Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBLIM:2021:6832 
 
Datum uitspraak:02-09-2021
Datum gepubliceerd:28-09-2021
Instantie:Rechtbank Limburg
Zaaknummers:9350576 CV EXPL 21-3554
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Kort geding – ontruiming huurachterstand
Trefwoorden:bijstandsuitkering
huurovereenkomst
uitkering
 
Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 9350576 CV EXPL 21-3554


Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 2 september 2021


in de zaak van



[eisende partij]
,
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. J. de Haan,

tegen



[gedaagde partij] Q.Q., in de hoedanigheid van bewindvoerder over goederen die (zullen) toebehoren aan [onderbewindgestelde],
zaakdoende aan de [adres 1] ,

[vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

Partijen zullen hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] q.q. worden genoemd.




1De procedure


1.1.
Het procesverloop:


de dagvaarding van 22 juli 2021


de mondelinge behandeling gehouden op 19 augustus 2021.





1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.





2De feiten


2.1.

[eisende partij] verhuurt sedert eind 2017 aan [onderbewindgestelde] een appartement aan de [adres 2] te [plaats] (hierna: het gehuurde). De overeengekomen huurprijs inclusief gebruikskosten en internet bedraagt vanaf januari 2020 maandelijks € 725,00.



2.2.
Sedert een aantal jaren staat [onderbewindgestelde] onder bewind. De bewindvoerder is [gedaagde partij] q.q., die daarmee als formele procespartij optreedt in een procedure als deze.



2.3.
Met ingang van 1 februari 2021 is een huurachterstand ontstaan. [eisende partij] heeft [gedaagde partij] q.q. meermaals aangemaand tot betaling. Bij brief van 28 mei 2021 heeft [eisende partij] meegedeeld de huurovereenkomst te ontbinden, waarbij tevens de ontruiming is aangezegd.


2.4.
Op 24 juni 2021 is [eisende partij] een bodemprocedure gestart waarin de ontbinding van de huurovereenkomst wordt gevorderd.



2.5.
De betalingsachterstand is ontstaan omdat de gemeente de bijstandsuitkering van [onderbewindgestelde] heeft stopgezet in verband met een fraudeonderzoek. Met ingang van medio juli 2021 is de toekenning van de uitkering hervat.





3Het geschil


3.1.

[eisende partij] vordert, samengevat, om – vooruitlopend op de uitkomst in de bodemprocedure – [gedaagde partij] q.q. te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde op straffe van betaling van een dwangsom en met machtiging van [eisende partij] om de ontruiming zo nodig zelf te laten plaatsvinden, met veroordeling van [gedaagde partij] q.q. in de kosten.



3.2.

[eisende partij] legt daaraan ten grondslag dat een huurachterstand is ontstaan en dat deze tekortkoming in de nakoming zodanig is dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst is gerechtvaardigd.



3.3.

[gedaagde partij] q.q. voert verweer.





4De beoordeling


4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak en is ook niet betwist.



4.2.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of de vordering van [eisende partij] , strekkende tot ontruiming van het gehuurde, in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing van die vordering reeds nu gerechtvaardigd is. Aangezien een ontruiming een ingrijpende – en in de praktijk vaak een definitieve – maatregel is, worden bij deze beoordeling alle betrokken belangen in ogenschouw genomen.



4.3.

[gedaagde partij] q.q. betwist niet dat, zoals in het lichaam van de dagvaarding staat vermeld, de huurachterstand op 26 mei 2021 € 2.512,00 bedroeg en vervolgens ook de maand juni 2021 niet is betaald. De kantonrechter begrijpt aan de hand van productie 2 evenwel dat de maand juni 2021 reeds is meegenomen in het overzicht, hetgeen maakt dat de huurachterstand tot en met juni die € 2.512,00 bedraagt, zijnde toen ruim drie maanden. [gedaagde partij] q.q. betwist evenmin dat de huurpenningen over de maand augustus 2021 niet zijn voldaan. [gedaagde partij] q.q. stelt wel dat op 24 juli 2021 één betaling is verricht (toe te schrijven aan de huur over de maand juli), maar deze betaling is door [eisende partij] betwist en door [gedaagde partij] q.q. niet verder onderbouwd. Daarmee is aannemelijk dat ten tijde van de dagvaarding sprake is van een huurachterstand van in ieder geval ruim vier maanden, zo niet veeleer ruim vijf maanden.



4.4.
Een betalingsachterstand van die omvang is een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst van zodanig gewicht dat het zeer waarschijnlijk is dat een daarop gebaseerde vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Betaling van de huur geldt als de hoofdverplichting van de huurder. Het feit dat voorheen de huurpenningen wel telkens zijn betaald, neemt de tekortkoming niet weg. Een verhuurder hoeft niet te dulden dat gedurende langere tijd de huur niet en/of te laat wordt voldaan. Indien een partij is tekortgeschoten in de nakoming van een dergelijke verplichting, kan deze weliswaar in de toekomst alsnog worden nagekomen, maar daarmee wordt de tekortkoming in het verleden niet ongedaan gemaakt en wat deze tekortkoming betreft is nakoming dan ook niet meer mogelijk. Daarbij komt dat hier aldus ook niet aannemelijk is gemaakt dat de betalingen vanaf juli 2021 (structureel) zijn hervat terwijl [gedaagde partij] q.q. ook geen zekerheid tot nakoming heeft geboden. [eisende partij] heeft dit laatste uitdrukkelijk op de mondelinge behandeling aan de orde gesteld en hierop is zijdens [gedaagde partij] q.q. niet gereageerd, anders dan met de stelling dat [onderbewindgestelde] hooguit enkele tientjes per maand zou kunnen inlopen. [eisende partij] hoeft hiermee geen genoegen te nemen en een betalingsregeling kan partijen ook niet dwingend worden opgelegd. Bij deze stand van zaken is van [eisende partij] niet te vergen om [onderbewindgestelde] nog langer in het genot van het gehuurde te laten. Dat de ontruiming voor [onderbewindgestelde] ingrijpend is, maakt dit niet anders. Deze gevolgen zijn veroorzaakt door het onbetaald laten van de huurachterstand en komen voor rekening en risico van [onderbewindgestelde] . De omstandigheid dat sprake is van een psychische en verslavingsproblematiek bij [onderbewindgestelde] (waardoor ook het inzetten van een Wsnp-traject voorlopig niet aan de orde is), maakt de uitkomst niet anders. Gesteld noch gebleken is dat ontruiming van het gehuurde voor [onderbewindgestelde] tot een acute noodsituatie zal leiden.



4.5.
De gevorderde ontruiming van het door [onderbewindgestelde] gehuurde zal worden toegewezen, met een redelijke ontruimingstermijn van twee weken na betekening van het vonnis. De bewindvoerder wordt in het verlengde hiervan veroordeeld om, waar het bevel tot ontruiming het door de bewindvoerder gevoerde bewind raakt, aan de tenuitvoerlegging van dat bevel de van de bewindvoerder te vergen medewerking te verlenen.



4.6.

[eisende partij] heeft geen belang bij toewijzing van de gevorderde dwangsom nu zij op grond van de wet (art. 557 jo. 444 Rv) met behulp van de deurwaarder de ontruiming van het gehuurde kan bewerkstelligen. Deze nevenvordering zal daarmee worden afgewezen.



4.7.

[eisende partij] behoeft geen machtiging van de kantonrechter om het toe te wijzen bevel tot ontruiming zo nodig af te dwingen. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (zie voormelde artikelen) worden toereikend geacht, zodat [eisende partij] bij een afzonderlijke machtiging geen belang heeft. Ook deze nevenvordering zal daarmee worden afgewezen.



4.8.
De bewindvoerder q.q. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten aan de zijde van [eisende partij] worden tot heden begroot op:


dagvaarding € 119,21


griffierecht 85,00


salaris gemachtigde 747,00


totaal € 951,21





5De beslissing

De kantonrechter in kort geding


5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] q.q. om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen en in ontruimde staat ter beschikking van [eisende partij] te stellen,



5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] q.q. in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] gevallen en tot op heden begroot op € 951,21,



5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,



5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken.


NIv
Link naar deze uitspraak