|
|
ECLI:NL:HR:2025:1078 | | | Datum uitspraak | : | 04-07-2025 | Datum gepubliceerd | : | 04-07-2025 | Instantie | : | Hoge Raad | Zaaknummers | : | 24/03606 | Rechtsgebied | : | Belastingrecht | Indicatie | : | HR: 81.1 RO. | Trefwoorden | : | heffingsrente | | | omzetbelasting | | Uitspraak | HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 24/03606
Datum 4 juli 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 14 augustus 2024, nrs. 22/527 tot en met 22/530, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 18/2451 en BRE 18/2456 tot en met BRE 18/2458) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014, de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente onderscheidenlijk belastingrente, en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.
1Geding in cassatie
1.1
Belanghebbende, vertegenwoordigd door T.D.D. Loeffen, advocaat, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
1.2
Namens belanghebbende is de zaak mondeling toegelicht door T.D.D. Loeffen. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
2Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt, M.A. Fierstra, E.F. Faase en F.G.F. Peters, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2025.
ECLI:NL:GHSHE:2024:2583. | Link naar deze uitspraak
|
| |
|
|