|
|
ECLI:NL:RBGEL:2025:2339 | | | Datum uitspraak | : | 26-03-2025 | Datum gepubliceerd | : | 28-03-2025 | Instantie | : | Rechtbank Gelderland | Zaaknummers | : | AWB 23/3425 en 23/8039 | Rechtsgebied | : | Omgevingsrecht | Indicatie | : | Weigering omgevingsvergunning voor nieuw te bouwen bedrijfswoning binnen het bouwvlak wegens strijd met goede ruimtelijke ordening. Er is slechts één bedrijfswoning mogelijk binnen het bouwvlak. Zolang de toekomstige functie van het rijksmonument binnen het bouwvlak niet is geconcretiseerd, houdt het rijksmonument de functie van bedrijfswoning. | Trefwoorden | : | agrarisch | | | bedrijfswoning | | | bestemmingsplan | | | melkveehouderij | | | omgevingsvergunning | | | perceel | | | rijksmonument | | | wabo | | Uitspraak | RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 23/3425 en ARN 23/8039
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
in de zaken tussen
[eiseres], uit [plaats], eiseres
(gemachtigde: mr. J. van Groningen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst
(gemachtigden: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2]).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepsgronden van eiseres tegen de weigering de omgevingsvergunning van rechtswege voor een woning met uitweg aan de [locatie 1] in [plaats] bekend te maken (zaak ARN 23/3425) en de weigering van de omgevingsvergunning (zaak ARN 23/8039).
1.1.
Het college heeft op 9 mei 2023 geweigerd de door eiseres gestelde omgevingsvergunning van rechtswege bekend te maken. Op 14 november 2023 heeft het college met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van de bedrijfswoning met uitweg afgewezen.
1.2.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 21 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon A], de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college.
Waar gaan deze zaken over?
2. Op het perceel aan de [locatie 2] in [plaats] staat een rijksmonument, een boerderij waarin een melkveehouderij was gevestigd. Sinds de beëindiging van de melkveehouderij in 2019 is de locatie in diverse percelen opgesplitst met behoud van een kleinschaliger agrarisch bedrijf. Vervolgens heeft eiseres overleg gevoerd met het college over de invulling van de locatie en het rijksmonument. Op 3 juli 2021 heeft eiseres een omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteit ‘bouwen’ om een nieuwe bedrijfswoning op de locatie te bouwen en een uitweg aan te leggen via de [locatie 1] om de nieuw te bouwen bedrijfswoning (apart van het rijksmonument) te ontsluiten. Eiseres vindt dat het college te laat op de aanvraag heeft beslist en dat daarom een omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan. Eiseres heeft het college gevraagd om dit besluit bekend te maken. Het college heeft dit verzoek geweigerd omdat uit artikel 3:10 vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat de aangevraagde omgevingsvergunning niet van rechtswege is ontstaan. Uit de wet volgt dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is omdat er volgens de planregels maar één bedrijfswoning binnen het bouwvlak mogelijk is. Daarnaast heeft het college de aanvraag om een omgevingsvergunning geweigerd omdat er sprake is van een aanvraag voor een tweede bedrijfswoning. Binnen het bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan en er al is een bedrijfswoning, namelijk het rijksmonument. Er is voor het rijksmonument nog geen concrete nieuwe invulling gevonden en er is geen cultuurhistorische onderbouwing overgelegd voor de algehele ontwikkeling van de betreffende locatie en de concrete invulling voor het rijksmonument. Zodoende is volgens het college onvoldoende aangetoond wat er met het rijksmonument gaat gebeuren als de functie van bedrijfswoning wegvalt waardoor er gevaar voor het behoud en in stand houden van het rijksmonument bestaat. Bovendien heeft de gemeenteraad op 8 juni 2023 besloten geen verklaring van geen bedenkingen af te geven om een tweede bedrijfswoning mogelijk te maken binnen het bouwvlak.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt de weigering van de omgevingsvergunning en de weigering de gestelde omgevingsvergunning van rechtswege bekend te maken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Planologisch kader
5. Ter plaatse gelden de bestemmingsplannen “Landelijk gebied Bronckhorst”, en “Landelijk Gebied Veegplan 2020-2B”. Het perceel heeft de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschap’ met de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologische verwachting’, met aanwijzing van een bouwvlak en een functieaanduiding van specifieke vorm van waarde – rijksmomument aan de bestaande boerderij. Volgens artikel 4.1.2, onder a, en artikel 4.2.3 van de planregels is er maximaal één agrarisch bedrijf en één bedrijfswoning per bouwvlak toegestaan.
Is van rechtswege een omgevingsvergunning ontstaan?
6. Eiseres betoogt dat er van rechtswege een omgevingsvergunning is ontstaan en dat het college ten onrechte heeft geweigerd de omgevingsvergunning van rechtswege te publiceren. Als gevolg daarvan is het college in verzuim en zijn op grond van artikel 4:20d van de Awb dwangsommen verbeurd. Eiseres stelt dat op de aanvraag de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is omdat geen sprake is van afwijking van het bestemmingsplan. Verder is sprake van een aanvraag voor een eerste bedrijfswoning binnen het bouwvlak omdat in de aanvraag uitdrukkelijk staat vermeld dat het wooncontingent overgaat op de nieuwe woning.
6.1.
Een vergunning kan alleen van rechtswege zijn gegeven als de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is op een aanvraag. Dit is geregeld in de artikelen 3:10, vierde lid, en 4:20b, eerste lid, van de Awb.
6.2.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt exclusief welke procedure op een aanvraag om omgevingsvergunning van toepassing is. Het college heeft daarin geen keuze. In hoofdstuk 3, in het bijzonder de artikelen 3.7 en 3.10 van de Wabo, is neergelegd welke procedure van toepassing is. Op een aanvraag kan de reguliere procedure of de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing zijn; dit is afhankelijk van de activiteit die is aangevraagd. Uit artikel 3.7 volgt dat de reguliere procedure van toepassing is, tenzij de uitgebreide procedure van toepassing is. In artikel 3.10 is neergelegd wanneer dat het geval is. De uitgebreide procedure is, onder meer, van toepassing als de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan en voor het afwijken van het bestemmingsplan alleen een omgevingsvergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo. Indien de afwijkingsvergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1° of 2°, van de Wabo, is de reguliere procedure van toepassing.
Strijd met de bestemmingsplannen
6.3.
De vraag of er van rechtswege een omgevingsvergunning is ontstaan hangt samen met de vraag of de aanvraag strijdig is met de bestemmingsplannen.
6.4.
Eiseres betoogt dat de aanvraag niet strijdig is met de bestemmingsplannen. Het contingent ‘bedrijfswoning’ van het rijksmonument wordt verplaatst naar de nieuw te bouwen woning binnen hetzelfde bouwvlak. In de aanvraag is dat ook uitdrukkelijk vermeld en zodoende blijft er sprake van één bedrijfswoning binnen het bouwvlak. Het in gevaar brengen van het rijksmonument is niet aan de orde. Het rijksmonument wordt niet gesloopt en zal een andere functie krijgen.
6.5.
De rechtbank is van oordeel dat het college terecht stelt dat de aanvraag voor een nieuw te bouwen bedrijfswoning en de functie van het rijksmonument onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. De toekomstige functie van het rijksmonument is niet geconcretiseerd. Vast staat dat het rijksmonument binnen het bouwvlak ligt met als functie bedrijfswoning. De aanvraag moet daarom worden opgevat als een aanvraag voor het bouwen van een tweede bedrijfswoning binnen hetzelfde bouwvlak. Dat eiseres in de aanvraag heeft vermeld dat het wooncontingent van het rijksmonument wordt verplaatst naar de nieuwbouwwoning maakt dat niet anders. Niet in geschil is dat een tweede bedrijfswoning strijdig is met het bestemmingsplan en dat een tweede bedrijfswoning uitsluitend kan worden vergund met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo. In dat geval bepaalt artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wabo dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is en kan er geen omgevingsvergunning van rechtswege ontstaan. Het college heeft daarom terecht geweigerd de gestelde vergunning van rechtswege te publiceren. Ook zijn er geen dwangsommen verbeurd.
6.6.
De beroepsgronden slagen niet. Dat betekent dat het beroep tegen de weigering om de omgevingsvergunning van rechtswege bekend te maken ongegrond is.
Heeft het college de omgevingsvergunning kunnen weigeren wegens strijd met een goede ruimtelijke ordening?
6.7.
Eiseres betoogt dat de aanvraag in overleg met het college tot stand is gekomen en daarom geen nadere cultuurhistorische en ruimtelijke onderbouwing nodig heeft. Zo is bijvoorbeeld de uitweg van de nieuwbouwwoning bewust aan de [locatie 1] geplaatst om het dorp te ontlasten van werkverkeer. Het rijksmonument krijgt een nieuwe functie en loopt geen gevaar omdat het niet wordt gesloopt.
6.8.
De rechtbank is van oordeel dat het college heeft kunnen beslissen dat er strijd met een goede ruimtelijke ordening bestaat omdat de nieuwe bedrijfswoning (nog) onvoldoende aanvaardbaar is op de gekozen locatie. Zolang de toekomstige functie van het rijksmonument niet is geconcretiseerd, houdt het rijksmonument de functie van bedrijfswoning. Een tweede bedrijfswoning binnen het bouwvlak vindt het college ongewenst. Het college baseert zich daarbij onder meer op de afwijzing van de gemeenteraad om de noodzakelijke verklaring van geen bedenkingen af te geven. Tussen partijen is niet in geschil dat sinds de beëindiging van de melkveehouderij in 2019 de locatie in diverse percelen is opgesplitst en dat het de bedoeling is dat er één kleinschaliger agrarisch bedrijf mogelijk blijft. Momenteel is er (nog) geen agrarisch bedrijf gevestigd op de locatie. Het bouwen van een tweede bedrijfswoning past niet bij deze ontwikkelingen.
6.9.
De beroepsgronden slagen niet. Het beroep tegen de geweigerde omgevingsvergunning is daarom ongegrond.
Conclusie en gevolgen
7. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat er geen omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan en dat het college de omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren wegens strijd met een goede ruimtelijke ordening. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus-Visschers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Verschuren, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
ABRvS 29 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4417. | Link naar deze uitspraak
|
| |
|
|