|
|
ECLI:NL:CBB:2024:842 | | | Datum uitspraak | : | 19-11-2024 | Datum gepubliceerd | : | 19-11-2024 | Instantie | : | College van Beroep voor het bedrijfsleven | Zaaknummers | : | 22/683 | Rechtsgebied | : | Bestuursrecht | Indicatie | : | Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat de last onder bestuursdwang terecht is opgelegd. Wat appellant verder heeft aangevoerd kan in deze procedure niet aan de orde komen. Beroep ongegrond. Toekenning schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. | Trefwoorden | : | bestuursdwang | | | landbouw | Wetreferenties | : | Wet dieren
| | Uitspraak | uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 22/683
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 november 2024 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] ( [naam 1] )
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (minister)
(gemachtigde: mr. P.J. Kooijman)
en
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) (Staat)
Procesverloop
Met het besluit van 2 december 2021 (bestuursdwangbesluit) heeft de minister [naam 1] een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van de Wet dieren.
Met het besluit van 21 maart 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van [naam 1] tegen de last onder bestuursdwang ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In verband met het verzoek tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is de Staat in de procedure betrokken.
De zitting was op 31 oktober 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 1] en de gemachtigde van de minister.
Overwegingen
Inleiding
1.1
Het College gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.2
Op 24 november 2021 heeft een districtsinspecteur van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) een controle verricht bij [naam 1] naar aanleiding van een melding van Landelijk Meldpunt 144, waarin zorgen zijn geuit over de voedingsconditie van een hond op het adres van [naam 1] . De districtsinspecteur van de LID heeft haar bevindingen neergelegd in het toezichtsrapport van 24 november 2021.
1.3
Naar aanleiding van de controle op 24 november 2021 heeft de minister met het bestuursdwangbesluit een last onder bestuursdwang aan [naam 1] opgelegd tot opheffing van de overtreding en ter voorkoming van nieuwe overtredingen. De minister heeft [naam 1] opgedragen om voor 10 december 2021 de volgende maatregel te nemen:
“Ga met uw hond [naam 2] naar een dierenarts voor onderzoek naar de algemene gezondheidstoestand, waarbij u vooral laat kijken naar de voedingsconditie. Volg het behandelplan van de dierenarts op die de dierenarts heeft opgesteld voor de geconstateerde aandoening(en).”
1.4
Op 14 december 2021 heeft de districtsinspecteur van de LID een hercontrole verricht en haar bevindingen neergelegd in het toezichtsrapport van 22 december 2021. Naar aanleiding van deze hercontrole heeft de minister aan [naam 1] bericht dat de maatregel is uitgevoerd en dat [naam 1] heeft voldaan aan de last onder bestuursdwang.
1.5
Vervolgens heeft de minister in het bestreden besluit het bezwaar van [naam 1] tegen het bestuursdwangbesluit ongegrond verklaard.
Beoordeling door het College
De last onder bestuursdwang
2 Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat de last onder bestuursdwang terecht is opgelegd omdat [naam 1] ’ hond te zwaar was. Het College onderschrijft dit. Zoals tijdens de zitting met partijen is besproken, kan het overige dat is aangevoerd door [naam 1] niet in deze procedure aan de orde komen. Het College zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
3.1
In zijn brief van 20 augustus 2024 heeft [naam 1] opgemerkt dat de rechtsgang ernstig is vertraagd. Het College vat dit op als een beroep op overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.2
In een procedure als deze geldt als uitgangspunt dat de bezwaar- en beroepsfase samen niet langer mogen duren dan twee jaar. Daarbij mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar duren, tenzij er sprake is van factoren die aanleiding geven overschrijding van deze behandelingsduur gerechtvaardigd te achten.
3.3
De redelijke termijn begint met de ontvangst van het bezwaarschrift door de minister. De minister heeft het bezwaarschrift van [naam 1] op 7 december 2021 ontvangen. Het College stelt vast dat op het moment van deze uitspraak de termijn van twee jaar met bijna een jaar is overschreden. Van factoren die aanleiding geven om de overschrijding van de behandelingsduur gerechtvaardigd te achten is geen sprake. Uitgaande van een tarief van € 500,- per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond, brengt dit mee dat [naam 1] recht heeft op € 1.000,- schadevergoeding. Deze overschrijding is volledig toe te rekenen aan de beroepsfase. Het College zal daarom de Staat veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.000,- aan [naam 1] .
Slotsom
4 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
Het College:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling van een vergoeding voor immateriële schade van € 1.000,- aan [naam 1] .
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Pavićević, in aanwezigheid van mr. F. Willems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.
w.g. T. Pavićević w.g. F. Willems | Link naar deze uitspraak
|
| |
|
|