aanvankelijk via Lievegoed Bedrijven
B.V., een melkveebedrijf aan de Roef 4 te Woudrichem, waar cliënten van Lievegoed tijdens hun dagbesteding werkten.



3.2.
Het Trichtse Veld B.V. is sinds 2 december 2019 de naam van de vennootschap die
(tot 28 augustus 2017) [naam3] Onroerend Goed II B.V. en vervolgens (tot 2 december
2019) Hoeve Kraaiveld B.V. werd genoemd. Indirect aandeelhouder/bestuurder van de vennootschap is de heer [naam3] (hierna: [naam3] ).


Uitleg koopovereenkomst



3.3.
Op 9 juni 2017 heeft Lievegoed aan Trichtse Veld verkocht: een “Boerderij met zorggedeelte, aanhorigheden en diverse landerijen binnen het landgoed en verdere aan en toebehoren gelegen te Woudrichem aan de Roef 4, […], kadastraal bekend Gemeente Woudrichem, sectie D, nummers 1927 en 1928 alsmede gemeente Werkendam, sectie S, nummers 214, 3013 en 3014 […] tegen een koopsom. van € 1.600.000,--”. In verband met de aangekondigde wetgeving met betrekking tot verhandelbare fosfaatrechten hebben partijen in artikel 23 van de koopovereenkomst opgenomen:

“artikel 23 Fosfaatreferentie

Partijen zijn overeengekomen dat de door verkoper in het verleden opgebouwde fosfaatreferentie welke aan het bedrijf c.q. aan de onderneming van de verkoper is toegewezen,
wel
bij het verkochte is inbegrepen en dat verkoper deze fosfaatreferentie c.q. fosfaatrechten aan koper zal overdragen.


Indien dit na de juridische levering zal geschieden, verklaart koper (en/of diens rechtsopvolgers) nu voor alsdan op eerste afroep van verkoper zijn onvoorwaardelijke medewerking om genoemde overdracht(en) in administratieve zin te bewerkstelligen en de daartoe vereiste stukken en formulieren te ondertekenen. Ter zekerheid van nakoming van de verplichtingen van verkoper zal een bedrag ter grootte van € 100.000,- in depot worden gesteld bij de notaris. Indien mocht blijken dat de fosfaatreferentie c.q. fosfaatrechten niet kunnen worden geleverd voor 1-4-2018, vervalt het depot aan koper.”



3.4.
Een bedrag van € 100.000,00 van de koopsom is in depot gesteld. Op verzoek van Trichtse Veld heeft Lievegoed een gedeelte van de verkochte registergoederen geleverd aan Trichtse Veld en het andere gedeelte aan Landgoed Kraaiveld BV (een door [naam3] opgerichte vennootschap).



3.5.
Trichtse Veld heeft vervolgens landbouwgrond verkocht aan de broers [naam 1 en 2] en hun vof. In de leveringsakte is opgenomen dat de fosfaatreferentie c.q. fosfaatrechten die aan het bedrijf dan wel de onderneming van Trichtse Veld zijn toegewezen meeverkocht worden. Daarvoor is een bedrag van € 75.000,00 in depot gesteld door de kopers. In aanvulling hierop vermeldt de leveringsakte die daaraan is gehecht een “Rundveestaat "Hoeve Kraaiveld Lievegoed" […] per datum twee juli tweeduizend vijftien.”



3.6.
Op 1 januari 2018 is, ingevolge een wetsvoorstel van 7 september 2016, de gewijzigde Meststoffenwet in werking getreden. Met de wijziging werd voor melkveebedrijven het fosfaatrechtenstelsel ingevoerd, waarbij met name van belang is de hoeveelheid melkvee waarover de betreffende bedrijven op de peildatum 2 juli 2015 beschikten.



3.7.
Op 29 maart 2018 schreef Lievegoed aan Trichtse Veld dat Lievegoed niet verwachtte op 1 april 2018 de fosfaatrechten over te kunnen schrijven op naam van Trichtse Veld. Zij stelde voor om de depotovereenkomst zes maanden te verlengen, of dat het depot zou worden terugbetaald aan Trichtse Veld, waarbij de verplichting van Lievegoed om de fosfaatrechten over te dragen zou komen te vervallen. Bij email van 3 april 2018 schreef Trichtse Veld terug dat – volgens haar – haar betalingsverplichting op 1 april 2018 was komen te vervallen maar dat Lievegoed nog steeds gehouden was om de fosfaatrechten aan haar te leveren.



3.8.
Trichtse Veld heeft in deze procedure het standpunt ingenomen dat Lievegoed de fosfaatrechten om niet aan haar dient te leveren, maar het hof volgt Trichtse Veld daarin niet. In de koopovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat van de totale koopprijs van € 1.600.000,00 voor de registergoederen en de fosfaatrechten € 100.000,00 in depot zou worden gesteld tot 1 april 2018 in afwachting van overdracht van de fosfaatrechten. Het verstrijken van die termijn betekent dat het bedrag van € 100.000,00 niet langer in depot zal worden gehouden. Beide partijen onderkennen dat daarmee niet de verplichting van Lievegoed vervalt om de fosfaatrechten over te dragen, maar de koopovereenkomst biedt geen aanknopingspunt dat partijen hebben bedoeld dat de daartegenover staande betalingsverplichting van Trichtse Veld op 1 april 2018 zou komen te vervallen. Dat blijkt niet uit de tekst van de overeenkomst en Trichtse Veld heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit is af te leiden dat partijen dat bij het aangaan van de overeenkomst hebben beoogd. De uitleg van Trichtse Veld dat de (eerste) depotstelling diende als prikkel tot tijdige nakoming door Lievegoed, kan niet worden gevolgd omdat voor partijen destijds juist onduidelijk was óf Lievegoed de fosfaatrechten zou kunnen leveren en zo ja, op welke termijn. Trichtse Veld heeft geen andere feiten of omstandigheden gesteld die tot een andere conclusie kunnen leiden. Het hof komt dan ook tot het oordeel dat partijen in redelijkheid de koopovereenkomst zo hebben moeten begrijpen dat als Lievegoed aan haar verplichting om de fosfaatrechten over te dragen heeft voldaan, Trichtse Veld het achtergehouden bedrag van € 100.000,00 is verschuldigd, ook als dat pas na 1 april 2018 zou plaatsvinden.


Verplichting van Lievegoed tot overdracht fosfaatrechten



3.9.
Partijen verschillen echter van mening over de vraag of Lievegoed aan haar verplichting om de fosfaatrechten over te dragen heeft voldaan nu de fosfaatrechten uiteindelijk zijn toegekend aan Landbouwbedrijf.



Landbouwbedrijf



3.10.
Op 28 augustus 2017 is Landbouwbedrijf opgericht. Tot 3 november 2017 was [naam3] middellijk aandeelhouder en bestuurder van Landbouwbedrijf, sinds 3 november 2017 zijn de broers [naam 1 en 2] de bestuurders van Landbouwbedrijf.



3.11.
Op 23 januari 2019 schreef mr. Boomaars namens Landbouwbedrijf aan Lievegoed:

“Zoals u weet, heeft cliënte [Landbouwbedrijf, hof] van [Trichtse Veld, hof] gekocht en geleverd gekregen de hiervoor aangehaalde boerderij met zorggedeelte, aanhorigheden en landerijen en de bij de boerderij opgebouwde fosfaatrechten. […] Naar ik van cliënte heb begrepen, bent u pas bereid om tot levering van de fosfaatrechten over te gaan, mits cliënte aan u een bedrag van € 100.000,00 betaalt.

Met deze bijbetaling c.q. aanvullende eis gaat cliënte uitdrukkelijk niet akkoord, hetgeen zij reeds aan u heeft kenbaar gemaakt. Een dergelijke afspraak over bijbetaling of betaling van de fosfaatrechten van € 100.000,00 is nimmer overeengekomen, noch tussen u en de heer [naam3] , althans diens vennootschap, noch tussen u en cliënte.”



3.12.
Trichtse Veld (bijgestaan door mr. Boomaars) heeft vervolgens in kort geding gevorderd dat Lievegoed zou worden veroordeeld om – kort gezegd – de fosfaatrechten over te dragen aan Landbouwbedrijf. Die vordering is afgewezen.



3.13.
Eerder al, op 9 november 2018, had de Rijkdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) het verzoek van Landbouwbedrijf om voor de fosfaatrechten aangemerkt te worden als rechtsopvolger van Lievegoed afgewezen. Landbouwbedrijf heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Lievegoed heeft als belanghebbende in die bezwaarprocedure op 25 oktober 2019 een zienswijze ingediend. Kort gezegd schaarde Lievegoed zich in haar zienswijze achter het besluit van de RVO, omdat het overeengekomen bedrag van € 100.000,00 niet aan haar was voldaan.


Depotovereenkomst



3.14.
Trichtse Veld en Lievegoed hebben vervolgens een depotovereenkomst gesloten. Daarin staat (voor zover hier van belang):

“De partijen

1. De besloten vennootschap Hoeve Kraaiveld B.V. [de oude naam van Trichtse Veld, hof] gevestigd te Woudrichem, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer [naam3] , hierna te noemen “Kraaiveld”,


en


2. […] Lievegoed […]


Overwegende:

[…]
- Dat de RVO Lievegoed heeft uitgenodigd om als derde belanghebbende haar zienswijze te geven op het door Kraaiveld op 19 december 2018 ingediende bezwaar bij de RVO tegen een besluit van 9 november 2018 […], waarin een gezamenlijk verzoek van Lievegoed en Kraaiveld om de referentie voor het vaststellen van fosfaatrechten over te dragen van 29 december 2017 is afgewezen (“Bezwaar Kraaiveld”). Deze zienswijze heeft Lievegoed bij brief van 25 oktober 2019 aan de RVO toegezonden (“Zienswijze Lievegoed”) en zij is in de gelegenheid gesteld om deze tijdens de telefonische hoorzitting d.d. 5 november 2019 nader toe te lichten.

- Dat Lievegoed desgevraagd heeft aangegeven bereid te zijn om de Zienswijze Lievegoed in te trekken, geen verder verweer te voeren tegen het Bezwaar Kraaiveld en om de benodigde handelingen te verrichten om de fosfaatrechten aan Kraaiveld over te dragen, indien Kraaiveld zekerheid stelt voor de betaling van de volgens Lievegoed voor de fosfaatrechten verschuldigde koopsom door storting in depot van een bedrag gelijk aan de koopsom voor de fosfaatrechten waarop Lievegoed meent recht te hebben.

- Dat Lievegoed voornemens is om, in een binnen 3 maanden na ondertekening van deze Depotovereenkomst door haar aanhangig te maken gerechtelijke bodemprocedure betaling te vorderen van de volgens haar voor de verkrijging van de fosfaatrechten door Kraaiveld verschuldigde koopsom van € 100.000,--, te vermeerderen met onder andere de wettelijke (handels)rente vanwege het niet betalen van de koopsom bij verkrijging van de fosfaatrechten (het depot doet volgens Lievegoed niet af aan haar vordering ter zake, nu zij bij overdracht van de rechten aan Kraaiveld niet over het depot kan beschikken) en proceskosten (“de Vordering”).

[…]


Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:

[…]

Artikel 3 Intrekken zienswijze Lievegoed



3.1

Lievegoed zal de RVO op 4 november 2019 per e-mail informeren dat zij de Zienswijze Lievegoed waarin zij heeft gesteld dat geen sprake is geweest van een bedrijfsovername ex. art. 23, vierde lid, van de Meststoffenwet, intrekt en geen verder verweer zal voeren tegen het Bezwaar Kraaiveld en daarbij de RVO tevens zal verzoeken om per direct uitvoering te geven aan de melding verdeling fosfaatrechten van eind 2017 […]



3.2

Lievegoed zal de overschrijving van de fosfaatrechten behorende bij het vee dat op de peildatum 2 juli 2015 door Lievegoed Bedrijven B.V. werd gehouden op de locatie De Roef 4 te Woudrichem […] naar Kraaiveld op geen enkele wijze in de weg staan en waar mogelijk haar medewerking daaraan verlenen.


Artikel 4 Overdracht fosfaatrechten



4.1

Lievegoed zal de benodigde handelingen verrichten om de aan haar door de RVO bij beschikking fosfaatrechten toegekende fosfaatrechten behorende bij het vee dat op de peildatum 2 juli 2015 door Lievegoed Bedrijven BV, werd gehouden op de locatie De Roef 4 te Woudrichem […] over te dragen aan Kraaiveld, binnen 14 dagen na ondertekening van deze Depotovereenkomst (waarbij Lievegoed geen garantie kan geven noch geeft dat de RVO ook daadwerkelijk meewerkt aan deze overdracht).

[…]”


Uitleg depotovereenkomst



3.15.
Trichtse Veld legt deze depotovereenkomst zo uit dat Lievegoed alleen door overdracht van de fosfaatrechten aan haar: “Kraaiveld” kan voldoen aan de voorwaarde waaronder het bedrag aan Lievegoed zal worden uitbetaald.



3.16.
Het hof volgt Trichtse Veld niet in deze uitleg van de depotovereenkomst. Weliswaar is in de aanhef “Hoeve Kraaiveld B.V.” dat wil zeggen Trichtse Veld zelf, gedefinieerd als “Kraaiveld”, maar in de considerans wordt de term “Kraaiveld” ook gebruikt om Landbouwbedrijf (voluit: Landbouwbedrijf Kraaiveld B.V.) mee aan te duiden. Landbouwbedrijf heeft immers het bezwaar van 19 december 2018 ingediend, zo blijkt uit de tekst van de zienswijze en dat volgt ook uit de expliciete stelling van Trichtse Veld dat zij niet betrokken is geweest bij de bestuursrechtelijke procedure waarbij Stichting Lievegoed en Landbouwbedrijf […] wel betrokken waren. Trichtse Veld en Lievegoed zijn overeengekomen dat Lievegoed haar zienswijze zou intrekken: die zienswijze verhinderde dat de fosfaatrechten, die hoorden bij de onderneming die gevoerd werd op De Roef 4, werden toegekend aan Landbouwbedrijf. Als Lievegoed haar zienswijze zou intrekken, zou dat alleen tot overdracht/toekenning van de fosfaatrechten aan Landbouwbedrijf kunnen leiden. Bovendien hadden Landbouwbedrijf (in de brief van 23 januari 2019) en Trichtse Veld (in het kort geding) erop gewezen dat Trichtse Veld deze fosfaatrechten had overgedragen aan Landbouwbedrijf en dat daarom Lievegoed moest meewerken aan overdracht van de fosfaatrechten aan Landbouwbedrijf. Dat vorderde Trichtse Veld ook expliciet in het kort geding. De stelling van Trichtse Veld dat zij daarna met Lievegoed afgesproken zou hebben dat de fosfaatrechten niet langer aan Landbouwbedrijf, maar aan Trichtse Veld zelf geleverd zouden moeten worden, is niet naar behoren met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Voorts is ter zitting van het hof naar aanleiding van vragen van het hof aan de heer [naam3] gebleken dat Landbouwbedrijf, althans de broers [naam 1 en 2] , het overeengekomen bedrag van € 75.000,00 voor de fosfaatrechten hebben betaald aan Trichtse Veld.



3.17.
Gelet op deze omstandigheden hebben partijen bij de depotovereenkomst over en weer de bepalingen ervan redelijkerwijs zo moeten begrijpen dat Lievegoed (onder meer) door het intrekken van de zienswijze, diende mee te werken aan overdracht van de fosfaatrechten aan Landbouwbedrijf.



3.18.
Het standpunt van Trichtse Veld dat Lievegoed op grond van artikel 4.1 van de depotovereenkomst gehouden was de fosfaatrechten over te dragen aan Trichtse Veld wordt dan ook verworpen. Het gaat hier om één verplichting tot medewerking aan de overdracht van de fosfaatrechten die hoorden bij de onderneming die gevoerd werd op de Roef 4 in Woudrichem. Die verplichting vloeit voort uit de koopovereenkomst tussen Trichtse Veld en Lievegoed en Lievegoed heeft daar aan voldaan door – op verzoek van Trichtse Veld – mee te werken aan overdracht aan Landbouwbedrijf, waaraan Trichtse Veld het bedrijf en de onderneming met de fosfaatrechten op de Roef 4 in Woudrichem had verkocht en waarvoor Landbouwbedrijf haar € 75.000,00 had betaald. Trichtse Veld was gehouden de fosfaatrechten aan Landbouwbedrijf over te dragen. Door de overdracht van de fosfaatrechten van Lievegoed aan Landbouwbedrijf is Trichtse Veld gebaat, omdat daarmee is voldaan aan de contractuele verplichting die Trichtse Veld op haar beurt had jegens Landbouwbedrijf tot overdracht van deze fosfaatrechten. Nu Lievegoed aldus bevrijdend heeft voldaan aan haar verplichting jegens Trichtse Veld is haar vordering tot betaling van € 100.000,00 toewijsbaar.

Nieuwe grief



3.19.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep voerde Trichtse Veld – voor het eerst – aan dat de RVO een fout heeft gemaakt en dat in de beslissing op bezwaar van 10 september 2020 aan zowel Trichtse Veld als aan Landbouwbedrijf fosfaatrechten zijn toegekend, op basis van dezelfde referentiegegevens. Trichtse Veld maakt daarom nog aanspraak op deze “tweede set” fosfaatrechten. Het hof stelt vast dat deze grief te laat is opgeworpen: dit standpunt had Trichtse Veld, gelet op de in de rechtspraak van de Hoge raad ontwikkelde ‘in beginsel-strakke-regel’ in haar memorie van grieven moeten innemen. Er is geen geldige reden (aangevoerd) om die grief desondanks te behandelen.



3.20.
Maar ook al zou het hof die grief wel in zijn beoordeling betrekken dan zou de grief niet slagen. Trichtse Veld legt naar het oordeel van het hof de beslissing op bezwaar onjuist uit. In die beslissing staat dat het aantal fosfaatrechten (in kg fosfaat) voor het bedrijf van Lievegoed is vastgesteld op 691 kg. Daarbij is de RVO uitgegaan van het akkoord over de verdeling van de fosfaatrechten tussen “alle betrokken bedrijven” en overwoog de RVO: “Voor de peildatum van 2 juli 2015 had Lievegoed BV de volgende referentiegegevens, dit exclusief de referentiegegevens die toebehoren aan Hoeve Kraaiveld aangezien dit een losstaand bedrijf is.” Dat wil zeggen dat de referentiegegevens van “Hoeve Kraaiveld” niet zijn meegenomen bij de toekenning van 691 kg fosfaatrechten aan Lievegoed. Daarmee kan daar alleen maar Landbouwbedrijf zijn bedoeld, gelet op de toekenning van de fosfaatrechten aan Landbouwbedrijf en op het feit dat Trichtse Veld niet betrokken was bij de bezwaarprocedure. Zoals Lievegoed op zitting ook onweersproken aanvoerde zijn aan haar uitsluitend fosfaatrechten toegekend die zagen op andere boerderijen (waaronder boerderij de Hondspol) en zijn die fosfaatrechten ook overgedragen aan de kopers van die boerderijen. Van een fout van de RVO is dan ook niet gebleken. Uit de koopovereenkomst tussen Trichtse Veld en Lievegoed en de depotovereenkomst tussen Trichtse Veld en Lievegoed vloeit geen verplichting voort voor Lievegoed om die andere fosfaatrechten aan Trichtse Veld over te dragen: de relevante fosfaatrechten, die Lievegoed diende over te dragen en die ook aan Landbouwbedrijf zijn toegekend, zijn de fosfaatrechten die toekwamen aan het bedrijf op de Roef 4 in Woudrichem.


Bewijsaanbod



3.21.
De conclusie is dat uit de koopovereenkomst en de depotovereenkomst tussen partijen de verplichting voortvloeit van Trichtse Veld om het bedrag van € 100.000,00 aan Lievegoed te voldoen. Trichtse Veld heeft verder geen argumenten aangevoerd of concrete stellingen ingenomen die tot de door haar verdedigde uitleg van de koopovereenkomst, de depotovereenkomst of de beslissing op bezwaar van 10 september 2020 kunnen leiden. Het hof komt daarom niet aan de levering van (tegen)bewijs toe.





4De slotsom


4.1.
Het hoger beroep van Trichtse Veld slaagt niet. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen.



4.2.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Trichtse Veld in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Lievegoed zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 2.106,00
- salaris advocaat € 6.556,00 (2 punten × tarief V)



4.3.
Het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.



4.4.
Lievegoed vordert ook dat Trichtse Veld wordt veroordeeld in de proceskosten van de eerste aanleg. In eerste aanleg is Trichtse Veld in de proceskosten veroordeeld en het hof bekrachtigt die beslissing. Dat betekent dat Trichtse Veld op dit punt al beschikt over een executoriale titel. Zij heeft er geen belang bij dat het hof dezelfde veroordeling nogmaals uitspreekt. De wettelijke rente over de proceskosten is Trichtse Veld – voor zover zij die onbetaald heeft gelaten – daarbij in beginsel verschuldigd vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.





5De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland (zittingsplaats Arnhem) van 16 december 2020;

veroordeelt Trichtse Veld in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Lievegoed vastgesteld op € 2.106,00 voor verschotten en op € 6.556,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;

veroordeelt Trichtse Veld in de nakosten, begroot op € 163,00, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,00 in geval Trichtse Veld niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;

verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.


Dit arrest is gewezen door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, R.A. van der Pol en J.N. de Blécourt, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2022.
Link naar deze uitspraak