Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBROT:2021:9283 
 
Datum uitspraak:24-09-2021
Datum gepubliceerd:28-09-2021
Instantie:Rechtbank Rotterdam
Zaaknummers:ROT 20/6277
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:afwijzing voorrangsverklaring, geen regiobinding.
Trefwoorden:ingezetene
vrijstelling
 
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 20/6277

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres,
(gemachtigde: mr. A. Apistola),

en


het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht, verweerder.




Procesverloop

In het besluit van 2 april 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een voorrangsverklaring afgewezen.

In het besluit van 16 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en de motivering van het primaire besluit aangevuld.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord. Geen van partijen heeft in reactie daarop verklaard gebruik te willen maken van dit recht. De rechtbank heeft daarom bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.




Overwegingen

1. Eiseres heeft op 12 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een voorrangsverklaring zoals bedoeld in artikel 2.1.2 van de Huisvestingsverordening gemeente Zwijndrecht 2019 (Huisvestingsverordening). Eiseres wil voorrang bij de toewijzing van een huurwoning in de gemeente Zwijndrecht in verband met psychische/sociale problemen.

2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde van maatschappelijke regiobinding en daarom (in de woorden van artikel 2.1.1. van de Huisvestingsverordening) geen toegang heeft tot de voorrangsregeling waar zij een beroep op doet. Uit de Gemeentelijke Basisadministratie blijkt namelijk dat eiseres niet minstens twee jaar onafgebroken ingezetene is van de regio, dan wel daar gedurende de voorafgaande tien jaar minstens zes jaar onafgebroken ingezetene van is geweest. Ook is er geen aanleiding om gebruik te maken van de vrijstellingsbevoegdheid, omdat er een grote schaarste is aan sociale woningen in de regio. Eiseres heeft er zelf voor gekozen naar de Drechtstedenregio te verhuizen zonder te beschikken over adequate huisvesting en inkomen. Ook ziet verweerder onvoldoende aanknopingspunten om toepassing te geven aan de hardheidsclausule.

3. De voor deze zaak toepasselijke wet- en regelgeving zijn opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte bijlage.

4. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel is genomen. Ook heeft verweerder het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden door onvoldoende onderzoek te doen naar de medische situatie van eiseres. De rechtbank volgt dit betoog niet. Verweerder heeft door verwijzing naar het advies van de Bezwarencommissie uitvoerig gemotiveerd waarop zijn besluit is gebaseerd. Daarnaast heeft verweerder in de door eiseres aangevoerde medische klachten naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien voor nader onderzoek.


5.1
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte overweegt dat eiseres niet voldoet aan het vereiste van maatschappelijke regiobinding. Eiseres heeft vanaf januari 2019 tot medio augustus 2019 bij haar moeder in Zwijndrecht gewoond, terwijl haar kind naar het kinderdagverblijf in Hendrik Ido Ambacht ging. Eiseres heeft een sociaal netwerk in Zwijndrecht opgebouwd, deed vrijwilligerswerk in Hendrik Ido Ambacht en heeft haar huisarts in Zwijndrecht.



5.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van maatschappelijke regiobinding in de zin waarin dat begrip in de Huisvestingsverordening wordt gehanteerd. Vast staat dat eiseres niet ten minste twee jaar onafgebroken ingezetene is van de regio, dan wel daar gedurende tien jaar minstens zes jaar onafgebroken ingezetene van is geweest, en dus niet voldoet aan het vereiste van artikel 2.1.1 van de Huisvestingsverordening. Verweerder diende op grond van artikel 2.1.5, aanhef en onder a, van de Huisvestingsverordening de voorrangsverklaring dan ook te weigeren. Dat eiseres een netwerk heeft opgebouwd in Zwijndrecht doet hier niet aan af. Ook maakt de stelling van eiseres dat de voorrangsgrond “medische indicatie” van toepassing is, dit niet anders.



6.1
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte geen vrijstelling heeft verleend van het vereiste van maatschappelijke binding, dan wel ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule. Het houden van eiseres aan de regiobinding leidt tot onbillijke uitkomsten. Er bestaat een noodzaak tot verhuizen naar Zwijndrecht op advies van de GZ-psycholoog, nu eiseres onrust en spanning niet goed kan reguleren. Eiseres kan door verhuizing naar Zwijndrecht haar behandeling door Yullius, een WMO-instantie in Drechtsteden, continueren. Daarnaast is verhuizing naar Zwijndrecht in het belang van haar minderjarige kind. Haar zoon is namelijk speciaal aangewezen op de kinderopvang in Hendrik Ido Ambacht.



6.2
De vrijstellingsbevoegdheid uit artikel 2.1.1, vierde lid, van de Huisvestingsverordening en het al dan niet toepassen van de hardheidsclausule uit artikel 3.1 van de Huisvestingsverordening zijn discretionaire bevoegdheden van verweerder. Dat betekent dat verweerder hierbij beoordelingsvrijheid heeft en dat de rechter het standpunt van verweerder alleen terughoudend kan toetsen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid in de door eiseres aangevoerde omstandigheden geen aanleiding hoeven zien voor toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid en/of de hardheidsclausule. Hierbij heeft verweerder in redelijkheid kunnen betrekken dat er een grote schaarste is aan sociale woningen in de regio. Ook heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres er zelf voor heeft gekozen naar de regio te verhuizen zonder te beschikken over adequate huisvesting en/of inkomen en dat de gevolgen hiervan voor haar risico dienen te komen. Daarnaast heeft verweerder eiseres gewezen op andere, deels nabijgelegen regio’s met minder krapte op de sociale woningmarkt, waar makkelijker een woning te vinden is. Eventueel zou eiseres zich daar tijdelijk kunnen vestigen. Niet is gebleken dat de zoon van eiseres specifiek op de kinderopvang in Hendrik Ido Ambacht is aangewezen of dat eiseres haar behandeling niet bij een andere WMO-instantie zou kunnen volgen. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er onvoldoende onderscheid is tussen eiseres en andere woningzoekenden (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2920).

7. Eiseres voert aan dat verweerder door de voorrangsverklaring te weigeren artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 24, tweede lid, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 2, 3 en 27 van het Verdrag inzake de rechten van het kind en artikel 31 van het Europees Sociaal Handvest heeft geschonden. De rechtbank overweegt dat de enkele niet nader onderbouwde stelling dat het bestreden besluit in strijd zou zijn met bovengenoemde bepalingen niet tot gegrondverklaring van het beroep kan leiden. De rechtbank is ook niet gebleken dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van het minderjarige kind. De beroepsgrond faalt.

8. Het beroep is ongegrond.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.






Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz, rechter, in aanwezigheid van mr. F. van Ommeren, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 september 2021.













griffier


rechter







Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:





Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.



Bijlage: juridisch kader

De Huisvestingsverordening gemeente Zwijndrecht 2019 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

Artikel 2.1.1 Toegang tot de voorrangsregeling

1. Toegang tot de voorrangsregeling hebben de woningzoekenden, die op grond van de normen als geformuleerd in de Wet op de huurtoeslag wat het inkomen en het vermogen betreft, horen tot de doelgroep van het volkshuisvestingsbeleid en een maatschappelijke binding hebben met de regio in de zin dat zij op het moment van de aanvraag blijkens de Gemeentelijke Basisadministratie minstens twee jaar onafgebroken ingezetene is van de regio, dan wel daar gedurende de voorafgaande tien jaar minstens zes jaar onafgebroken ingezetene van zijn geweest.
(…)
4. Het college van burgemeester en wethouders kan vrijstelling verlenen van het in lid 1 genoemde vereiste van maatschappelijke binding met de regio.

Artikel 2.1.2 Voorrangsverklaring

1. Het college van burgemeester en wethouders kan een voorrangsverklaring verlenen op grond waarvan een woningzoekende met een ernstig huisvestingsprobleem met voorrang in aanmerking komt voor de toewijzing van een woonruimte.
(…)

2.1.5 Weigeringsgronden van aanvraag voorrangsverklaring

De aanvraag om een voorrangsverklaring wordt geweigerd in de volgende gevallen:

a. De woningzoekende heeft op grond van artikel 2.1.2 van de verordening geen toegang tot de voorrangsregeling;
(…)

Artikel 3.1 Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders beslist naar eigen, redelijk oordeel in gevallen waarin deze verordening niet voorziet en in gevallen waarin de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Link naar deze uitspraak