Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBOVE:2022:3611 
 
Datum uitspraak:23-11-2022
Datum gepubliceerd:01-12-2022
Instantie:Rechtbank Overijssel
Zaaknummers:C/08/281355 / HA ZA 22-17
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Deze procedure is het vervolg op een procedure waarbij voor recht is verklaard dat gedaagde aansprakelijk is voor de dood van 1340 varkens van eiseres en waarbij gedaagde is veroordeeld tot vergoeding van de schade die eiseres hierdoor heeft geleden. In deze procedure vraagt eiseres om vaststelling van de hoogte van de schade.
Trefwoorden:varkens
vleesvarkens
wettelijke rente
 
Uitspraak
RECHTBANK Overijssel

Civiel recht

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer: C/08/281355 / HA ZA 22-176


Vonnis van 23 november 2022


in de zaak van



[eiseres]
,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de maatschap,
advocaat: mr. P.M. Leerink te Deventer,

tegen



[gedaagde]
,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven.





1De procedure


1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 augustus 2022
- de akte overlegging producties tevens wijziging van eis van de maatschap - de mondelinge behandeling van 6 oktober 2022.



1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.





2Inleiding


2.1.
Deze procedure is het vervolg op een procedure waarbij voor recht is verklaard dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de dood van 1340 varkens van de maatschap en waarbij [gedaagde] is veroordeeld tot vergoeding van de schade die de maatschap hierdoor heeft geleden. In deze procedure vraagt de maatschap om vaststelling van de hoogte van de schade.



2.2.
De rechtbank gaat hierna eerst in op de relevante feiten en de vorderingen, waarna de rechtbank de vorderingen zal beoordelen. Tenslotte volgt de beslissing.







3De feiten


3.1.
Bij arrest van 1 maart 2022 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor recht verklaard dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die de maatschap heeft geleden als gevolg van het overlijden van 1340 varkens in stal 3 op 4-5 juli 2014 bij of na door [gedaagde] in die stal uitgevoerde installatiewerkzaamheden en [gedaagde] veroordeeld tot vergoeding van deze schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.



3.2.
Per e-mail van 1 april 2022 heeft de maatschap [gedaagde] een schadestaat aan de advocaat van [gedaagde] gestuurd welke sluit op een totaalbedrag van € 264.465,48. Onderdeel van deze schadestaat is een overzicht van [A] , specialist varkens bij [X] Voeders B.V. (hierna: [A] ), ter hoogte van € 186.926,57 wegens het verlies van de varkens.



3.3.
De maatschap heeft [Y] B.V. (hierna: [Y] ) een opdracht tot (nadere) schadevaststelling verstrekt. [Y] heeft op 21 augustus 2022 een expertiserapport opgesteld, waarin zij de schade heeft vastgesteld op € 183.946,00 exclusief BTW:
€ 178.449,00 voor schade aan de dieren en € 5.497,00 voor opruimkosten.





4Het geschil


4.1.
De maatschap vordert - samengevat en na wijziging van eis - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 253.589,33, vermeerderd met rente en (na)kosten.



4.2.
De maatschap beroept zich op het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 maart 2022 en stelt dat hieruit voortvloeit dat [gedaagde] gehouden is tot vergoeding van voornoemd bedrag. Het gevorderde bedrag bestaat uit:
-een schadebedrag wegens het overlijden van de varkens: € 178.449,00
-opruimingskosten: € 5.497,00
-kosten van partij-experts [B] en [C] : € 34.961,92
-wettelijke rente over de eerste twee posten vanaf
5 juli 2014 tot 10 mei 2022: € 31.978,20
-kosten van [Y] € 2.703,21



4.3.

[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de maatschap, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de maatschap in de kosten van deze procedure.



4.4.
Volgens [gedaagde] heeft de maatschap de schade onvoldoende onderbouwd. Daarnaast beroept zij zich op artikel 13 van de Metaalunievoorwaarden, op grond waarvan volgens haar de aansprakelijkheid beperkt is tot directe schade. [gedaagde] heeft verder aangevoerd dat de deskundigenkosten niet voor vergoeding in aanmerking komen; enerzijds omdat niet aan de dubbele redelijkheidstoets is voldaan en anderzijds omdat volgens [gedaagde] deze vorderingen, mochten zij bestaan, door subrogatie zijn overgaan naar de rechtsbijstandsverzekeraar van de maatschap.



4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.







5De beoordeling


5.1.
De rechtbank oordeelt dat de schade toewijsbaar is tot een bedrag
van € 248.387,72. De rechtbank licht dat als volgt toe.



5.2.
Vast staat dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die de maatschap heeft geleden door het overlijden van de varkens in stal 3 in de nacht van 4 op 5 juli 2014. De hoogte van die schade is tussen partijen in geschil.


Metaalunievoorwaarden




5.3.

[gedaagde] heeft een beroep gedaan op de Metaalunievoorwaarden om te bepleiten dat alleen directe schade voor vergoeding in aanmerking komt. De maatschap stelt zich op het standpunt dat zij ook alleen maar vergoeding van directe schade vordert, zodat in het midden kan blijven of de Metaalunievoorwaarden van toepassing zijn. Voor zover nodig roept de maatschap de vernietiging van de Metaalunievoorwaarden in, om reden dat de voorwaarden niet ter hand gesteld zijn aan [eiseres] , waarmee [gedaagde] een contract gesloten had voor het verrichten van de installatiewerkzaamheden.



5.4.
In artikel 13.1 van de Metaalunievoorwaarden staat dat de opdrachtnemer aansprakelijk is voor schade die opdrachtgever lijdt en die het rechtsreeks en uitsluitend gevolg is van een aan opdrachtnemer toe te rekenen tekortkoming. Volgens artikel 13.3 van die voorwaarden komt niet voor vergoeding in aanmerking: bedrijfsschade, waaronder bijvoorbeeld stagnatieschade en gederfde winst, opzichtschade en schade die veroorzaakt is door opzet of bewuste roekeloosheid van hulppersonen of niet leidinggevende ondergeschikten van opdrachtnemer.



5.5.
Vaststaat dat varkens in de stal van de maatschap overleden zijn ten gevolge van een tekortkoming van [gedaagde] . Naar het oordeel van de rechtbank is de vermogensschade die de maatschap lijdt en die bestaat uit het verlies van de varkens en de opruimkosten, schade die het rechtstreeks en uitsluitend gevolg is van die tekortkoming. De rechtbank verwijst hier in verband met de schade wegens verlies van varkens naar wat zij hierna overweegt onder 5.7, in het bijzonder naar haar overweging over het ontbreken van vergoeding van schade bestaande uit gederfde winst. Het gaat dan ook niet om schade zoals bedoeld in artikel 13.3 van de Metaalunievoorwaarden. Het voorgaande geldt ook voor de door de maatschap opgevoerde kosten van [B] , [C] en [Y] . De maatschap heeft zich immers genoodzaakt gezien om de hulp van deskundigen in te roepen om te bepalen in hoeverre [gedaagde] aansprakelijk was voor de schade die de maatschap geleden heeft en om te bepalen waar de schade die de maatschap geleden heeft uit bestond. Ook die schade is geen schade als bedoeld in artikel 13.3 van de Metaalunievoorwaarden. Gelet op het voorgaande kan de toepasselijkheid van de Metaalunievoorwaarden verder buiten beschouwing blijven.



5.6.
Aanvankelijk heeft de maatschap haar schade onderbouwd met een berekening van [A] . Naar aanleiding van de bezwaren die [gedaagde] tegen deze schade-opstelling had geuit, heeft de maatschap [Y] een schade-opstelling laten maken. Ook tegen deze schade-opstelling heeft [gedaagde] zich verweerd. Volgens haar ontbreekt een toereikende onderbouwing bij de schade-opstelling.


Schade varkens




5.7.
Het rapport [Y] becijfert de schade ontstaan door het verloren gaan van de varkens aan de hand van de som van (a) de prijs per varken bij inkoop (€ 59,91) en (b) het verschil tussen de prijs per varken bij verkoop na 17 weken (€ 164,35) -dat is de periode dat de varkens regulier bij de maatschap verbleven om afgeleverd te kunnen worden als slachtrijpe vleesvarkens - en voornoemde inkoopprijs. De verkoopprijs is daarbij gecorrigeerd, in die zin dat de varkens ten gevolge van hun overlijden niet de volle 17 weken bij de maatschap verbleven hebben. De teloor gegane varkens zijn in verschillende partijen bij de maatschap afgeleverd. Per partij is de verkoopprijs vermenigvuldigd met de breuk tussen het aantal dagen dat de desbetreffende partij op het bedrijf van de maatschap verbleven heeft en 119 dagen (= 17 weken). Zowel voor de inkoopprijs als voor de verkoopprijs is [Y] uitgegaan van de prijs op de schadedatum.



5.8.

[gedaagde] vindt deze berekening niet correct. Volgens haar kan de inkoopprijs per schadedatum noch de verkoopprijs per schadedatum als uitgangspunt dienen. De maatschap heeft de varkens immers verkregen in verschillende partijen biggen. Per partij had een afzonderlijke inkoopprijs gehanteerd moeten worden bij de schadeberekening. Per partij biggen had een verkoopdatum bepaald kunnen worden, te weten de datum die 17 weken na de datum van aflevering bij de maatschap ligt. Los daarvan had [Y] volgens [gedaagde] bij de schadeberekening de verkoopprijs niet mogen gebruiken. In die prijs zit namelijk een gedeelte winst, terwijl vergoeding van gederfde winst op grond van de Metaalunievoorwaarden uitgesloten is.



5.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Zij stelt voorop dat de schade bepaald dient te worden aan de hand van de waarde, die de varkens hadden op het moment dat ze overleden zijn, dus op de schadedatum. Met [gedaagde] is zij het eens, waar deze zich op het standpunt stelt dat de maatschap, uitgaande van de door haar gekozen wijze van schadeberekening, het beste de inkoopprijs van de biggen als uitgangspunt had kunnen nemen. Uit de door [A] opgestelde schadeberekening volgt echter dat het gebruik van de inkoopprijs per datum schade geen nadeel voor [gedaagde] oplevert. In de berekening van [A] staat wel telkens de inkoopprijs per datum aflevering bij de maatschap en die prijs is in alle gevallen hoger dan de door [Y] vermelde inkoopprijs.
Het gebruik van een verkoopprijs per datum waarop de slachtvarkens 17 weken bij de maatschap gemest zijn is evenwel niet noodzakelijk om tot een juiste schadeberekening te komen. De waarde van de varkens op de dag van overlijden bepaalt immers de hoogte van de geleden schade. Beslissend daarvoor is de verkoopprijs van slachtrijpe varkens op de dag van overlijden. Terecht is daarop een correctie toegepast zoals hierboven omschreven, omdat de varkens nog niet slachtrijp waren. Op die wijze valt te bepalen wat de vermogensschade is die de maatschap geleden heeft ten gevolge van het teloor gaan van de varkens. Daarmee is de door [Y] gehanteerde methode voor het berekenen van de schade aan verloren varkens gerechtvaardigd.
De rechtbank volgt [gedaagde] evenmin waar deze meent dat de schadevergoeding voor de varkens gederfde winst omvat. De maatschap heeft immers tijdens de mondelinge behandeling onbetwist naar voren gebracht dat de door [Y] vermelde verkoopprijs een prijsnotering is, die weergeeft wat de afnemers van slachtvarkens op een bepaalde datum voor die varkens betalen en dat het desbetreffende bedrag ook onder de kostprijs kan liggen.



Opruimingskosten




5.10.
Ten aanzien van de opruimingskosten heeft [gedaagde] als verweer naar voren gebracht dat niet duidelijk is waarom [Y] deze kosten op € 5.497,00 heeft vastgesteld, terwijl de maatschap aanvankelijk (in productie 2 bij dagvaarding) uitging van € 8.576,99. De heer [D] heeft namens de maatschap ter zitting de verschillen toegelicht. Het bedrag aan personeelskosten is van € 2.596,79 verhoogd tot € 2.940,00 in verband met het meetellen van de kosten van de heer [D] zelf en van diens broer. [Y] heeft een nadere schatting gemaakt van de kosten van de verreiker en van het eigen werk. Omdat een hele dag gewerkt is, zijn ook kosten “vertering” opgevoerd. De kosten van de Rendac zijn € 1.254,00 + € 9,40 (abonnement) + € 71,70 (stops) = € 1.335,10 in plaats
van € 1.769,70, omdat 1320 en niet 1340 varkens zijn opgeruimd. De kosten van de kraan zijn hetzelfde gebleven als in de oorspronkelijke opstelling. De maatschap had € 3.000,00 begroot voor bijkomende kosten, maar [Y] heeft deze bijkomende kosten niet opgenomen in de opruimingskosten. [gedaagde] heeft deze nadere uitleg niet, in elk geval niet voldoende, betwist. De rechtbank is daarom van oordeel dat de maatschap de opruimingskosten aan de hand van kostenraming van [Y] voldoende heeft toegelicht en dat [gedaagde] hiertegen onvoldoende gemotiveerd verweer heeft gevoerd.



5.11.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van de juistheid van de schade-opstelling van [Y] . Dit betekent dat de rechtbank het schadebedrag voor de varkens vaststelt op € 178.449,00 en voor de opruimingskosten op € 5.497,00.


Deskundigenkosten




5.12.
De maatschap heeft € 34.961,92 gevorderd voor de kosten die zij heeft gemaakt voor het inschakelen van de deskundigen [B] (€ 30.000,00) en [C] (€ 4.966,92) en € 2.703,21 voor de kosten van [Y] . [gedaagde] heeft hiertegen het verweer opgeworpen dat niet de maatschap, maar haar rechtsbijstandsverzekeraar deze kosten kan vorderen. Hierbij beroept [gedaagde] zich op subrogatie (artikel 7:962 BW). De rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat in de polisvoorwaarden die de maatschap heeft overgelegd van haar rechtsbijstandsverzekeraar – Stichting Achmea Rechtsbijstand – uitdrukkelijk vermeld staat dat de rechtsbijstandsverzekeraar de kosten slechts dekt voor zover die kosten niet kunnen worden verhaald of door derden worden vergoed. Van subrogatie is hier dan ook geen sprake.



5.13.
De gevorderde deskundigenkosten komen op grond van artikel 6:96 lid 2, sub b, BW alleen voor vergoeding in aanmerking voor zover het noodzakelijk was om voor de vaststelling van de aansprakelijkheid en de hoogte van de geleden schade deskundige bijstand in te roepen en voor zover de daarvoor gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn.



5.14.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat de werkzaamheden van [C] noodzakelijk waren voor het vaststellen van de aansprakelijkheid van [gedaagde] . [gedaagde] heeft haar aansprakelijkheid betwist en om te bepalen of [gedaagde] eventueel aansprakelijk was diende technisch onderzoek verricht te worden. Dergelijk technisch onderzoek staat vermeld in de facturen van [C] . Dat, zoals [gedaagde] heeft tegengeworpen, de bevindingen van [C] niet (volledig) door de rechtbank c.q. het hof zijn gevolgd, maakt het voorgaande niet anders. Dat is geen voorwaarde voor vergoeding van deze kosten. De redelijkheid van de kosten hangt af van de omvang en aard van de werkzaamheden van [C] en niet van de in rechte vastgestelde grondslag van de aansprakelijkheid van [gedaagde] . De maatschap heeft voorts de hoogte van de kosten van [C] voldoende onderbouwd met de in het geding gebrachte facturen. De rechtbank acht het bedrag ook redelijk.



5.15.
Ten aanzien van de kosten van [B] overweegt de rechtbank dat de maatschap voldoende heeft onderbouwd dat het noodzakelijk was om [B] in te schakelen voor het vaststellen van de aansprakelijkheid. De omvang van de werkzaamheden, zoals die blijkt uit het overzicht dat de maatschap als productie 12 in het geding heeft gebracht met de daarbij geven toelichting, acht de rechtbank redelijk. [B] heeft zijn werkzaamheden verricht in een periode van ruim zeven jaar vanaf de schadedatum tot aan de dag waarop het gerechtshof zijn eindarrest gewezen heeft. De hoogte van de kosten van [B] acht de rechtbank ook redelijk. Om te beginnen acht de rechtbank het gehanteerde tarief van
€ 200,00 per uur (incl. btw) voor een technisch deskundige redelijk. De inhoud van het hiervoor genoemde overzicht van 87 verschillende werkzaamheden en van de daarbij gegeven toelichting ondersteunt de stelling van de maatschap dat het bedrag van
€ 30.000,00 dat zij aan [B] betaalt en waarvan zij de vergoeding vordert, slechts een gedeelte is van de door [B] gemaakte kosten. Weliswaar ontbreekt een complete urenspecificatie, maar wel zijn gegevens verstrekt over de tijd die besteed is aan de verschillende bezoeken die [B] heeft afgelegd bij zijn werkzaamheden.
De maatschap heeft het bedrag van € 30.000,00 omschreven als het equivalent van 150 uur à € 200,00. Omdat het laatste bedrag een bedrag inclusief btw is gaat de rechtbank ervan uit dat het bedrag van € 30.000,00 ook inclusief btw is. Dat [B] niet gehouden is btw af te dragen betekent niet dat de maatschap de haar in rekening gebrachte btw niet in aftrek kan brengen op de door haar te betalen btw. Daaruit vloeit voort dat de schade die de maatschap lijdt door het inschakelen van deze deskundige 100 x € 30.000,00/121 = € 24.793,39 bedraagt. Ook hierbij geldt niet als voorwaarde voor vergoeding van de kosten dat de bevindingen door de rechtbank of het hof gevolgd moeten zijn. De rechtbank volstaat hier verder met een verwijzing naar wat zij op dit punt overweegt onder 5.14.



5.16.
De maatschap vindt dat [gedaagde] ook nog de kosten van [Y] ter hoogte
van € 2.703,21 dient te vergoeden. [gedaagde] heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De rechtbank acht het maken van deze kosten redelijk, nu [Y] ten behoeve van deze schadestaatprocedure een opstelling van de schade heeft gemaakt. Daarbij is in het bijzonder de waardering van de varkens van belang. Het met de werkzaamheden van [Y] samenhangende bedrag acht de rechtbank ook redelijk.



5.17.
Het voorgaande betekent dat de te vergoeden deskundigenkosten worden vastgesteld op € 2.703,21 + € 4.966,92 + € 24.793,39 = € 32.463,52


Wettelijke rente




5.18.
De maatschap heeft over de kosten wegens het overlijden van de varkens en over de opruimingskosten een bedrag aan wettelijke rente tot 10 mei 2022 gevorderd van
€ 31.978,20. [gedaagde] heeft de juistheid van dit bedrag niet betwist. Dit bedrag zal worden toegewezen.



5.19.
Daarnaast heeft de maatschap over de totale schade de wettelijke rente vanaf 10 mei 2022 – de dag van dagvaarding – gevorderd. Voor wat betreft de schadeposten, inclusief de deskundigenkosten, zal dit worden toegewezen, met dien verstande dat over de kosten van [Y] (€ 2.703,21) de rente zal worden toegewezen vanaf 7 oktober. De factuur van [Y] dateert namelijk pas van 22 september 2022, waarbij een betalingstermijn van veertien dagen geldt. Over het onder 5.18. genoemde bedrag aan rente zal geen rente worden toegewezen, omdat de maatschap het deel van de rente dat meer dan een jaar verschenen is niet heeft uitgesplitst. Dit betekent dat de wettelijke vanaf 10 mei 2022 wordt toegewezen over een bedrag van € 213.706,31.


Proceskosten




5.20.

[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van de maatschap als volgt vastgesteld:









- kosten van de dagvaarding





108,41







- griffierecht





5.737,00







- salaris advocaat





4.982,00


(2,00 punten × € 2.491,00)




Totaal





10.827,41











5.21.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.





6De beslissing

De rechtbank


6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan de maatschap te betalen een bedrag van € 248.387,72, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over:
- het bedrag van € 213.706,31 met ingang van 10 mei 2022, - het bedrag van € 2.703,21 met ingang van 7 oktober 2022,telkens tot de dag van volledige betaling,



6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de maatschap tot dit vonnis vastgesteld op € 10.827,41, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,



6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 157,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 82,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,



6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,



6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.










Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op
23 november 2022.
Link naar deze uitspraak