Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBMNE:2021:1557 
 
Datum uitspraak:16-03-2021
Datum gepubliceerd:08-08-2022
Instantie:Rechtbank Midden-Nederland
Zaaknummers:20/2777
Rechtsgebied:Omgevingsrecht
Indicatie:Beroep tegen weigering gegrond. Tussenuitspraak. Verweerder onvoldoende gemotiveerd of er onevenredige aantasing is van aanwezige natuurwaarden.
Trefwoorden:agrarisch
bestemmingsplan
omgevingsvergunning
perceel
wabo
 
Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2777

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 maart 2021 in de zaak tussen



[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers

en


het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, verweerder
(gemachtigde: M.P. van Asch).




Inleiding

Eisers hebben een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van een poel aan de [adres 1] in [woonplaats] . Dit perceel is kadastraal geregistreerd onder sectie [sectie] , nummer [perceel] (het perceel). Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 18 december 2019 (het primaire besluit) afgewezen. Eisers hebben tegen deze afwijzing een bezwaarschrift ingediend.

Naar aanleiding van het bezwaarschrift van eisers heeft verweerder met het besluit van 23 juni 2020 (het bestreden besluit) het primaire besluit herroepen en beslist dat verweerder de aanvraag behandelt met gebruikmaking van de uitgebreide voorbereidingsprocedure van artikel 3:10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Verweerder heeft in het bestreden besluit geen besluit genomen op de aanvraag dat in de plaats treedt van het primaire besluit.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op een digitale zitting behandeld via Skype op
9 februari 2021. Namens eisers is [eiser 2] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.




Overwegingen


Bestreden besluit

1. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) vloeit uit artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voort dat verweerder, als hij na heroverweging in de bezwaarfase tot de conclusie komt dat het primaire besluit niet in stand kan blijven, niet kan volstaan met een gegrondverklaring van het bezwaarschrift. Verweerder moet een nieuw besluit nemen dat in de plaats treedt van het herroepen besluit. Dit is alleen anders als de enkele herroeping van het besluit voldoende is. Deze laatste situatie doet zich hier niet voor. Er is namelijk niet beslist op de aanvraag van eisers. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 7:11 van de Awb genomen is.


Toetsingskader

2. Op het perceel rust volgens het bestemmingsplan Landelijk gebied West (het bestemmingsplan) de enkelbestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ . Volgens de bestemmingsomschrijving in artikel 3.1 van het bestemmingsplan zijn gronden met deze bestemming onder meer aangewezen voor water en watergangen (zie onder k.). Binnen deze bestemming is het op grond van artikel 40.1, onder e, van de planregels, verboden om zonder een omgevingsvergunning een waterloop aan te leggen.
3. Artikel 40.2 van de planregels biedt verweerder de mogelijkheid om een omgevingsvergunning te verlenen. In dit artikel staat dat verweerder de omgevingsvergunning moet verlenen als de voorgenomen aanleg de waarden en/of functies die beschermd worden binnen de bestemming Agrarisch met waarden – Landschapswaarden niet onevenredig aantast. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied. Als verweerder van oordeel is dat er sprake is van een onevenredige aantasting, moet hij nog beoordelen of daar door het stellen van voorwaarden aan de vergunning alsnog voldoende aan tegemoet kan worden gekomenBeroepsgrondenOnevenredige aantasting
4. Eisers voeren allereerst aan dat zij nooit bedoeld hebben om een omgevingsvergunning aan te vragen die alleen verleend kan worden als daarvoor de uitgebreide voorbereidingsprocedure wordt doorlopen. Volgens eisers hoeft dat ook niet, omdat verweerder de vergunning met toepassing van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid uit artikel 40.2 van de planregels kan verlenen. De aanleg van de poel tast de waarden en/of functies op het perceel namelijk niet onevenredig aan. Verweerder had de omgevingsvergunning aan eisers moeten verlenen.
5. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat hij een besluit moet nemen op basis van de door eisers ingediende aanvraag. Verlening van de gevraagde vergunning is volgens verweerder op grond van de planregels niet mogelijk, omdat de poel de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied aantast. Er zijn situaties mogelijk waarin de poel wel vergund kan worden, bijvoorbeeld als de poel zou aansluiten op een al bestaande sloot, maar dat is hier niet aan de orde. De specifiek door eisers aangevraagde poel past niet binnen het bestemmingsplan vanwege onder meer de grootte, diepte en schuinte van de kanten van de poel.
6. De rechtbank begrijpt dat het voor eisers frustrerend kan zijn als een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt geweigerd nadat het gehele voortraject in samenspraak met verweerder is verlopen. Voor de behandeling van het beroep dient de rechtbank zich echter te richten op de aanvraag zoals die door eisers is ingediend. Ter beoordeling ligt de vraag voor of verweerder overeenkomstig de toepasselijke regels heeft gehandeld door niet mee te werken aan een vergunning op basis van de reguliere procedure.
7. Verweerder heeft ter onderbouwing van het bestreden besluit een toets Landschapswaarden en Landschappelijke inpassing laten uitvoeren door een landschapsadviseur. Voor de motivering van het bestreden besluit heeft verweerder verwezen naar het rapport dat deze landschapsadviseur heeft opgemaakt. Onder het kopje ten aanzien van artikel 40.2 (niet blijvende) onevenredige aantasting heeft de landschapsadviseur in zijn rapport van 26 november 2019 overwogen dat de poel een element aan het landschap toevoegt dat van oorsprong niet aanwezig was en geen functie heeft voor de agrarische bedrijfsvoering. Hiermee worden de cultuurhistorische- en landschapswaarden volgens de landschapsadviseur aangetast

8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met deze overweging onderbouwd dat er met de aanleg van de poel sprake is van een aantasting van de cultuurhistorische- en landschapswaarden. Hiermee is echter niet gemotiveerd wat maakt dat die aantasting onevenredig is. Evenmin is hiermee duidelijk gemaakt waarom het niet mogelijk is met het stellen van vergunningsvoorwaarden een onevenredige aantasting te voorkomen. Verweerder heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom de omgevingsvergunning niet verleend wordt met toepassing van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid uit artikel 40.2 van de planregels. De beroepsgrond slaagt.


Gelijkheidsbeginsel

9. Eisers hebben verder aangevoerd dat er in de omgeving meer poelen voorkomen die vergelijkbaar zijn met de door hen aangevraagde poel en dat die poelen door verweerder wél zijn toegestaan. Door de aanvraag van eisers af te wijzen, handelt verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De dichtstbijzijnde vergelijkbare poel is de poel aan de [adres 2] die drie huizen verderop ligt. Op de zitting heeft eiseres [eiser 2] aan de hand van een foto gewezen op nog meer volgens haar vergelijkbare poelen in de omgeving.
10. Volgens verweerder is de poel aan de [adres 2] niet vergelijkbaar met de aangevraagde poel van eisers nu de poel aan de [adres 2] ligt binnen de bestemming ‘Natuur’ terwijl de poel van eisers is aangevraagd voor de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’. Er is dan ook geen sprake van gelijke gevallen. Volgens verweerder zijn er verder geen overige poelen in de buurt aanwezig.



11. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de poel aan de [adres 2] niet vergelijkbaar is met de aangevraagde poel van eiser, omdat daarop een andere bestemming rust. Dat brengt met zich mee dat op de poel aan de [adres 2] andere planregels van toepassing zijn dan op de door eisers aangevraagde poel. Er is dus geen sprake van een gelijk geval aan de [adres 2] . Het beroep van eisers op het gelijkheidsbeginsel slaagt in zoverre niet. Verweerder is echter nog niet ingegaan op de andere twee poelen die zich aan de overkant van de weg zouden bevinden. Op de zitting heeft verweerder geen nadere uitleg kunnen geven over deze door eisers aangedragen poelen. De rechtbank kan verweerder, gelet op de door eiseres ter zitting getoonde foto’s, niet volgen in zijn betoog dat er geen overige poelen aanwezig zijn in de omgeving van de planlocatie.


Conclusie


12. Gelet op het voorgaande heeft verweerder ten onrechte geen besluit genomen dat in de plaats is gesteld van het primaire besluit. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de aanleg van de poel zorgt voor een onevenredige aantasting van de waarden en/of functies die door artikel 40.2 van de planregels beschermd worden en waarom daar niet met voorwaarden aan tegemoet kan worden gekomen. Ten slotte heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt gelet op de ter zitting door eiseres nader geduide overige poelen die in de omgeving van de [adres 1] aanwezig zijn.
13. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak.

14. De rechtbank ziet in deze procedure aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de door de rechtbank geconstateerde gebreken te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder deugdelijk kunnen motiveren waarom geen omgevingsvergunning aan eisers wordt verleend en waarom verweerder niet tegelijkertijd met het herroepen van het primaire besluit een besluit heeft genomen dat in de plaats is getreden van het primaire besluit.
15. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op twaalf weken. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid om de gebreken te herstellen dan moet hij dat zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na verzending van deze uitspraak aan de rechtbank laten weten. Als verweerder wel gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen om daar binnen vier weken op te reageren. In beginsel, zal de rechtbank zonder tweede zitting einduitspraak doen op het beroep. Dit geldt ook in de situatie waarin verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken
16. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
17. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.






Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak of, om binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen dat hij geen gebruik maakt van de herstelmogelijkheid;
- houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze tussenuitspraak is gedaan door R. in `t Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De beslissing is uitgesproken op 16 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.


(de rechter is verhinderd om

de uitspraak te ondertekenen)


griffier rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:




Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de eventuele einduitspraak in deze zaak.



De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 5 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1770.
Link naar deze uitspraak