|
|
|
| ECLI:NL:RBAMS:2025:7234 | | | | | Datum uitspraak | : | 30-09-2025 | | Datum gepubliceerd | : | 14-11-2025 | | Instantie | : | Rechtbank Amsterdam | | Zaaknummers | : | 11814947 CV EXPL 25-100 11814947 CV EXPL 25-100 | | Rechtsgebied | : | Europees civiel recht | | Indicatie | : | Verstek. Ambtshalve toetsing consumentenrecht. Gastouderopvang. Twee overeenkomsten aan vordering ten grondslag. Beide getoetst. Sanctie van 40% vanwege niet volledig voldoen aan bepaalde informatieplichten. Oneerlijke bedingen, waaronder over de proceskosten, voornemen tot vernietiging. Uitlaten. | | Trefwoorden | : | burgerlijk wetboek | | | | Uitspraak | RECHTBANK AMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11814947 \ CV EXPL 25-10068
Vonnis van 30 september 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
4KIDS B.V.,
gevestigd te Heino,
eisende partij,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders (Groningen),
tegen
1 [gedaagde 1] ,
wonende te [woonplaats] ,2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
niet verschenen.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 juni 2025, met producties,
- het tegen gedaagde partijen verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2De beoordeling
2.1.
Eisende partij stelt dat partijen een overeenkomst tot bemiddeling en begeleiding voor kinder-/gastouderopvang hebben gesloten voor de minderjarige kinderen van gedaagde partijen. Daarnaast hebben partijen een overeenkomst van opdracht gesloten, ten behoeve van de daadwerkelijke opvang. Op de overeenkomsten zijn algemene voorwaarden van toepassing.
2.2.
Eisende partij vordert veroordeling van gedaagde partijen tot betaling van € 3.095,25 aan hoofdsom, vermeerderd met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
2.3.
De overeenkomsten die aan de vordering ten grondslag liggen zijn gesloten tussen een handelaar en consumenten. In dat geval moet ambtshalve worden getoetst aan het consumentenrecht. Onder meer moet worden getoetst of de handelaar de op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd. Daarnaast moeten de overeenkomsten worden getoetst aan Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
2.4.
Over de informatieplichten stelt eisende partij dat de wijze waarop het eerste contact met eisende partij tot stand komt verschilt, maar dat nadat partijen in contact zijn gekomen, er op de locatie van de gastouder een startgesprek plaatsvindt, waarin wordt gesproken/onderhandeld over de opvangtijden, het uurtarief, de vakanties, ziekte, etc. Ook worden persoonlijke praktische afspraken vastgelegd. Alle gemaakte afspraken worden vervolgens in een overeenkomst vastgelegd, die ter (digitale) ondertekening aan gedaagde partijen wordt aangeboden. Deze overeenkomst houdt dus een bevestiging in van de al eerder gemaakte en vastgelegde afspraken, aldus steeds eisende partij.
2.5.
De kantonrechter constateert dat de bemiddelingsovereenkomst digitaal is ondertekend op 18 september 2023. De overeenkomst van opdracht is digitaal ondertekend op 2 oktober 2023. Het startgesprek waaraan eisende partij refereert, heeft blijkens het ingevulde formulier plaatsgevonden op 2 oktober 2023.
2.6.
Nu het startgesprek waaraan eisende partij refereert heeft plaatsgevonden ná het sluiten van de overeenkomst tot bemiddeling, terwijl deze bemiddelingsovereenkomst digitaal is ondertekend en gesteld noch gebleken is dat partijen in gelijktijdige persoonlijke aanwezigheid, anders dan op afstand, hebben gecommuniceerd over de inhoud van deze overeenkomst, wordt het ervoor gehouden dat de overeenkomst tot bemiddeling op afstand is gesloten, zodat hierop de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing zijn.
2.7.
Eisende partij stelt dat zij aan deze informatieplichten heeft voldaan. Dat kan echter niet worden vastgesteld, omdat niet is geïnformeerd over de totale prijs (artikel 6:230m lid 1 onder e BW) en niet over het ontbindingsrecht (artikel 6:230m lid 1 onder h BW). Weliswaar staat een prijs per kind of voor twee of meer kinderen per maand vermeld, maar dat is niet de totale prijs. De overeenkomst heeft immers een looptijd van minimaal drie maanden. Voor wat betreft het ontbindingsrecht verwijst eisende partij naar artikel 22 van de overeenkomst, maar de overeenkomst bestaat uit slechts 21 artikelen. Informatie over het ontbindingsrecht staat niet in de bemiddelingsovereenkomst, inclusief de daarop van toepassing verklaarde algemene voorwaarden.
2.8.
Nu zowel in de precontractuele fase als in de contractuele fase niet is geïnformeerd over twee essentiële informatieplichten, terwijl meerdere schendingen in de contractuele fase worden gezien als één schending, is sprake van drie schendingen.
2.9.
Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst van opdracht (daadwerkelijke opvang) heeft het startgesprek plaatsgevonden bij de gastouder, waarbij aanwezig waren gedaagde partij sub 1, de gastouder en een bemiddelaar namens eisende partij. Uit het ingevulde formulier blijkt dat concrete afspraken zijn gemaakt over onder andere het uurtarief, de opvangdagen en andere essentiële aspecten. Daarom wordt geoordeeld dat deze overeenkomst niet is gesloten op een wijze die valt onder de definities van een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte, zodat op de overeenkomst van opdracht de informatieplichten van artikel 6:230l BW van toepassing zijn, ondanks dat de overeenkomst digitaal is ondertekend.
2.10.
Ook voor deze overeenkomst stelt eisende partij volledig aan voornoemde informatieplichten te hebben voldaan, maar uit de toelichting en onderbouwing (het startgesprekformulier en de overeenkomst) blijkt dat weliswaar informatie over de prijs is verstrekt, namelijk het uurtarief, maar niet wat de totale prijs (per periode) is.
2.11.
Dat betekent dat eisende partij niet heeft voldaan aan de essentiële informatieplicht ten aanzien van de totale prijs (artikel 6:230l onder c BW). Hiervoor zal overeenkomstig het landelijke sanctiemodel ook een sanctie worden opgelegd.
2.12.
Ingevolge het landelijke sanctiemodel leiden vier schendingen tot een vermindering van de betalingsverplichting van gedaagde partijen van 40%.
2.13.
Ondanks dat de totale prijs niet is gegeven en daarmee niet volledig is voldaan aan alle essentiële informatieplichten, wordt geoordeeld dat het prijsbeding in beide overeenkomsten voldoende duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd. De economische gevolgen van het sluiten van de overeenkomst kunnen immers (bij benadering) worden ingeschat. Nu het prijsbeding voldoende transparant is, is toetsing van dat prijsbeding op oneerlijkheid ingevolge artikel 4 lid 2 van de richtlijn niet aan de orde.
2.14.
Het voorgaande leidt tot toewijzing van 60% van de gevorderde hoofdsom. Dat komt neer op een bedrag van € 1.857,15.
2.15.
Naast de hoofdsom vordert eisende partij rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Onderzocht moet worden of in de overeenkomst bedingen zijn opgenomen die aan deze vorderingen ten grondslag zijn of kunnen worden gelegd en zo ja, of deze bedingen oneerlijk zijn. Op grond van de arresten van het Europese Hof van Justitie van 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, C-625/21, ECLI:EU:C:2022:971 (Gupfinger) moet de kantonrechter ook als eisende partij zich in de procedure niet beroept op het toepasselijke beding, maar op de wet, ambtshalve onderzoeken of het beding in de voorwaarden waarop zij zich had kunnen beroepen niet oneerlijk is in de zin van de richtlijn. Indien een beding als oneerlijk wordt aangemerkt, kan ingevolge deze arresten geen aanspraak meer worden gemaakt op de wettelijke regeling die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest en moet haar vordering op dit punt worden afgewezen.
2.16.
De volgende bedingen zijn van belang.
Artikel 20 van de algemene voorwaarden:
Alle kosten die 4Kids gerechtelijk dan wel buitengerechtelijk moet maken ter effectuering van haar rechten zijn voor rekening van de relatie.
2.17.
Het hiervoor geciteerde artikel behelst twee bedingen: een beding over buitengerechtelijke kosten en een beding over gerechtelijke kosten (proceskosten).
2.18.
Het beding over buitengerechtelijke kosten geeft eisende partij de mogelijkheid om zonder limiet alle door haar gemaakte kosten bij gedaagde partij in rekening te brengen. Door de formulering heeft het beding een aanzienlijk bredere strekking dan de buitengerechtelijke kosten die op grond van de wet zijn te vorderen. De regeling in de wet is bovendien van dwingend recht, zodat afwijking daarvan ten nadele van de consument oneerlijkheid oplevert (zie ECLI:NL:HR:2023:198). De bedongen kosten zijn niet gespecifieerd, zodat niet duidelijk is hoe hoog de kosten zijn die in rekening zullen of kunnen worden gebracht, noch wordt er een maximum aan verbonden. Nu eisende partij zichzelf met het beding de bevoegdheid heeft gegeven om ongelimiteerd kosten bij de consument in rekening te brengen, is sprake van een aanzienlijke verstoring van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst, ten nadele van de consument. Het beding wordt daarom als oneerlijk aangemerkt, zodat de kantonrechter voornemens is het ambtshalve te vernietigen.
2.19.
Het beding over gerechtelijke kosten geeft eisende partij de mogelijkheid om alle door haar gemaakte kosten in rechte bij de consument in rekening te brengen. Dus ook de volledige kosten van bijvoorbeeld een advocatenkantoor. Dat is normaal gesproken slechts voorbehouden aan zeer bijzondere omstandigheden, zoals misbruik van recht. Een beding op grond waarvan alle gerechtelijke kosten bij de consument in rekening kunnen worden gebracht is als oneerlijk aan te merken. Dat is door de Hoge Raad bevestigd (ECLI:NL:HR:2025:820). Ondanks dat de Hoge Raad in het aangehaalde arrest de vraag over de gevolgen van een oneerlijk proceskostenbeding op zijn beurt heeft gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, is de kantonrechter voornemens de proceskosten af te wijzen, gelet op artikel 6 lid 1 van Richtlijn 93/13/EG en de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie over de ‘terugvalleer’ (o.a. ECLI:EU:C:2021:68 en ECLI:EU:C:2022:971).
2.20.
Voordat tot vernietiging van de hiervoor besproken bedingen ten aanzien van buitengerechtelijke kosten en gerechtelijke kosten wordt overgegaan, mag eisende partij zich (uitsluitend) hierover uitlaten.
2.21.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3De beslissing
De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 28 oktober 2025 om 10.00 uur voor akte uitlating door eisende partij,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025. | Link naar deze uitspraak
|
| | |
|
|