Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBGEL:2025:5203 
 
Datum uitspraak:03-07-2025
Datum gepubliceerd:09-07-2025
Instantie:Rechtbank Gelderland
Zaaknummers:452037
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Kort geding. Geschil tussen broers over gebruiksregeling verwerkingsschuur. Eiser heeft op grond van gebruiksregeling uitsluitend gebruik. Hoewel handelen gedaagde in strijd is met gebruiksregeling, worden vorderingen op grond van belangenafweging afgewezen.
Trefwoorden:agrarisch
bestemmingsplan
erfenis
fruitteelt
paarden
perceel
stallen
taxatie
 
Uitspraak
RECHTBANK Gelderland

Civiel recht

Zittingsplaats Arnhem

Zaaknummer: C/05/452037 / KG ZA 25-166


Vonnis in kort geding van 2 juli 2025


in de zaak van



[eiser in conv]
,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conv] ,
advocaat: mr. H.M. van Eerten,

tegen



[gedaagde in conv]
,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conv] ,
advocaat: mr. A. van Weverwijk.





1De procedure


1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 16,
- de producties 1 tot en met 21 van [gedaagde in conv] ,- de mondelinge behandeling van 18 juni 2025,- de pleitnota van [eiser in conv] .



1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.






2De feiten


2.1.

[eiser in conv] en [gedaagde in conv] zijn tweelingbroers en exploiteerden van 1991 tot 2009 een fruitteeltbedrijf in de vorm van een vof. Tot de gemeenschap van de vof behoren de twee naast elkaar gelegen percelen grond met opstallen en achtergelegen cultuurgronden te [plaats] (hierna: de percelen). De percelen zijn in totaal circa 10 hectare groot en het erf beslaat ongeveer 1,5 hectare.



2.2.
In 2009 hebben partijen hun samenwerking beëindigd. [eiser in conv] is toen een eenmanszaak in de fruitteelt begonnen en [gedaagde in conv] heeft een baan gevonden in de wegenbouw. De hiervoor genoemde onroerende zaken zijn in de vof gebleven. Partijen hebben afgesproken dat twee derde van het erf en de achtergelegen cultuurgronden in gebruik zal worden genomen door [eiser in conv] en een derde van het erf door [gedaagde in conv] . Op het deel van [eiser in conv] bevindt zich naast zijn woning een groene verwerkingsschuur, die hij samen met de achtergelegen cultuurgronden heeft gebruikt voor zijn fruitteeltbedrijf, en de mantelzorgwoning van hun moeder. Ten aanzien van [gedaagde in conv] is afgesproken dat hij de oude verwerkingsschuur met daarin inpandig zijn ingebouwde woning in gebruik zal nemen. Verder hebben partijen afgesproken dat zij, mede ter dekking van de eigenaarslasten, voor het hiervoor genoemde gebruik een vergoeding aan de vof betalen. De door partijen in gebruik zijnde delen zijn fysiek van elkaar gescheiden en ieder heeft een eigen in-/uitrit.



2.3.
Ter illustratie is hieronder een foto van de situatie opgenomen. Het grote gebouw dat zich in het midden van het erf bevindt, betreft de door [eiser in conv] in gebruik zijnde groene verwerkingsschuur. Rechts daarvan bevindt zich de mantelzorgwoning, links onderin de woning van [eiser in conv] en linksachter de oude verwerkingsschuur met inpandig de woning van [gedaagde in conv] .
(Afbeelding)


2.4.
In 2021 heeft [gedaagde in conv] een procedure aanhangig gemaakt bij deze rechtbank en onder meer ontbinding van de vof en verdeling van het vermogen van de vof gevorderd. Aanvankelijk werd een verdeling bij helfte van de percelen en opstallen gevorderd en nadien is dit standpunt door partijen aangepast in die zin dat zij niet meer uitgaan van splitsing maar toedeling of overdracht van de percelen en opstallen als geheel. Bij eindvonnis van 16 augustus 2023 heeft deze rechtbank de wijze van verdeling gelast, de percelen en opstallen, met uitzondering van de mantelzorgwoning en de woning van [eiser in conv] , tegen een waarde van € 1.400.000,00 aan [gedaagde in conv] toebedeeld en geoordeeld dat [gedaagde in conv] aan [eiser in conv] diens vordering uit onderverdeling dient te voldoen. Tegen dat vonnis is hoger beroep ingesteld.



2.5.

[eiser in conv] heeft in 2022 zijn fruitteeltbedrijf gestaakt. Sindsdien heeft hij de groene verwerkingsschuur gebruikt voor de opslag van zijn landbouwmateriaal, het stallen van (thans: twee) paarden en de opslag van hooi, stro en gereedschappen.



2.6.
In een tussenarrest van 1 april 2025 heeft het hof geoordeeld dat toedeling van de percelen en opstallen aan [gedaagde in conv] de meest redelijke uitkomst is en dat dezelfde deskundige als in eerste aanleg zal worden gevraagd om de onroerende zaken op basis van de huidige marktwaarde opnieuw te waarderen. In het tussenarrest is voor, zover van belang, het volgende opgenomen:



4.13.
Het hof zal de toedeling van de percelen met opstallen aan [gedaagde in conv] gelasten onder de hierna genoemde voorwaarden, waarbij [gedaagde in conv] de hem daardoor toegekende overwaarde aan [eiser in conv] moet vergoeden. Het hof neemt bij deze toedeling en deze voorwaarden het volgende in overweging.



4.14.

[eiser in conv] heeft ter zitting in hoger beroep verteld dat hij heeft besloten om niet langer in zijn woning te blijven omdat er teveel is gebeurd, maar dat hij iets normaals terug wil kunnen kopen zodat hij zijn leven weer kan oppakken. [gedaagde in conv] heeft ter zitting in hoger beroep verteld dat hij sinds een aantal jaren een eigen akkerbouwbedrijf uitoefent op een oppervlak van circa 2,7 hectare, dat hij wil uitbreiden. Hij heeft zijn landbouwmachines verkocht en heeft daar maaimachines, schudders en cirkelharken voor gekocht. Daarnaast voert zijn echtgenote sinds een aantal jaren samen met een compagnon/buurvrouw een onderneming die zich bezighoudt met dagbesteding voor ouderen; het gaat hierbij om twee dagen in de week en tien personen per dag. [gedaagde in conv] en zijn echtgenote zijn van plan om die onderneming (dat wil zeggen dagbesteding en zorgboerderij) voort te zetten in de bedrijfsgebouwen op de percelen. De compagnon/buurvrouw gaat stoppen of is gestopt; haar plaats wordt overgenomen door de schoondochter van [gedaagde in conv] . Deze dagbesteding/zorgboerderij is volgens het bestemmingsplan als nevenactiviteit van een agrarisch bedrijf toegestaan, aldus [gedaagde in conv] . Hij heeft verteld dat hij een grote erfenis heeft gehad en dat zijn echtgenote en hij spaarzaam hebben geleefd, waardoor zij geen financiering voor deze bedrijfsplannen nodig hebben. Gezien deze feiten en omstandigheden (waaronder de ondernemingsplannen van [gedaagde in conv] en zijn echtgenote) is toedeling aan [gedaagde in conv] van de percelen met opstallen, rekening houdend naar billijkheid met de belangen van [eiser in conv] en [gedaagde in conv] en met het algemeen belang, de meest redelijke uitkomst.



2.7.
Het hof heeft vervolgens een voortgezette comparitiezitting gelast op 6 oktober 2025 om de te benoemen deskundige in overleg met partijen te instrueren.



2.8.
Bij e-mail van 15 mei 2025 heeft [gedaagde in conv] aan [eiser in conv] bericht dat het hof in het arrest van 1 april 2025 heeft bepaald dat het onroerend goed en opstallen aan hem worden toebedeeld, hij daarom de voorste 2,5 spantvakken van de groene verwerkingsschuur alvast in gebruik zal nemen en zal beginnen met bouwwerkzaamheden ten behoeve van zijn ouderendagopvang die hij in de groene verwerkingsschuur wil realiseren. [eiser in conv] heeft [gedaagde in conv] bij e-mail van 21 mei 2025 laten weten dat hij daar niet mee akkoord gaat omdat hij de groene verwerkingsschuur in gebruik heeft.



2.9.
Op 23 mei 2025 heeft [gedaagde in conv] de groene verwerkingsschuur ten dele ontruimd en daarbij landbouwmachines en overig materieel van [eiser in conv] buiten en in het resterende deel van de verwerkingsschuur gezet. Hij heeft daarbij de groene verwerkingsschuur voor een deel afgescheiden ter grootte van 2,5 spant en is in dat deel gestart met bouwwerkzaamheden.



2.10.
Op enig moment heeft zich een incident voorgedaan waarbij fysiek geweld heeft plaatsgevonden tussen [eiser in conv] en de zoon van [gedaagde in conv] en heeft [eiser in conv] aangifte gedaan van mishandeling.





3Het geschil


In conventie



3.1.

[eiser in conv] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:

I. [gedaagde in conv] veroordeelt tot ontruiming en het ontruimd houden van de groene verwerkingsschuur op het kadastrale perceel [kadastrale aanduiding 1] , plaatselijke bekend als [adres] , van al het zijne en de zijnen totdat in de tussen partijen aanhangige bodemprocedure bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hierover anders is beslist;
II. [gedaagde in conv] veroordeelt om de opstallen op het erf van voornoemd kadastraal perceel weer in dezelfde staat terug te brengen – zowel inwendig als uitwendig – als dat ze waren op 1 april 2025,
III. [gedaagde in conv] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 1.000,00 per dag indien hij aan hetgeen is opgenomen onder I en II niet voldoet,
IV. [gedaagde in conv] veroordeelt in de proceskosten.



3.2.

[gedaagde in conv] voert verweer.



3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.


In reconventie




3.4.

[gedaagde in conv] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser in conv] gebiedt dat hij, voor de duur van de procedure en totdat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in die procedure met zaaknummer 200.333.106 onherroepelijk eindarrest zal hebben gewezen en partijen tot definitieve afwikkeling van de verdeling van hun gemeenschappelijke onroerende zaken, de afwikkeling van de ontbonden vof van partijen daaronder begrepen, een en ander als omschreven in het arrest d.d. 1 april 2025 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (productie 5 bij dagvaarding kort geding) zijn gekomen, zal hebben te gehengen en gedogen dat [gedaagde in conv] een gedeelte van de verwerkingsschuur voor het gedeelte zoals aangeduid op de door [gedaagde in conv] als productie 3 in het geding gebrachte bouwtekening vanaf 23 mei 2023, althans vanaf zodanige datum als door uw voorzieningenrechter te bepalen, bij uitsluiting van dat gebruik door [eiser in conv] verder kan inrichten en in gebruik kan nemen ten behoeve van het gebruik als verblijfsruimte van [bedrijf] , en voorts voor zover van belang daaraan zodanige bepalingen te verbinden als de voorzieningenrechter geboden acht, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1000,00 per dag met een maximum van € 500.000,00



In voorwaardelijke reconventie


Voor zover de vordering in conventie wordt toegewezen en [gedaagde in conv] wordt gelast de schuur te ontruimen vordert hij dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding:


[gedaagde in conv] gebiedt en veroordeelt dat hij voor de duur van de procedure en totdat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in die procedure met zaaknummer 200.333.106 onherroepelijk eindarrest zal hebben gewezen en partijen tot definitieve afwikkeling van de verdeling van hun gemeenschappelijke onroerende zaken zijn gekomen, de afwikkeling van de ontbonden vof van partijen daaronder begrepen, een en anders als omschreven in het arrest d.d. 1 april 2025 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (productie 5 bij dagvaarding KG):


een bedrag van € 1.100,00 op de vofrekening te voldoen en vervolgens steeds maandelijks voor de eerste van de volgende maand in verband met de achterstand van [eiser in conv] in de betaling van de gezamenlijke lasten;



[eiser in conv] gebiedt de drie paardenstallen uit de verwerkingsschuur te verwijderen en verwijderd te houden;



[eiser in conv] gebiedt de dakplaten van de verwerkingsschuur te herstellen;



[eiser in conv] gebiedt de paardenbak te verwijderen en verwijderd te houden;



[eiser in conv] gebiedt het op de gezamenlijke onroerende zaak, kadastraal bekend



[kadstrale aanduiding 2] , door het LBIO gelegde beslag te doen doorhalen;
- [eiser in conv] gebiedt aan [gedaagde in conv] de toegangscode van de schuifpoort van de
uitweg van en naar de agrarische percelen van partijen ter beschikking te stellen en gesteld te houden;
Een en ander, behoudens voor wat betreft de betaling van de gezamenlijke lasten, op
straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van
€ 100.000,00.


In (voorwaardelijke) reconventie




3.5.

[eiser in conv] veroordeelt in de proceskosten.



3.6.

[eiser in conv] voert verweer.



3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.






4De beoordeling


In conventie en in reconventie



4.1.
Gelet op de samenhang zullen de vorderingen in conventie en (voorwaardelijke) reconventie gezamenlijk worden behandeld.



4.2.
Zowel uit de stukken als ter zitting is gebleken dat de relatie tussen partijen zeer ernstig verstoord is geraakt. Volgens [eiser in conv] dienen partijen de tussen hen geldende gebruiksregeling na te komen tot het hof eindarrest heeft gewezen en duidelijk is dat toedeling van de percelen met opstallen aan [gedaagde in conv] tegen de getaxeerde waarde voor hem financieel haalbaar is. Dat laatste is tot nu toe niet gebleken. Dat betekent dat [eiser in conv] tot die tijd het uitsluitend gebruik heeft van de groene verwerkingsschuur en [gedaagde in conv] – door zonder zijn instemming een deel daarvan in gebruik te nemen – in strijd handelt met de tussen partijen overeengekomen gebruiksregeling, aldus [eiser in conv]



4.3.

[gedaagde in conv] voert daartegen het volgende verweer. Het hof heeft in het tussenarrest van 1 april 2025 bepaald dat de percelen met opstallen aan [gedaagde in conv] zullen worden toegedeeld. Zijn echtgenote drijft sinds 2015 samen met de buurvrouw een ouderendagopvang. Laatstgenoemde stopt (of is gestopt) als vennoot en daarnaast is de huidige locatie waarin de dagopvang wordt geëxploiteerd per 1 september 2025 niet meer beschikbaar. [gedaagde in conv] , zijn echtgenote, schoondochter en dochter willen de onderneming samen voortzetten in een gedeelte, ongeveer 30% van de totale oppervlakte, van de groene verwerkingsschuur. Toen bleek dat de procedure bij het hof nog langer ging duren, heeft [gedaagde in conv] dat gedeelte alvast in gebruik genomen en is hij gestart met de verbouwing zodat de dagopvang per 1 september 2025 vanuit de verwerkingsschuur kan worden voortgezet. De vereffeningsprocedure verloopt uiterst traag en stroperig en als [gedaagde in conv] niet alvast start met de bouwwerkzaamheden staan per 1 september 2025 twintig ouderen op straat. Bovendien heeft [eiser in conv] geen eigen onderneming meer waarvoor een dergelijk grote schuur noodzakelijk is en is er naast het door [gedaagde in conv] in gebruik genomen gedeelte meer dan genoeg ruimte voor de paardenboxen en machines van [eiser in conv] . Gelet op het voorgaande en hetgeen is opgenomen in artikel 3:166 lid 3 jo artikel 6:2 BW alsmede het bepaalde in artikel 3:169 BW is het gebruik door [gedaagde in conv] van een deel van de verwerkingsschuur te verenigen met het hobbymatig gebruik door [eiser in conv] en in overeenstemming met de eisen van redelijkheid en billijkheid. Daarom is er geen grondslag aanwezig om het gebruik van de gehele verwerkingsschuur aan [eiser in conv] te laten, aldus [gedaagde in conv] .



4.4.
Uitgangspunt van artikel 3:169 BW is dat deelgenoten bevoegd zijn tot het gebruik van het gemeenschappelijke goed. Artikel 3:169 BW heeft daarbij mede tot strekking de deelgenoot die het goed met uitsluiting van de andere deelgenoot gebruikt, te verplichten de deelgenoot die aldus verstoken wordt van het gebruik en genot waarop hij uit hoofde van het deelgenootschap recht heeft, schadeloos te stellen, bijvoorbeeld door het betalen van een gebruiksvergoeding (HR 22 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9143). Op de gemeenschap zijn verder van toepassing de beginselen van redelijkheid en billijkheid, die op grond van art. 3:166 lid 3 juncto art. 6:2 BW ook de rechtsbetrekkingen tussen deelgenoten beheersen. Pas bij het ontbreken van een door partijen overeengekomen regeling als bedoeld in artikel 3:168 BW of een door de rechter vastgestelde regeling komt artikel 3:169 aan de orde. Op grond van artikel 3:168 lid 3 BW kan een bestaande regeling op verzoek van de meest gerede partij door de kantonrechter wegens onvoorziene omstandigheden gewijzigd of buiten werking gesteld worden.



4.5.
Vast staat dat partijen in 2009 een gebruiksregeling als bedoeld in artikel 3:168 BW zijn overeengekomen. Gesteld noch gebleken is dat de afspraak omtrent het gebruik van de groene verwerkingsschuur op enig moment is gewijzigd. Het beroep op artikel 3:169 BW slaagt, gelet op het subsidiaire karakter van dit artikel, dus niet. Evenmin vordert [gedaagde in conv] in dit kort geding wijziging of buitenwerkingstelling van deze gebruiksregeling, nog daargelaten dat een dergelijke vordering moet worden ingesteld bij de kantonrechter. Gelet op het voorgaande slaagt de stelling van [eiser in conv] dat [gedaagde in conv] in strijd handelt met de tussen hen geldende gebruiksregeling.



4.6.
Een belangenafweging tussen het belang van [eiser in conv] bij behoud van de gebruiksregeling totdat toedeling aan [gedaagde in conv] heeft plaatsgevonden enerzijds en het belang van [gedaagde in conv] om vooruitlopend daarop alvast een gedeelte in gebruik te nemen anderzijds maakt echter dat de vordering van [eiser in conv] in conventie zal worden afgewezen en de vordering van [gedaagde in conv] in reconventie, ondanks het hiervoor onder 4.5 overwogene, zal worden toegewezen. In dit verband is het volgende redengevend. Het hof heeft geoordeeld dat op basis van de feiten en omstandigheden (waaronder de ondernemingsplannen ten aanzien van de dagbesteding) toedeling aan [gedaagde in conv] de meest redelijke uitkomst is. Nu de procedure bij het hof naar verwachting nog geruime tijd zal duren, en de financiering van de onroerende zaken mede afhankelijk is van de continuering van de dagbesteding per 1 september 2025, heeft [gedaagde in conv] een groot belang bij toewijzing van zijn vordering in reconventie. Bovendien weegt mee dat [gedaagde in conv] heeft toegelicht dat voor zover de financiering niet haalbaar blijkt, de aanpassing van de schuur dusdanig is dat herstel naar de oude situatie mogelijk is. Ook zijn foto’s gemaakt van de situatie vóór de verbouwingen ten behoeve van de taxatie door de deskundige. Verder heeft [gedaagde in conv] ter zitting onderbouwd waarom het niet mogelijk is om de ouderendagopvang in de bij hem in gebruik zijnde verwerkingsschuur te realiseren. Daar komt bij dat [gedaagde in conv] betoogt dat het zeer gebruikelijk is om hooi, in plastic verwikkeld, buiten te plaatsen en daarvoor – in tegenstelling tot hetgeen [eiser in conv] stelt – dus geen ruimte in de verwerkingsschuur noodzakelijk is. In het licht van het voorgaande, de door [gedaagde in conv] overgelegde foto’s en de grootte van de verwerkingsschuur is voldoende aannemelijk geworden dat op dit moment genoeg ruimte resteert voor het stallen van [eiser in conv] ’s paarden, gereedschappen en machines.


De slotsom




4.7.
De slotsom is dat de vordering in conventie zal worden afgewezen en de vordering in reconventie zal worden toegewezen. Gelet op het voorgaande zal de behandeling van de vorderingen in voorwaardelijke reconventie achterwege blijven.


Proceskosten




4.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.






5De beslissing

De voorzieningenrechter


in conventie



5.1.
wijst de vorderingen van [eiser in conv] af,




in reconventie




5.2.
gebiedt [eiser in conv] om, voor de duur van de procedure en totdat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de procedure met zaaknummer 200.333.106 onherroepelijk eindarrest heeft gewezen en partijen tot definitieve afwikkeling van de verdeling van hun gemeenschappelijke onroerende zaken, de afwikkeling van de ontbonden vof van partijen daaronder begrepen, een en ander als omschreven in het arrest d.d. 1 april 2025 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (productie 5 bij dagvaarding kort geding), zijn gekomen, te gehengen en gedogen dat [gedaagde in conv] een gedeelte van de verwerkingsschuur, zoals aangeduid op de door [gedaagde in conv] als productie 3 in het geding gebrachte bouwtekening vanaf 23 mei 2023, bij uitsluiting van dat gebruik door [eiser in conv] verder kan inrichten en in gebruik kan nemen ten behoeve van het gebruik als verblijfsruimte van [bedrijf] ,



5.3.
veroordeelt [eiser in conv] om aan [gedaagde in conv] een dwangsom te betalen van € 1000,00 per dag dat hij niet aan de veroordeling onder 5.2 voldoet tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt,



5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordeling onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad,


in voorwaardelijke reconventie




5.5.
verstaat dat de voorwaarde waaronder de eis in voorwaardelijke reconventie is ingesteld niet is vervuld.


in conventie en reconventie




5.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,










Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.














































1780




Parl. Gesch. BW Boek 3, p. 586 (T.M.)
Link naar deze uitspraak