|
|
ECLI:NL:RBNHO:2025:3972 | | | Datum uitspraak | : | 02-04-2025 | Datum gepubliceerd | : | 25-04-2025 | Instantie | : | Rechtbank Noord-Holland | Zaaknummers | : | C/15351638/ HA ZA 24-220 | Rechtsgebied | : | Civiel recht | Indicatie | : | Eiser is betrokken geraakt bij een verkeersongeval. Allianz heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. In het daarop volgende onderhandelingstraject heeft op verzoek van Allianz een onderzoek door Dekra plaatsgevonden om de schadeclaim van eiser te onderzoeken. In dat onderzoek is geconcludeerd dat eiser opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven en dat hij fraude heeft gepleegd. Allianz heeft daarop het onderhandelingstraject met eiser gestopt. In deze procedure vordert eiser o.a. voor recht te verklaren dat niet kan worden vastgesteld dat hij heeft gefraudeerd, althans dat zijn recht op schadevergoeding niet is vervallen. De rechtbank oordeelt dat het handelen van eiser tegenover Allianz als frauduleus is te beschouwen en dat Allianz op basis van de tot nu toe aan haar verstrekte stukken tot sluiting van het dossier van eiser kon overgaan. Allianz hoeft de onderhandelingen met eiser niet te hervatten. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af. | Trefwoorden | : | burgerlijk wetboek | | | paarden | | | uitkering | | | wettelijke rente | | Uitspraak | RECHTBANK Noord-Holland
Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/351638 / HA ZA 24-220
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van
[eiser]
,
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. C.P.J. Wijnakker,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
ALLIANZ BENELUX N.V.,
te Brussel (België), ook kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Allianz,
advocaat: mr. N.C. Haase.
De zaak in het kort
[eiser] is op 19 november 2015 betrokken geraakt bij een verkeersongeval waarbij een verzekerde van Allianz hem geen voorrang heeft verleend. Allianz heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. In het daarop volgende onderhandelingstraject heeft op verzoek van Allianz een onderzoek door Dekra plaatsgevonden om de schadeclaim van [eiser] te onderzoeken. In dat onderzoek is geconcludeerd dat [eiser] opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven en dat hij fraude heeft gepleegd. Allianz heeft daarop besloten het onderhandelingstraject met [eiser] te stoppen. In deze procedure vordert [eiser] , als belangrijkste vordering, voor recht te verklaren dat niet kan worden vastgesteld dat hij heeft gefraudeerd, althans dat zijn recht op schadevergoeding niet is vervallen. Dit heeft volgens [eiser] tot gevolg dat Allianz de onderhandelingen met [eiser] weer moet hervatten. Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van [eiser] tegenover Allianz als frauduleus te beschouwen en kon Allianz op basis van de tot nu toe aan haar verstrekte stukken tot sluiting van het dossier van [eiser] overgegaan. Allianz hoeft de onderhandelingen met [eiser] niet te hervatten. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] dus af.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding (met producties 1 tot en met 11),
- de conclusie van antwoord (met producties 1 tot en met 14),
- het tussenvonnis van 14 augustus 2024,
- de akte houdende wijziging van eis van [eiser] (met producties 12 tot en met 14),- de brief van Allianz (met productie 14),
- de e-mail namens Allianz van 28 januari 2025 (met aangepaste productie 5).
1.2.
Op 29 januari 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mrs. Wijnakker en Haase hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij ter zitting aan de rechtbank hebben overgelegd en die daarmee onderdeel zijn geworden van de processtukken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2Feiten
2.1.
Op 19 november 2015 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij [eiser] en een verzekerde van Allianz betrokken waren. De verzekerde van Allianz heeft [eiser] geen voorrang verleend.
2.2.
[eiser] reed op het moment van aanrijding in een Chevrolet. [eiser] stelt dat hij in deze Chevrolet een proefrit maakte voordat hij de auto in verband met verkoop zou wegbrengen.
2.3.
Allianz heeft aansprakelijkheid erkend. Aan schade aan de Chevrolet heeft Allianz € 11.707,25 inclusief btw aan [eiser] betaald. Allianz heeft daarnaast € 8.500,- aan voorschotten en per abuis een bedrag van € 990,99 betaald.
2.4.
Op 19 april 2016 heeft [eiser] aan Allianz een schadestaat gezonden waarin een resterende voorlopige totale schade is opgenomen van € 47.530,50. Op 12 december 2016 heeft [eiser] aan Allianz een schadestaat gezonden waarin een schade is opgenomen van € 66.538,-. Op 12 februari 2018 heeft [eiser] aan Allianz een schadestaat gezonden waarin de voorlopige begroting van de schade tot 1 januari 2018 uitkomt op € 475.346,-.
2.5.
Dekra heeft op verzoek van Allianz een onderzoek naar de letselschadeclaim van [eiser] ingesteld. Haar bevindingen heeft Dekra opgenomen in een rapport gedateerd op 8 november 2018. Dekra concludeert in het rapport dat ‘Uit het onderzoek is gebleken dat wederpartij ( [eiser] - toevoeging rechtbank) opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Tevens is gebleken dat enkele stukken die door wederpartij zijn aangeleverd, zijn veranderd en of aangepast, waaruit kan worden geconcludeerd dat er door wederpartij, met betrekking tot die specifieke documenten, valsheid in geschrifte is gepleegd.
Hieronder is door ons, per schadepost, aangegeven wat de bijzonderheden/onregelmatigheden zijn die binnen het onderzoek bekend zijn geworden.
Ten aanzien van de verkoop van de Chevrolet (…) kan worden gesteld dat:
Door wederpartij is in deze schadepost een bedrag geclaimd van
EUR 15.750,00
. (…)
Door wederpartij is verklaard dat:
Hij de Chevrolet aan de heer [naam 1] zou verkopen voor een bedrag van EUR 15.750,00.
Hij deze overeenkomst zelf heeft opgemaakt op zijn computer.
Hij geen kopie meer kan tonen van de originele, ongetekende overeenkomst, zoals die door hem op zijn computer zou zijn opgemaakt.
Deze overeenkomst op 16 november 2016 door de heer [naam 1] is ondertekend.
Door de heer [naam 1] is verklaard dat:
Hij de verkoopbevestiging nooit eerder heeft gezien.
Hij nooit een dergelijke auto van de heer [eiser] heeft willen kopen.
Er daarover nooit afspraken zijn gemaakt tussen hem en de heer [eiser]
Een dergelijke auto op dat moment een waarde zou hebben van EUR 10.000,00 in plaats van EUR 15.750,00.
Hij de verkoopbevestiging ook nooit heeft ondertekend.
Mede op basis van de door wederpartij aangeleverde (vervalste) verkoopovereenkomst is het schadebedrag dat in eerste instantie door de schade-expert was vastgesteld op EUR 9.644,63 exclusief btw, naar boven bijgesteld.
Ten aanzien van de hier opgevoerde schadepost is gebleken dat de verkoopbevestiging valselijk is opgemaakt en met een vervalste handtekening is ondertekend. Daarna is de verkoopovereenkomst gebruikt om een hogere uitkering van de verzekering te ontvangen.
Ten aanzien van de schadepost verlies aan verdienvermogen, kan worden gesteld dat:
Door wederpartij is in deze schadepost een bedrag geclaimd van
EUR 400.000,00
.
(…)
Chauffeursdiensten:
Wederpartij heeft daarover verklaard dat:
Hij een aantal jaren geleden een ondernemer uit Armenië heeft leren kennen, die hem had gevraagd of hij hem wilde rijden voor een bedrag van EUR 75,00 tot EUR 100,00 per uur.
Hij dat een aantal jaren voor de aanrijding heeft gedaan en hij daar ook facturen van heeft aangeleverd.
De facturen niet op naam staan omdat het hier gaat om dienstverlening aan een particulier.
Hij alleen weet dat deze man Arthur heet en dat hij ergens in 2013 of 2014 voor hem begonnen.
De facturen altijd door Arthur contant werden betaald.
Hij daar geen betalingsbewijzen van heeft maar het regelmatig gebeurde dat hij de betalingen door Arthur zelf heeft gestort op zijn bankrekening.
Het klopt dat hij in 2016 met Arthur de afspraak had gemaakt dat hij Arthur zou rijden voor EUR 6.000,00 per maand.
Dit een mondelinge overeenkomst is geweest.
Ten aanzien van de hier opgevoerde schadepost kunnen wij stellen dat:
(…)
Het bestaan van de heer Arthur kan op geen enkele wijze worden geverifieerd. Hetzelfde geldt voor de vermeend gemaakte afspraken waarin de heer [eiser] maandelijks voor circa EUR 6.000,00 zou gaan rijden (dit zou mondeling overeengekomen zijn met een niet nader te verifiëren persoon). De heer [eiser] heeft ook aangegeven dat hij niet wil dat Arthur door ons wordt benaderd.
Wij hebben verzekerde gevraagd om kopieën van de originele facturen aangaande de chauffeursdiensten in aansluiting met de geboekte opbrengsten onder de betreffende grootboekrekening aan ons te overleggen en vervolgens op basis van de doorlopend genummerde bankafschriften te laten zien dat de volgens wederpartij veelal contant betaalde facturen ook (…) regelmatig op de bank werden gestort. Dit zodat nagegaan kan worden of aan de opgegeven inkomsten ook daadwerkelijk een geldstroom ten grondslag ligt.
Uiteindelijk werden er door wederpartij 13 (voorbeeld)facturen aangeleverd voor vermeend voorgaand verrichte chauffeursdiensten vanuit Racinginfo.com alsmede [naam 2] . De facturen bleken pdf-files van systeemuitdraaien. Op zich niet veel zeggend over de vraag of de betreffende diensten ook daadwerkelijk zijn verricht.
Belangrijker, de gevraagde bankafschriften waaruit de bankstortingen naar aanleiding van de contante ontvangsten konden worden geverifieerd, werden daarentegen niet ontvangen, ondanks toezegging van wederpartij hieromtrent. Het enige wat wij dienaangaande ontvingen was een print van een foto van een deel van een bankafschrift (nummer en rekening houder niet zichtbaar) waarop één enkele bankstorting van EUR 2.000,00 zichtbaar was.
Vooralsnog heeft wederpartij op basis van het voornoemde onvoldoende aannemelijk kunnen maken dat men daadwerkelijk de gereclameerde inkomsten uit chauffeursdiensten gedurende de gereclameerde periode onder normale omstandigheden had mogen verwachten.
Om meer zekerheid omtrent de feitelijkheid van de opgegeven chauffeursinkomsten voor de laatste 12 maanden voor het ongeval te verkrijgen, bevelen wij aan dat hiertoe nader administratief onderzoek wordt verricht waarbij andere aansluitingen tussen grootboekkaarten (…) en dergelijke zullen moeten worden gemaakt en afwijkingen nader inhoudelijk met de accountant van verzekerde zullen moeten worden besproken.
Kosten van de Superkart:
(…)
Anders dan een schrijven (de datum 22 mei 2017) van [naam 3] , dat op verzoek van de belangenbehartiger van wederpartij werd opgesteld, is er niets concreets waaruit kan worden opgemaakt welke afspraken er feitelijk gemaakt waren voorafgaand aan het ongeval tussen beide partijen omtrent de Superkart en de vermeende sponsorgelden dienaangaande (i.e. EUR 3.500,00 per race).
Geen van beide kan de feitelijke aankoop alsmede de werkelijke aankoopkosten van de betreffende Superkart (…) nader onderbouwen. [naam 3] komt met een niet te verifiëren verhaal over geheel of gedeeltelijke ruilhandel (zou nog nader uitgezocht moeten worden door [naam 3] ).
De claim van [naam 3] van EUR 35.500,00 wordt tot heden op geen enkele wijze nader geconcretiseerd, niet qua omvang maar ook niet over de feitelijke juridische grond.
(…)
Aangaande de gereclameerde gemiste sponsorinkomsten ad EUR 3.500,00 per Superkartrace merken wij op dat wij wederpartij bij herhaling hebben gevraagd inzichtelijk te maken wat hij na aftrek van alle kosten aangaande de race-exploitatie aan winst zou overhouden.
In onze optiek zijn de aangegeven kosten hoofdzakelijk ter dekking van te maken race-kosten en is het op voorhand arbitrair dat men hier iets aan zou overhouden. Tot heden is wederpartij niet met de gevraagde exploitatieoverzichten gekomen ter nadere beoordeling hiervan.
Contract [naam 3] en [naam 2] .
(…)
Stukken waaruit het ontstaan (…) evenals het feitelijke moment van opmaak en ondertekening van het contract (dat getekend zou zijn op 11 juni 2015) uit kan worden afgeleid, zouden niet bestaan.
Ook een digitale versie van het contract tussen wederpartij en [naam 3] blijkt bij geen van beide partijen aanwezig. Derhalve kan niet feitelijk worden nagegaan of het contract ook daadwerkelijk volgens de datum vermeld op de fysieke kopie reeds was opgemaakt.
Los van de vraag of het contract als feitelijk bestaand kan worden beschouwd, wordt in dit contract aangaande de raceklasse Supercarchallenge (…) gesproken over totale sponsorgelden van EUR 150.000,00 exclusief btw. Deze sponsorgelden zouden van toepassing zijn op de eerste race die zou worden gereden in juli 2016 alsmede voor het raceseizoen in 2017.
Betreffende sponsor gelden worden in de schade-inventarisatie van februari 2018 door wederpartij volledig als inkomstenverlies opgevoerd.
Heel opmerkelijk hierbij is dat men bij de eerste schade-inventarisatie van 12 december 2016 hierop geen enkele wijze melding van maakt, terwijl toen voor wederpartij al lang duidelijk was dat hij betreffende sponsorinkomsten zou mislopen.
Het claimen van de vermeende sponsorgelden als inkomstenverlies merken wij principieel als onjuist aan. Aan de race-exploitatie van de betreffende Supercarchallenge (waarvan de kosten geheel voor rekening van wederpartij zouden komen) zijn zeer aanzienlijke kosten verbonden.
Gelet hierop hebben wij wederpartij bij herhaling verzocht de feitelijke kosten van de exploitatie binnen de onderhavige raceklasse ter nadere beoordeling inzichtelijk te maken. Tot heden mochten wij niets op dit punt van wederpartij ontvangen.
Naar onze inzichten achten wij het onwaarschijnlijk dat de betreffende sponsorgelden meer dan kosten dekkend zouden zijn geweest bij feitelijke exploitatie van de Supercarchallege. Wij achten het onaannemelijk dat wederpartij hier iets aan winst aan zou hebben overgehouden.
Vooralsnog is uit niets concreets gebleken dat vanwege het niet kunnen racen enig concreet inkomstenverlies voor wederpartij is ontstaan.
(…)
Handel in oldtimers
(…)
Door wederpartij is ten aanzien van de verkoop van de door hem verkochte auto’s slechts een kopie van een advertentie getoond en een kopie van een “Agreement”, over de verkoop van drie Chaika’s voor een bedrag van EUR 30.000,00 die zou zijn opgemaakt op 2 oktober 2016 (…).
Wij hebben op geen enkele manier kunnen verifiëren dat deze overeenkomst op waarheid berust. Wij hebben wederpartij gevraagd aan te tonen dat hij daadwerkelijk deze geldbedragen heeft ontvangen, maar ook daar kon wederpartij niets verifieerbaars van overleggen. De betalingen zijn volgens hem contant door de koper voldaan.
De door wederpartij aangeleverde overeenkomst heeft het slechts over de verkoop van drie Chaika’s, voor een bedrag van EUR 30.000,00, terwijl door wederpartij wordt opgegeven dat hij voor een bedrag van EUR 60.000,00 vijf Chaika’s zou hebben verkocht.
Ten aanzien van de schadepost huishoudelijke hulp en paarden, kan worden gesteld dat:
Huishoudelijke hulp
Door wederpartij wordt hier een bedrag opgevoerd van
EUR 2.931,00.
Door wederpartij is op geen enkele manier onderbouwd of nader aannemelijk gemaakt dat hij deze extra kosten feitelijk heeft gemaakt c.q. moeten maken. Wederpartij heeft verklaard verschillende huishoudelijke hulpen in huis te hebben gehad, van wie hij de namen niet wenst te noemen, omdat hij deze huishoudelijke hulpen zogenaamd “zwart” heeft betaald voor de werkzaamheden die zij zouden hebben uitgevoerd.
Paarden
Door wederpartij wordt hiervoor een bedrag opgevoerd van
EUR 61.465,00
(…)
Ten aanzien van deze schadepost is binnen het onderzoek gebleken dat wederpartij op geen enkele manier verifieerbare bewijzen kan aanleveren waarmee hij aannemelijk kan maken dat hij de extra kosten, voor de verzorging (door derden) van zijn paarden, daadwerkelijk heeft gemaakt.
Wederpartij heeft verklaard dat hij de namen niet wenst te noemen van de personen die hij heeft ingehuurd, omdat hij hen “zwart” zou hebben betaald voor de werkzaamheden die zij zouden hebben uitgevoerd.
Bouw stapmolen
Door wederpartij is tevens een offerte aangeleverd van “De Groene Hamer”, ten behoeve van werkzaamheden aan een stapmolen voor een bedrag van EUR 48.361,00.
(…)
Ten aanzien van deze schadepost is gebleken dat, volgens eigen zegge van wederpartij, er ten aanzien van de bouw stapmolen, geen EUR 48.361,00 is uitgegeven, maar slechts EUR 1.500,00.
Ten aanzien van de schadepost onderhoud woningen, kan worden gesteld dat
Door wederpartij worden hiervoor twee posten opgevoerd voor een bedrag genoemd van
EUR 3.647,00
.
Als onderbouwing van deze kosten worden de volgende facturen aangeleverd:
Factuur voor onderhoudswerkzaamheden, [naam 4] , van 15 april 2016, voor een bedrag van EUR 1.391,00.
Factuur voor herstelwerkzaamheden Noorddijk, van LPC Bouw, van 6 juni 2016, voor een bedrag van EUR 1.674,08.
Ten aanzien van de factuur voor de werkzaamheden van [naam 4] (…) is gebleken dat deze kosten niet zijn gemaakt omdat wederpartij deze werkzaamheden niet zelf uit kon voeren vanwege zijn opgelopen beperkingen, maar dat het hier gaat om het inhuren van vakkundigheid en materieel, die hij onder normale omstandigheden ook had in moeten huren.
Ten aanzien van de factuur van LPC Bouw, ten behoeve van werkzaamheden aan woning Noorddijk, voor een bedrag van EUR 1.674,08 is door wederpartij verklaard dat:
De factuur van EUR 1.674,08 een factuur is van LPC Bouw, voor werkzaamheden aan de schuur, de schutting en andere buitenwerkzaamheden bij de woning aan de Noorddijk.
Hij ook niet meer weet hoe hij deze factuur heeft betaald.
Dit werkzaamheden zijn die hij normaal altijd zelf deed.
De heer [directeur LCP Bouw] van LPC Bouw/ De Groene Hamer heeft verklaard dat:
Hij nimmer werkzaamheden voor de heer [eiser] heeft uitgevoerd aan de woning aan de Noorddijk.
De factuur is uitgeschreven voor het leveren van houten balken en platen.
De factuur die de heer [eiser] heeft aangeleverd, niet overeenkomt met de factuur zoals hij die heeft opgemaakt.
Er door derden veranderingen zijn aangebracht in de factuur.
Ten aanzien van deze gedeclareerde kosten is binnen het onderzoek gebleken dat de factuur is aangepast/ vervalst en dat de factuur niet is opgemaakt voor het verrichten van werkzaamheden aan de woning Noorddijk, maar voor het leveren van een partij hout.’
2.6.
In een brief gedateerd op 4 december 2018 heeft Allianz het rapport van Dekra aan [eiser] gezonden. In deze brief is onder meer het volgende opgenomen:
‘Het omvangrijke rapport van Dekra (…) voegen wij bij dit bericht. Wij verwijzen u naar de inhoud (…) en geconcludeerd wordt dat door dhr. [eiser] opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken wordt gegeven en door hem valsheid in geschrifte is gepleegd.
Duidelijk is dat de handelwijze van dhr. [eiser] frauduleus is en als enig doel heeft om een veel hogere uitkering te genereren. Het vaststellen van fraude brengt met zich mee dat er geen vergoeding meer wordt toegekend.(…)
De gegevens van dhr. [eiser] registreren wij in onze systemen omdat wij er geen vertrouwen in hebben om in de toekomst met hem een verzekeringsovereenkomst af te sluiten. Registratie van zijn gegevens voorkomt dat het afsluiten van een verzekering bij een Allianz concern, (…), in de toekomst niet meer kan plaatsvinden.
(…)
Wij kunnen de gegevens van dhr. [eiser] ook registreren in andere databanken, (…). Dit hebben wij nog in beraad.’
3Het geschil
3.1.
[eiser] vordert – samengevat en na wijziging van eis –
Allianz op grond van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dan wel artikel 843a Rv te gelasten het volledige door haar gevormde dossier naar aanleiding van het ongeval aan [eiser] ter beschikking te stellen en daarbij een termijn te bepalen waarbinnen Allianz daartoe moet overgaan, onder oplegging van een dwangsom,
primair: voor recht te verklaren dat frauduleus handelen door [eiser] tegenover Allianz niet is aangetoond, dan wel
subsidiair: voor recht te verklaren dat het door Allianz gewraakte handelen van [eiser] niet het verval van zijn recht op schadevergoeding tot gevolg kan hebben,
voor recht te verklaren dat Allianz gehouden is de onderhandelingen met [eiser] over de omvang van zijn ongevalgerelateerde schade te hervatten en daarbij een termijn te bepalen waarbinnen Allianz daartoe moet overgaan, onder oplegging van een dwangsom,
voor recht te verklaren dat Allianz aan [eiser] de materiële schade dient te vergoeden die veroorzaakt is door (i) het beëindigen van de onderhandelingen door Allianz, (ii) het opleggen van het predicaat fraude door Allianz en (iii) het registreren van [eiser] in enig systeem omdat [eiser] volgens Allianz zou hebben gefraudeerd,
Allianz te veroordelen om aan [eiser] een vergoeding van immateriële schade te betalen, veroorzaakt door het oordeel van Allianz dat [eiser] zou hebben gefraudeerd, welk bedrag door de rechtbank wordt vastgesteld,
Allianz te veroordelen de in haar brief van 4 december 2018 genoemde registratie van [eiser] , zo veel mogelijk met terugwerkende kracht, in haar systemen te verwijderen en daarbij een termijn te bepalen waarbinnen Allianz daartoe moet overgaan, onder oplegging van een dwangsom,
Allianz te bevelen aan te tonen of zij [eiser] in een andere databank heeft geregistreerd of laten registreren, zoals bedoeld in haar brief van 4 december 2018, en daarbij een termijn te bepalen waarbinnen Allianz daartoe moet overgaan, onder oplegging van een dwangsom,
(voorwaardelijke vordering) als Allianz [eiser] heeft geregistreerd of laten registreren in een ander systeem vanwege het vermoeden van Allianz van fraude: Allianz te veroordelen de in haar brief van 4 december 2018 genoemde registratie in andere systemen – zo veel mogelijk met terugwerkende kracht – van [eiser] te (doen) verwijderen en daarbij een termijn te bepalen waarbinnen Allianz daartoe moet overgaan, onder oplegging van een dwangsom,
Allianz te veroordelen in de (na)kosten van de procedure te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van het vonnis.
3.2.
Ter onderbouwing van deze vorderingen stelt [eiser] dat niet is aangetoond dat hij frauduleus heeft gehandeld tegenover Allianz. [eiser] wenst dat de schaderegeling weer wordt hervat. [eiser] stelt dat de rechtsstrijd is beperkt tot de vraag of Allianz de gestelde verzekeringsfraude kan aantonen en dat aan de rechtbank geen oordeel wordt gevraagd over onderwerpen als de bewijsaandraagplicht van [eiser] , de volledigheid van de door hem ingenomen stellingen, of de vergoedingsplicht die Allianz heeft tegenover [eiser] . Volgens [eiser] zijn er slechts twee terzake doende verwijten die bespreking behoeven en die betreffen de verkoop van de Chevrolet en de factuur van L.C.P. Bouw.
3.3.
Allianz voert verweer. Allianz concludeert dat [eiser] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel dat deze vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de (na)kosten van deze procedure, eventueel te vermeerderen met de wettelijke rente. Allianz voert, onder verwijzing naar het rapport van Dekra, aan dat [eiser] in een periode van twee jaar en drie maanden een schade van € 475.346,- bij Allianz heeft geclaimd. Daarnaast heeft [eiser] documenten vervalst en geen enkele schadepost kunnen onderbouwen. Allianz acht het onaannemelijk dat [eiser] daadwerkelijk voor de aanrijding alle activiteiten verrichtte die hij stelt te hebben verricht.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4De beoordeling
Inleiding
4.1.
Allianz is de WAM-verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval. Allianz heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. Op grond van artikel 6 WAM heeft [eiser] jegens Allianz een eigen recht op schadevergoeding. Uitgangspunt is dat Allianz de schade dient te vergoeden die [eiser] als gevolg van het ongeval heeft geleden. Allianz is daarbij voor het bepalen van de hoogte van de door haar aan [eiser] te bepalen schadevergoeding afhankelijk van de informatie die [eiser] aan haar verstrekt. Allianz heeft het standpunt ingenomen dat [eiser] bij het indienen van zijn schadeclaim frauduleus heeft gehandeld en heeft het schadedossier gesloten.
Frauduleus handelen?
4.2.
[eiser] vordert een verklaring voor recht die inhoudt dat niet is aangetoond dat hij frauduleus heeft gehandeld jegens Allianz (vordering ii., primair). Hij stelt uitdrukkelijk dat in dit verband slechts twee verwijten van Allianz bespreking behoeven. Deze verwijten betreffen het handelen van [eiser] rondom de Chevrolet en het handelen van [eiser] rondom de factuur van L.C.P. Bouw.
Volgens Allianz zijn niet alleen die twee verwijten van belang, maar moet breder gekeken worden. Zij stelt dat van de door eiser opgevoerde (omvangrijke) schadeposten verlies van arbeidsvermogen, verlies zelfwerkzaamheid en kosten huishoudelijke hulp is gebleken dat hij documenten valselijk heeft opgesteld of aangepast en dat hij geen enkele keer kan aantonen dat hij de door hem als schade opgevoerde facturen of mensen die werkzaamheden voor hem zouden hebben gedaan, daadwerkelijk heeft betaald. [eiser] heeft opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken gegeven en valsheid in geschrifte gepleegd, opdat hij een hogere schadevergoeding zou krijgen.
4.3.
Voor de beoordeling van de vordering (ii, primair) zal de rechtbank zich beperken tot de factuur van L.C.P. Bouw. De rechtbank is namelijk van oordeel dat [eiser] met betrekking tot deze factuur frauduleus heeft gehandeld en dat de vordering reeds om die reden niet toewijsbaar is. De rechtbank licht dit oordeel hieronder toe.
4.4.
De schadeclaim die [eiser] bij Allianz heeft ingediend bevat onder meer de schadepost ‘Schade onderhoud woning’. Ter onderbouwing daarvan heeft [eiser] (onder meer) een factuur van 6 juni 2016 ad € 1.674,08 met de omschrijving ‘Herstel werkzaamheden Noorddijk’ aan Allianz verstrekt. Dekra heeft in het kader van haar onderzoek een bezoek gebracht aan L.C.P. Bouw en van de directeur, de heer [directeur LCP Bouw] , de factuur getoond gekregen zoals deze op de computer van L.C.P. Bouw staat. Op die factuur luidt de omschrijving ‘Hierbij de factuur zoals doorgenomen’. Alle andere gegevens op de beide facturen, zoals de datum, het gefactureerde bedrag en het factuurnummer komen met elkaar overeen. De heer [directeur LCP Bouw] heeft tegenover de onderzoekers verklaard dat de factuur betrekking had op een aan [eiser] geleverde partij hout. Dit wordt ondersteund door de e-mail die L.C.P. Bouw op 6 juni 2016 samen met de factuur aan [eiser] heeft gemaild, met de tekst: “Hierbij nog de factuur voor het aanleveren van de balken en de platen”. Dekra heeft de digitale eigenschappen van de factuur in de computer van L.C.P. Bouw bekeken, waaruit bleek dat het document op 6 juni 2016 om 6:27 uur is aangemaakt en diezelfde dag om 6:31 uur voor het laatst is opgeslagen. Uit deze bevindingen, die [eiser] niet althans onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, leidt de rechtbank af dat [eiser] de versie van de factuur die hij aan Allianz ter beschikking heeft gesteld, zelf heeft aangepast. Hoewel [eiser] verschillende verklaringen naar voren brengt waarom de facturen qua omschrijving van elkaar verschillen, onderbouwt hij die verklaringen niet dan wel onvoldoende. Aan het feit dat [eiser] stelt dat hij deze verklaringen niet kan onderbouwen omdat zijn computer is gecrasht, gaat de rechtbank voorbij. Onduidelijk is immers gebleven waarom [eiser] alleen via deze gecrashte computer bij zijn e-mailberichten zou kunnen komen. Ook volgt de rechtbank [eiser] niet in zijn stelling dat hij geen belang zou hebben bij vervalsing van de factuur door de omschrijving aan te passen. De levering van materialen komt immers niet voor vergoeding in aanmerking in een letselschadezaak, maar de kosten voor het uitvoeren van werkzaamheden aan een woning, die een slachtoffer door zijn opgelopen letsel niet zelf kan doen, mogelijk wel. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank Allianz in het standpunt dat de factuur van L.C.P. Bouw door [eiser] is gemanipuleerd.
4.5.
Reeds om die reden is de gevorderde verklaring voor recht (vordering ii, primair) niet toewijsbaar. Dit betekent ook dat de gevorderde verklaring voor recht dat Allianz schade aan [eiser] dient te vergoeden, omdat zij [eiser] ten onrechte het predicaat fraudeur heeft opgelegd (vordering iv) en de gevorderde vergoeding van immateriële schade die [eiser] daardoor zou hebben geleden (vordering v), zullen worden afgewezen.
Verval recht op schadevergoeding?
4.6.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de subsidiair gevorderde verklaring voor recht dat het door Allianz gewraakte van handelen van [eiser] niet het verval van zijn recht op schadevergoeding tot gevolg kan hebben (vordering ii, subsidiair). [eiser] stelt daartoe dat er geen grondslag is om tot verval van recht te komen. Allianz stelt zich op het standpunt dat de fraude van [eiser] niet alleen is gepleegd ten aanzien van de factuur van L.C.P. Bouw, maar met betrekking tot vrijwel de gehele schadeclaim die hij bij haar heeft neergelegd. [eiser] heeft Allianz stelselmatig verkeerd voorgelicht en stukken vervalst/aangepast. Het recht op schadevergoeding is daarom op grond van artikel 6:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) komen te vervallen, aldus Allianz. Ook beroept Allianz zich op de schending van de waarheidsplicht van artikel 21 Rv en verzoekt zij de rechtbank daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat het recht van [eiser] op schadevergoeding is komen te vervallen.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat gevorderde verklaring voor recht niet toewijsbaar is. Toewijzing van deze vordering zou ertoe leiden dat al het (gewraakte) handelen van [eiser] niet zou kunnen leiden tot het (gehele of gedeeltelijke) verval van recht op schadevergoeding. [eiser] heeft ervoor gekozen in deze procedure geen schade te vorderen die hij als gevolg van het ongeval stelt te hebben geleden. Daarom kan de rechtbank in dit stadium niet beoordelen of het frauduleus handelen in het geheel niet kan leiden tot verval van recht op schadevergoeding, zoals [eiser] vordert. In een eventueel nog te voeren procedure over de schade zal aan de orde moeten komen of en zo ja welke gevolgen moeten worden verbonden aan frauduleus handelen van [eiser] .
Moet Allianz de onderhandelingen hervatten?
4.8.
De rechtbank zal de vordering (iii) die ertoe strekt dat Allianz de onderhandelingen met [eiser] over de omvang van de schade moet hervatten, ook afwijzen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
4.9.
Zoals hiervoor is overwogen, heeft [eiser] frauduleus gehandeld door een factuur van L.C.P. Bouw aan te passen en deze ter onderbouwing van zijn schadeclaim bij Allianz in te dienen. Daarnaast geldt dat in het rapport van Dekra, waarvan (een deel van) de inhoud in 2.5 is weergegeven, bij nagenoeg alle door [eiser] opgevoerde schadeposten kanttekeningen zijn geplaatst die niet door [eiser] zijn weergenomen of met stukken zijn onderbouwd. Dit ondanks dat hij daartoe in de buitengerechtelijke fase wel in de gelegenheid is gesteld. De feiten en omstandigheden die Dekra in het rapport beschrijft, roepen op zijn minst prangende vragen op over de door [eiser] ingediende schadestaten. De rechtbank wijst daarbij bijvoorbeeld op de vragen die zijn gerezen rondom de gestelde chauffeurswerkzaamheden van [eiser] , de winst die hij zou kunnen genereren uit de sponsorcontracten en de kosten die [eiser] stelt te hebben gemaakt voor de verzorging van de paarden. Verder is van belang dat [eiser] heeft aangegeven dat hij bijvoorbeeld niet wilde dat Dekra of Allianz contact zou opnemen met de man voor wie hij chauffeurswerkzaamheden zou verrichten en de personen die de paarden zouden hebben verzorgd. Het is dan ook begrijpelijk dat de door Dekra geschetste feiten en omstandigheden over de verschillende schadeposten bij Allianz heeft bijgedragen aan de beeldvorming over (de schadeclaim van) [eiser] .
4.10.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat Allianz gelet op het voorafgaande onderhandelingstraject met [eiser] heeft kunnen overgaan tot sluiting van het schadedossier. Er is geen grond om Allianz te verplichten verder te onderhandelen over de schadeafwikkeling. Indien [eiser] meent dat hij als gevolg van het ongeval meer schade heeft geleden dan Allianz tot op heden heeft vergoed, staat het hem vrij deze schade in een gerechtelijke procedure te vorderen.
Verstrekken volledige dossier van Allianz?
4.11.
[eiser] vordert onder i. dat Allianz wordt bevolen haar dossier aan [eiser] ter beschikking te stellen. Deze vordering zal de rechtbank afwijzen, omdat [eiser] niet concreet heeft gemaakt op welke stukken hij doelt. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste van het in deze zaak nog toepasselijke artikel 843a Rv (oud) dat specifiek moet worden aangegeven welke stukken ter beschikking moeten worden gesteld.
Verwijdering uit registers?
4.12.
Onder vi. vordert [eiser] Allianz te bevelen de registratie van [eiser] als fraudeur uit haar systeem te verwijderen. Omdat Allianz, zoals hiervoor is overwogen, op goede gronden heeft aangenomen dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan frauduleus handelen, heeft zij hem in haar interne gebeurtenissenregister kunnen opnemen. Allianz hoeft deze registratie, die tot 4 december 2026 geldt, dan ook niet te verwijderen. Het doel van deze (louter interne) registratie is immers dat zij geen nieuwe verzekeringsovereenkomst met [eiser] wenst te sluiten. Dit is een gerechtvaardigd belang van Allianz, dat zwaarder weegt dan het belang van [eiser] bij verwijdering van de registratie. De rechtbank zal vordering vi. daarom afwijzen.
4.13.
[eiser] vordert onder vii. dat Allianz wordt bevolen aan te tonen of zij [eiser] ook in een andere databank heeft geregistreerd of laten registreren. Allianz heeft gesteld dat zij naast de registratie in haar interne gebeurtenissenregister, de schademelding van [eiser] heeft geregistreerd in het CIS. Allianz heeft onweersproken aangevoerd dat deze melding gedurende vijf jaar bewaard blijft in het CIS en dat die termijn inmiddels is verstreken en daarmee de registratie is vervallen. [eiser] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld op basis waarvan kan worden aangenomen dat Allianz [eiser] nog in andere, voor derden toegankelijke, registers heeft geregistreerd of laten registreren. De rechtbank zal vordering vii. daarom eveneens afwijzen. Vordering viii. betreft een voorwaardelijke vordering voor het geval dat Allianz [eiser] heeft laten registreren in een ander systeem vanwege het vermoeden van fraude. Omdat aan de voorwaarden niet is voldaan, behoeft deze vordering geen verdere bespreking.
Proceskostenveroordeling
4.14.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Allianz worden begroot op:
- griffierecht
€
688,00
- salaris advocaat
€
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
€
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
€
2.094,00
4.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 2.094,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid, mr. N. Boots en mr. W. Paping-Kool en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.
MKG/ JR, NB, WPK | Link naar deze uitspraak
|
| |
|
|