|
|
|
| ECLI:NL:RBOBR:2025:7048 | | | | | Datum uitspraak | : | 31-10-2025 | | Datum gepubliceerd | : | 07-11-2025 | | Instantie | : | Rechtbank Oost-Brabant | | Zaaknummers | : | 24/2771 24/2795 24/2796 24/2797 24/2798 24/2799 24/2800 en 24/2803 | | Rechtsgebied | : | Bestuursprocesrecht | | Indicatie | : | Projectplan dat onder meer voorziet in verhoging van het waterpeil in het gebied Het Lage Raam.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het dagelijks bestuur kon overgaan tot het vaststellen van het Projectplan. Het dagelijks bestuur moet alle belangen afwegen die betrokken zijn bij het project, waaronder de belangen van eisers. Dat is aan het dagelijks bestuur en deze afweging toetst de rechtbank alleen afstandelijk. Eisers maken zich vooral zorgen om de verhoging van het waterpeil. Dat leidt volgens onderzoek van het dagelijks bestuur in de meeste gevallen tot vernatting van de percelen. De nadelige gevolgen die dat voor de opbrengst van eisers kan hebben, heeft het dagelijks bestuur ook onderzocht. De onderzoeken bevatten geen gebreken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het dagelijks bestuur voldoende maatregelen getroffen om de nadelige gevolgen van de vernatting te beperken. Het dagelijks bestuur hoefde niet te kiezen voor andere verhoging van het waterpeil, af te zien van het project of het in een andere vorm uit te voeren. | | Trefwoorden | : | akkerbouw | | | gewassen | | | landbouw | | | melkrundveehouderij | | | melkveehouderij | | | perceel | | | varkenshouderij | | | waterschap | | | | Uitspraak | RECHTBANK OOST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 24/2771, SHE 24/2795, SHE 24/2796, SHE 24/2797, SHE 24/2798, SHE 24/2799, SHE 24/2800 en SHE 24/2803
uitspraak van de meervoudige kamer van 31 oktober 2025 in de zaak tussen
1
[eiseres 1] (SHE 24/2771),
(gemachtigde: mr. G.H. Blom),
eiseres 1
2 [eiser 2] (SHE 24/2795),
eiser 2,
3 [eiseres 3] (SHE 24/2796),
eiseres 3
4 [eiser 4] (SHE 24/2797), eiser 45. [eisers 5] (SHE 24/2798),eisers 5
6 [eiser 6] (SHE 24/2799), eiser 67. [eisers 7] [eisers 7] (SHE 24/2800),
eisers 7,
(eisers 2 tot en met 7 hebben mr. N.M.C.H. Crooijmans als gemachtigde)8. [eiseres 8] (SHE 24/2803)(gemachtigde: mr. E.T. Stevens),
eiseres 8,
hierna: eisers, tenzij anders weergegeven
en
het dagelijks bestuur van Waterschap Aa en Maas, het dagelijks bestuur,
(gemachtigden: [naam] , [naam] en [naam] ).
Samenvatting
1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers tegen het Projectplan “Herinrichting Lage Raam” (het Projectplan) dat het dagelijks bestuur heeft vastgesteld.
2. De Lage Raam is een beek die stroomt ten zuiden en zuidoosten van Grave en uiteindelijk uitmondt in de Maas. Met het Projectplan gaat het dagelijks bestuur de Lage Raam meer natuurlijk inrichten. Het wil zorgen voor een stabieler waterpeil dat goed is voor landbouw en natuur, zo staat in het Projectplan. De maatregelen in het Projectplan moeten de Lage Raam en het projectgebied weerbaarder maken tegen extreme regenval, hoge waterstanden die daar het gevolg van zijn, maar ook tegen extreme droogte. Dat doet het dagelijks bestuur door meer water in het gebied te houden bij hoog water. Het water blijft in het gebied in bergingsgebieden en door verhoging van het waterpeil. Omgekeerd kan dat water in tijden van droogte worden gebruikt om het watertekort tegen te gaan. De maatregelen moeten er ook toe leiden dat Grave beter tegen overstromingen wordt beschermd.
3. Eisers maken zich zorgen over de wijziging van het waterpeil en de wijziging van een aantal waterlopen. Volgens eisers is de verhoging van het peil schadelijk voor hun percelen en hun bedrijfsvoering. Zij zijn onvoldoende gerustgesteld door de maatregelen die het dagelijks bestuur heeft getroffen om de nadelige gevolgen van het Projectplan tegen te gaan of te beperken. Bij hoge waterstanden lopen de percelen die zij in gebruik hebben nu al onder en dat zal na uitvoering van het Projectplan alleen nog maar vaker en erger het geval zijn, aldus eisers. Ook zijn eisers er niet gerust op dat het waterschap bij een hoge waterstand het waterpeil gaat verlagen en, zo ja, of het dat op tijd gaat doen. Zij vinden alles bij elkaar dat onvoldoende met hun belangen rekening is gehouden.
4. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het dagelijks bestuur kon overgaan tot het vaststellen van het Projectplan. Het dagelijks bestuur moet alle belangen afwegen die betrokken zijn bij het project, waaronder de belangen van eisers. Dat is aan het dagelijks bestuur en deze afweging toetst de rechtbank alleen afstandelijk. Eisers maken zich vooral zorgen om de verhoging van het waterpeil. Dat leidt volgens onderzoek van het dagelijks bestuur in de meeste gevallen tot vernatting van de percelen. De nadelige gevolgen die dat voor de opbrengst van eisers kan hebben, heeft het dagelijks bestuur ook onderzocht. De onderzoeken bevatten geen gebreken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het dagelijks bestuur voldoende maatregelen getroffen om de nadelige gevolgen van de vernatting te beperken. Het dagelijks bestuur hoefde niet te kiezen voor een beperktere verhoging van het waterpeil, af te zien van het project of het in een andere vorm uit te voeren.
5. De rechtbank zal de beroepen van eisers daarom ongegrond verklaren. Dat betekent dat het dagelijks bestuur tot uitvoering van het Projectplan mag overgaan. Deze beslissing staat aan het einde van deze uitspraak onder het kopje “Beslissing”. Eerst zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen. De wetsartikelen die van belang zijn voor de behandeling van dit beroep staan in bijlage 1 van deze uitspraak.
Procesverloop
6. Het dagelijks bestuur heeft het Projectplan op 7 juni 2024 vastgesteld.
6.1
De rechtbank heeft de behandeling van de beroepen van eisers gevoegd.
6.2
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
6.3
De rechter-commissaris van de rechtbank heeft op 5 november 2024 met behulp van een beeldverbinding een inlichtingencomparitie gehouden.
6.4
Het dagelijks bestuur heeft in een brief 28 januari 2025 vragen beantwoord die door de rechter-commissaris tijdens de inlichtingencomparitie zijn gesteld (antwoordbrief).
6.5
Eisers 5 hebben een nadere reactie ingediend, waarop het dagelijks bestuur heeft gereageerd.
6.6
Op verzoek van de rechtbank heeft het dagelijks bestuur een overzichtstekening overgelegd van het projectgebied (de overzichtstekening).
6.7
De rechtbank heeft op 19 maart 2025 de beroepen op een zitting behandeld. Daaraan hebben eisers en hun gemachtigden, en de gemachtigden van het dagelijks bestuur deelgenomen.
Beoordeling door de rechtbank
Overgangsrecht
7. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet (Ow) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is de Waterwet ingetrokken. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 4.62, tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet, volgt dat in deze procedure nog de Waterwet van toepassing is, omdat het ontwerp voor het Projectplan ter inzage is gelegd voor de inwerkingtreding van de Ow.
Crisis- en herstelwet
8. Op grond van de Crisis- en herstelwet (Chw) is de Chw van toepassing op besluiten die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling of verwezenlijking van bepaalde categorieën van ruimtelijke of infrastructurele projecten. Eén van deze besluiten is het besluit tot vaststelling van een projectplan dat nodig is voor de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk. Het Projectplan voorziet in de aanleg of wijziging van meerdere waterstaatswerken, zodat de Chw op het Projectplan van toepassing is.
Het Projectplan (ligging, doelstellingen en maatregelen),
9. De Raam is onderdeel van het stromingsgebied van de Maas en stroomt ten zuiden van Grave. De Lage Raam is een deel van de Raam en dat deel stroomt door het projectgebied. De Biestgraaf en de Tochtsloot stromen in de Lage Raam. De Biestgraaf en de Tochtstoot zijn daarvoor bij een stuw – stuw Meisevoort – samengegaan. Na Escharen wordt dat deel van de Raam ook wel Graafse Raam genoemd. Uiteindelijk mondt de Raam ter hoogte van Grave uit in de Maas.
9.1
Het projectgebied ligt in de gemeente Land van Cuijk, ten zuiden en zuidoosten van Grave. Het projectgebied wordt grofweg begrensd door Escharen, verkeersweg de Graafsebaan, Mill, de weg van Mill naar Beers en verkeersweg N321 van Beers naar Grave. Het projectgebied is opgedeeld in 6 trajecten (traject 0 t/m 5). Met uitzondering van het bedrijf van eisers 1 (traject 4) en eisers 6 (traject 3), liggen de percelen van eisers in trajecten 0 en 1.
9.2
Het dagelijks bestuur wil met het Projectplan het gebied beter bestand maken tegen de gevolgen van klimaatverandering. Het Projectplan moet de Lage Raam en het projectgebied weerbaarder maken tegen hevige regenval en hoge waterstanden (wateroverschot), maar ook tegen extreme droogte (watertekort). Dat doet het dagelijks bestuur door meer water in het gebied te houden bij hoog water. Omgekeerd kan dat water in tijden van droogte worden gebruikt om het watertekort tegen te gaan. Het dagelijks bestuur wil ook zorgen voor een stabieler waterpeil dat beter gestuurd kan worden. Het dagelijks bestuur gaat de Lage Raam daartoe meer natuurlijk inrichten, een bergingsgebied maken, nieuwe stuwen aanleggen en het waterpeil verhogen. Volgens het waterschap zorgen de maatregelen naast een stabieler peil ook voor verbetering van de natuur en de waterkwaliteit. De maatregelen moeten er ook toe leiden dat Grave beter tegen overstromingen wordt beschermd.9.3 In het Gebiedsplan Raam, waar het projectgebied een onderdeel van is, zijn de doelstellingen, voor zover van belang voor het Projectplan, als volgt omschreven:- Optimalisatie van het watersysteem voor landbouw en natuur. Dit houdt bijvoorbeeld in dat er goed ingespeeld moet kunnen worden op peilschommelingen als gevolg van klimaatverandering (voldoende water bij droogte en niet te veel water bij flinke buien).- Realisatie van gestuurde waterberging om de kans op wateroverlast in Grave te verminderen bij een combinatie van hoge afvoeren op de Raam en de Maas.
- Beekherstel (verweven) en verbetering waterkwaliteit om te voldoen aan de opgaven uit de Kaderrichtlijn Water (KRW) en ontwikkeling van robuuste (natte) natuur.
9.4
Het Projectplan bevat de volgende doelstellingen: - Robuust watersysteem: Optimalisatie van het watersysteem om beter water te conserveren (vast te houden) voor landbouw en natuur. - Natuurlijke inrichting van de beek: Beekherstel (verweven) door inrichting van de Lage Raam als Moerasbeek (R20) – Verweven Beekherstel waarbij een natuurlijke inrichting wordt gerealiseerd en invulling wordt gegeven aan de KRW-opgave.- Vismigratie: Oplossen van zeven vismigratieknelpunten in het gebied door middel van natuurlijke én technische passages- Natuurvriendelijke oevers: Realisatie van natuurvriendelijke maatregelen in het Peelkanaal en de watergang die de Lage Raam met de Laarakkerse Waterleiding verbindt. Hiermee wordt invulling gegeven aan de KRW-opgave voor deze watergangen.- Realisatie waterberging: Realisatie van een tijdelijke gestuurde berging van ca. 600.000 m3 water in het plangebied om de kans op wateroverlast in Grave te verminderen. De inzet van waterberging wordt voorzien in zeldzame situaties waarbij hoogwater op de Maas voorkomt in combinatie met extreme afvoer op de Raam.- Ecologische verbindingszone (EVZ): verbinding maken met de EVZ van de Graafsche Raam om natuurgebieden te verbinden, leefgebieden van soorten te vergroten en migratie mogelijk te maken.- Benutten kansen voor recreatie en cultuurhistorie.9.5 Het Projectplan bevat de aanleg of wijziging van onder meer de volgende waterstaatswerken: - Aanpassing van het profiel van de Lage Raam door het breed en ondiep maken van een deel van de Lage Raam om water te kunnen bufferen (beekherstel);- De aanleg van een nieuwe stuw: stuw Egweg;- Aanleggen van een waterbergingsgebied tussen de stuw Kammerberg en de nieuw aan te leggen stuw Egweg.- Aanleggen van een nieuwe stuw Meisevoort in de Biestgraaf;- Het aanbrengen van stortsteen voor de gestreken stuw Garis en het aanbrengen daar van een gemaal.
9.6
Verder voorziet het Projectplan in een verhoging van de peilopzet. Met het beekherstel vormt dit de belangrijkste maatregel om de projectdoelstellingen te bereiken. Voor de stuwen Egweg, Meisevoort en Kammerberg zijn daartoe een aantal (verhoogde) streefpeilen vastgesteld die in overweging 15 van deze uitspraak zijn weergegeven. Ook zijn een aantal mitigerende maatregelen getroffen, waaronder maatregelen in de Tochtsloot, die hierna in overweging 20 worden beschreven.
De percelen van eisers en hun landbouwbedrijven
10. Tijdens de zitting is aan de hand van de overzichtstekening besproken waar de percelen van eisers in het projectgebied liggen en waar de waterstaatswerken liggen die van invloed zijn op het streefpeil. De overzichtstekening bevat, wat de ligging van de meeste percelen van eisers betreft, dezelfde weergave als de tekening die als bijlage 2 bij deze uitspraak is opgenomen. De ligging van de percelen wordt hierna als volgt omschreven:
- Eiseres 1 heeft een boomkwekerij, specifiek voor eikenbomen, gevestigd aan de [adres] , ten zuidwesten van de Achterdijk. De percelen liggen evenwijdig aan de Lage Raam en liggen, ten opzichte van de Lage Raam, aan de “andere kant” van de dijk. - Eiser 2 heeft een melkveehouderij aan de [adres] en [adres] in [plaats] . - Eiseres 3 heeft een melkveehouderij. In het projectgebied liggen drie percelen die zij daarvoor gebruikt. Deze zijn gelegen aan de [adres] en de [adres] , nabij Stuw Meisevoort.- Eiser 4 heeft een melkrundveehouderij aan de [adres] in [plaats] . De percelen die in het projectgebied zijn gelegen, grenzen aan de [adres] of liggen daar dichtbij. - Eisers 5 hebben een varkenshouderij en akkerbouwbedrijf aan de [adres] te [plaats] . Het perceel dat in het projectgebied is gelegen, ligt tussen beide zijden van de [adres] (west- en oostzijde). Het perceel ligt in de buurt van Stuw Garisveld.- Eiser 6 heeft een melkrundveehouderij te [plaats] . In het projectgebied gebruikt hij percelen die zijn gelegen aan de [adres] de [adres] . De percelen aan de [adres] liggen aan het bergingsgebied dat het dagelijks bestuur in het Projectplan heeft voorzien.
- Eiser 7 heeft een varkenshouderij en akkerbouwbedrijf aan de [adres] te [plaats] . Deels grenzen de percelen aan de Lage Raam.- Eiseres 8 heeft een melkveebedrijf met weilanden en maisteelt die zijn gelegen aan de [adres] tussen [plaats] en [plaats] . De percelen liggen tussen de [adres] en verkeersweg [naam] . Verspreid in het gebied liggen nog twee percelen: een aan de [adres] die grenst aan twee percelen van eiser 3 en een aan de [adres] .
Het rechtsgevolg van een projectplan
11. Het dagelijks bestuur heeft het Projectplan vastgesteld op grond van artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet. Het rechtsgevolg van het Projectplan is dat het de uitvoering van het project en de aanleg of wijziging van waterstaatswerken mogelijk maakt, op de manier zoals die in een projectplan is vastgelegd. De rechtbank verwijst naar overweging 9.5 van deze uitspraak voor een nadere omschrijving van de aanleg of wijziging van de waterstaatswerken die het Projectplan in dit geval mogelijk maakt.
Toetsingskader van het projectplan
12. Als het dagelijks bestuur een waterstaatswerk wil aanleggen of wijzigen moet het dat mogelijk maken door middel van een projectplan. Deze verplichting neemt niet weg dat de keuze van het dagelijks bestuur om een waterstaatswerk aan te leggen of te wijzigen en om voor een bepaald gebied een project uit te voeren, een bevoegdheid is van het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur van het waterschap komt daarom bij het vaststellen van een projectplan op grond van artikel 5.4 van de Waterwet beleidsvrijheid toe. Het is aan het dagelijks bestuur om alle verschillende bij een projectplan betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechtbank zal in navolging van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het besluit van het dagelijks bestuur om het Projectplan vast te stellen terughoudend toetsen. Dat wil zeggen dat de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden nagaat of het bevoegd gezag in redelijkheid tot het besluit tot vaststelling van het Projectplan heeft kunnen komen.
12.1
Volgens dezelfde rechtspraak van de Afdeling is het niet zo dat er geen nadelige gevolgen mogen optreden als gevolg van een projectplan. Het is ook niet vereist dat met alle betrokkenen volledige overeenstemming bestaat over de te nemen maatregelen. Voldoende is dat in een projectplan is beschreven welke nadelige gevolgen kunnen optreden, welke voorzieningen worden en kunnen worden getroffen om die nadelige gevolgen ongedaan te maken (mitigerende maatregelen) en welke mogelijkheden er zijn om een financiële vergoeding te krijgen voor schade die niet kan worden voorgekomen. Dat laatste moet op grond van artikel 5.4, tweede lid, van de Waterwet worden beschreven in een projectplan.12.2 Het streefpeil dat het dagelijks bestuur heeft vastgesteld, wordt met het projectplan niet bindend vastgelegd. Met het streefpeil ontstaat namelijk geen plicht voor het dagelijks bestuur om het peil zoveel mogelijk te handhaven, anders dan het geval is bij een peilbesluit. Het vastgestelde streefpeil is wel onderdeel van het project. De nadelige gevolgen die het gewijzigde streefpeil kan hebben voor eisers moeten door het dagelijks bestuur worden betrokken bij zijn belangenafweging. Daarom moet het dagelijks bestuur de reden voor wijziging van het streefpeil motiveren, in beeld brengen of de wijziging nadelige gevolgen voor eisers heeft en, zo ja, hoe de nadelige gevolgen zoveel mogelijk kunnen worden beperkt. In zoverre is de vaststelling van het streefpeil een onderdeel van de toetsing van het Projectplan door de rechtbank. Met andere woorden: het vaststellen van het streefpeil bindt niet, is geen (afzonderlijk) besluit, maar is wel onderdeel van het project en ligt als onderdeel wel voor bij de toetsing van het Projectplan en de motivering daarvan.
Beroepsgronden over de verhoging van het streefpeil en de gevolgen daarvan
13. Alle eisers betogen dat het dagelijks bestuur onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen door het Projectplan en de daarbij behorende inrichting van het gebied en de verhoging van het peil vast te stellen. Eisers keren zich, met uitzondering van eisers 6, uitdrukkelijk tegen de verhoging van het waterpeil. De verhoging van het peil leidt tot een hoger grondwaterniveau dat dichter onder het maaiveld ligt, waardoor hun percelen vaker te nat zijn om te bewerken en oogsten verloren gaan. De omvang en duur van de vernatting zal ook toenemen, aldus eisers. Daarmee wordt hun bedrijfsvoering aangetast en zullen zij schade lijden. Zij zullen namelijk te maken krijgen met minder gewasopbrengsten en door de aantasting van de gebruiksmogelijkheden en schade aan hun gronden worden de percelen minder waard, zo stellen eisers. In dit verband voeren eisers aan dat het dagelijks bestuur de nadelige gevolgen van de verhoging van het waterpeil onderschat. Volgens hen ontstaat in de huidige situatie al veel wateroverlast bij hoge waterstanden. Dat zal bij verhoging van het peil alleen nog maar toenemen. De gevolgen bij een hoger peil dan het streefpeil zijn niet of onvoldoende in beeld gebracht, aldus eisers. Het Projectplan maakt wat hen betreft onvoldoende inzichtelijk wat de gevolgen van de peilverhoging op perceelsniveau zijn, onder meer voor hun gewasopbrengsten. Ook heeft het dagelijks bestuur ten onrechte geen of onvoldoende mitigerende maatregelen getroffen. Verschillende eisers hebben ook gronden aangevoerd over de hydrologische effecten en de werking van het watersysteem na uitvoering van het Projectplan, die specifiek betrekking hebben op de percelen die zij in eigendom hebben of gebruiken voor hun bedrijfsvoering. Deze zullen hierna afzonderlijk worden weergegeven.
13.1
Het dagelijks bestuur heeft zich - kort weergegeven - op het standpunt gesteld dat de peilverhoging hydrologische effecten heeft voor het niveau van het grondwater. In de meeste gevallen zal het niveau van het grondwater in de winterperiode en in het voorjaar toenemen maar in een aantal gevallen ook dalen. De landbouwsituatie verslechtert voor grasland en akkerbouw in de winter en in het voorjaar, maar verbetert in de zomer. Voor de opbrengstderving verbetert de situatie bij droogte, maar verslechtert in beperkte mate in de winter. De verslechtering van de opbrengstderving blijft volgens het dagelijks bestuur binnen redelijke marges ten opzichte van de huidige- of referentiesituatie. Het dagelijks bestuur verwijst daartoe naar het Projectplan en rapporten van adviesbureaus Tauw en BWZ. Verder heeft het dagelijks bestuur in de brief naar aanleiding van de vragen van de rechter-commissaris die zijn geformuleerd tijdens de inlichtingencomparatie zijn standpunt verder toegelicht.
14. Hierna zal aan de hand van de bespreking van de volgende onderwerpen het standpunt van het dagelijks bestuur preciezer worden weergegeven:- vastgestelde streefpeilen;- rapportages over hydrologische effecten;- hydrologische effecten per perceel;- nadelige gevolgen voor de bedrijven van eisers (landbouwkundige gevolgen);- mitigerende maatregelen (generiek en individueel).
- vastgestelde streefpeilen
15. Het dagelijks bestuur heeft voor de stuwen Egweg, Kammerberg en Meisevoort de volgende streefpeilen vastgesteld ten opzichte van de bestaande peilen:
Stuw
Huidig peil
Beoogd streefpeil
Nieuwe Stuw Egweg
7.20 m + NAP
7.6 m + NAP
Bestaande Stuw Kammerberg (108KAM)
8.10 m + NAP
8.3 m + NAP
Nieuwe Stuw Meisevoort
7.85 m + NAP
8.4 m + NAP
-
- Rapporten Tauw en BHZ16. Het dagelijks bestuur heeft aan het Projectplan diverse rapporten ten grondslag gelegd van adviesbureau Tauw (Tauw) en BWZ ingenieurs (BWZ). In een rapport van 18 september 2023 heeft Tauw in opdracht van het waterschap het definitief ontwerp voor de herinrichting van de Lage Raam getoetst aan de hydrologische uitgangspunten van het waterschap voor het Gebiedsplan van de Raam. In het rapport van 14 september 2023 heeft Tauw, ook in opdracht van het waterschap, de hydrologische effecten van de wijziging van de peilopzet en andere maatregelen van het Projectplan in beeld gebracht. In een rapport van 21 september 2023 van BWZ is voor verschillende eigenaren in het gebied onderzocht of natschade optreedt en, zo ja, of dit aanleiding is om mitigerende maatregelen te treffen (rapport van BWZ).
16.1
In het rapport van Tauw van 18 september 2023 zijn de uitgangspunten beschreven van de modellen die zijn gebruikt om de hydrologische effecten voor het oppervlaktewater te berekenen. Het model voor de Lage Raam is ontwikkeld met modelleringssoftware SOBEK van het waterschap. In paragraaf 5.4.1 van het Projectplan is de methodiek voor de berekening van de effecten op het oppervlaktewater verder toegelicht.
16.2
In het rapport van Tauw van 14 september 2023 zijn de grondwaterstanden berekend in de referentiesituatie (huidige situatie) en de situatie na uitvoering van het Projectplan, aan de hand van grondwatermodel GRAMM 2.0 dat door het waterschap is ontwikkeld. Tauw heeft dat model beoordeeld en naar aanleiding van die beoordeling een aantal aanpassingen doorgevoerd die zijn beschreven in een aparte notitie. Aan de hand van dat model zijn berekeningen in de referentiesituatie en na uitvoering van het Projectplan gemaakt van de grondwaterstanden en tegen elkaar afgezet voor het schetsontwerp (SO), voorlopig ontwerp (VO) en definitief ontwerp (DO). Het DO is het ontwerp dat deel uitmaakt van het vastgestelde Projectplan. Daarin is uitgegaan van de peilopzet zoals die in het Projectplan is opgenomen en hiervoor onder 13.2 is weergegeven. De grondwaterstanden zijn berekend voor de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG), de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand (GVG) en de gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG). Daarmee heeft het rapport inzicht willen geven in de hydrologische effecten van het Projectplan. Daarnaast zijn de effecten voor de landbouw beoordeeld. Dat is gebeurd aan de hand van een berekening van de grondwaterstand onder maaiveld en door toepassing van de zogenoemde Waterwijzer Landbouw (WWL). De hydrologische effecten en de effecten voor de landbouw zijn op verschillende verbeeldingen weergegeven. In het Projectplan is in paragraaf 5.4.2 de methodiek voor de berekeningen van het grondwaterniveau verder toegelicht. Daarin staan ook de aanpassingen die door Tauw zijn aangebracht ten opzichte van het model GRAMM 2.0. Ook staat daar dat de resultaten van de berekeningen voor de referentiesituatie zijn getoetst aan metingen in peilbuizen.
16.3
In het rapport van BWZ is – op basis van het DO en de hydrologische effecten beschreven in het rapport van Tauw van 14 september 2023 – voor een aantal eigenaren onderzocht wat de omvang van de natschade in termen van opbrengstenderving ten opzichte van de referentiesituatie (periode 2010-2018, het jaar 2016) is. Daarbij zijn alleen locaties betrokken waar de wijziging in de GVG 2 cm of meer bedraagt. Onder die grens zijn de landbouwkundige effecten nihil, aldus het rapport van BWZ. Verder bevat het rapport van BWZ ook criteria om te beoordelen of mitigerende maatregelen moeten worden genomen. Dat zijn onder meer:- De beoordeling is alleen gemaakt voor “natschade”; vermindering van “droogteschade” is niet meegenomen en wordt dus ook niet gesaldeerd met natschade. - Snijmais is als maatgevend referentiegewas toegepast. - Alleen als de natschade op een aanzienlijk deel van de locatie met meer dan 5% toeneemt ten opzichte van de referentieperiode, wordt een (individuele) mitigerende maatregel overwogen.
16.4
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de berekeningen in de rapporten van Tauw of BWZ, de uitgangspunten die daarin zijn toegepast en de uitkomsten die daarin zijn opgenomen als het gaat om de hydrologische effecten voor het oppervlaktewater en het grondwater. De rapporten zijn, naar ook niet in geschil is, opgesteld door twee adviesbureaus die over de vereiste deskundigheid beschikken en niet onder de verantwoordelijkheid van het Waterschap werkzaam zijn. Eisers hebben geen concrete aanknopingspunten aangedragen dat de rapporten van de verkeerde uitgangspunten uitgaan, onjuist zijn of onzorgvuldig zijn opgesteld. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding om de Stichting advisering Bestuursrechtspraak (StAB) om advies te vragen. Op de uitgangspunten die zijn toegepast bij de berekening van de effecten voor de bedrijven van eisers zal de rechtbank hierna onder overwegingen 18 en volgende ingaan.
- Hydrologische effecten algemeen
17. In paragraaf 5.4.1 van het Projectplan zijn de hydrologische effecten voor het oppervlaktewater beschreven. De peilverhoging leidt in de verschillende situaties (gemiddeld 1 keer per jaar: T=1 en gemiddeld 1 x per 25 jaar: T=25) tot vernatting, die doordringt tot in de zijlopen (voornamelijk bij Mill en Haps). Dit leidt echter niet tot (extra) overstroming of knelpunten anderzijds, aldus het Projectplan. De overstroming blijft vrijwel overal beperkt tot de aangewezen (overstromingsgebieden) waarbij wordt voldaan aan de normen die in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) zijn opgenomen. Verwezen wordt daar naar figuur 5.1 van het Projectplan. Verder is in dat deel van het Projectplan opgemerkt dat het KRW-streefbeeld met betrekking tot de waterdieptes (gemiddeld tussen de 10 en 70 cm jaarrond) niet wordt gehaald. De beek wordt dieper aangelegd om ook voldoende water tijdens piekbuien af te kunnen voeren. Dit streefbeeld is, rekening houdend met de overstromingsrisico’s, niet reëel, en daarom wordt bewust afgeweken van dit criterium.
17.1
In paragraaf 5.4.2 staan de hydrologische effecten voor het grondwater beschreven. Bij de berekeningen zijn alle voorgenomen maatregelen van het Projectplan betrokken. Het Projectplan leidt over het algemeen tot verhoging van het gemiddelde grondwaterniveau en dus tot vernatting van de percelen, maar lokaal zijn er ook verlagingen. Voor de mate waarin het niveau stijgt (of daalt), verwijst het Projectplan naar de figuren 5.2 tot en met 5.4 van het Projectplan. De verlagingen van de gemiddelde grondwaterstanden zijn hoofdzakelijk op de locaties waar bewust compenserende maatregelen zijn voorzien om grondwateroverlast te voorkomen. Voorbeelden van die compenserende maatregelen zijn de opwaardering van de sloot bij de Rotscheweg en het creëren van een bypass bij de Tochtsloot. Ook daalt de grondwaterstand tussen de referentiesituatie en de nieuwe situatie door het afgraven van grond en slenken/nevengeulen langs de Raam. Netto wordt het op deze locaties in de praktijk natter doordat in de nieuwe situatie het grondwater dichter bij het maaiveld komt te liggen, aldus het Projectplan.
17.2
Aan de voorgaande overwegingen kan de tussenconclusie worden ontleend dat op basis van de berekeningen en modellen die in de rapporten en door het waterschap zijn gemaakt, het projectgebied natter wordt maar dat de vernatting niet leidt tot belemmeringen in de werking van het watersysteem op de percelen van eisers of tot overstromingen van hun percelen. De nadelige gevolgen van de vernatting van de percelen door verhoging van de grondwaterstand blijven beperkt tot de winter- en voorjaarsperiode. Voor de vraag of het dagelijks bestuur de nadelige gevolgen van de verhoging van de grondwaterstand als gevolge van het projectplan aanvaardbaar heeft kunnen achten, verwijst de rechtbank naar overweging 19 en volgende van deze uitspraak.
- Hydrologische effecten per perceel
18. Een aantal eisers voert aan dat het dagelijks bestuur de hydrologie bij de percelen die deze eisers in gebruik hebben, niet goed heeft ingeschat. Zij vrezen voor de belemmering van de doorstroming van water bij hun percelen en voor de bruikbaarheid van hun percelen. Deze gronden worden hierna besproken.
18.1
Eiseres 1 voert aan dat het peil, met name in de winter, wordt verhoogd en dat zij bij hoog water niet in staat zal zijn om haar percelen te bereiken voor het rooien van bomen of andere werkzaamheden. Als gevolg van het Projectplan wordt het mogelijk gemaakt om de hoger gelegen stuw te verwijderen en op de grens met de gemeente [plaats] een grote stuw te realiseren. Op de locatie van de bestaande stuw wordt een pomp aangebracht. De gronden van eisers liggen aan het begin van een afwateringssloot. Als de bestaande stuw wordt verwijderd zal dit van invloed zijn op de functie van de afwateringssloot. Het aanbrengen van een pomp zal dit niet oplossen. De berekeningen zullen wel kloppen maar de praktijk is ieder jaar anders. Eisers willen hun werk kunnen voortzetten in nattere periodes.
18.1.1
Het dagelijks bestuur stelt in het verweerschrift dat de voor eiseres relevante peilopzet plaatsvindt bij stuw Kammerberg (fig. 4.2 op pag. 31 Projectplan). Het streefpeil (8.30 M+NAP) zal daar lager of gelijk zijn aan het huidige streefpeil van Garisveld (8.30- 8.40 M+NAP). Volgens het dagelijks bestuur zal het streefpeil ten opzichte van de huidige situatie daardoor niet wijzigen.
18.2
Eiseres 3 betoogt dat als gevolg van de voorgenomen maatregelen zij op drie percelen ter hoogte van de Tochtsloot (nabij stuw Meisevoort) te maken zal krijgen met wateroverlast.
18.2.1.
Het dagelijks bestuur heeft zich op het standpunt gesteld dat de gemiddelde waterstand bij de percelen van eiseres niet stijgt. De afwegingen die worden gemaakt bij het beheer van de stuwen blijft gelijk ten opzichte van de huidige situatie. Dit is ook vastgelegd in de Nota Peilbeheer. De stuwen worden ingesteld op streefpeil. Vanuit het waterschap is er vervolgens een beheermarge aangehouden waarbinnen stuwpeilen zoals beschreven in de Nota peilbeheer aangepast kunnen worden na een belangenafweging. Het gemaal bij Millsveld wordt ingeregeld op streefpeil en beheerd door het district.
De flexibiliteit van Garisveld wordt overgenomen door Kammerberg. Het gemaal bij Millsveld wordt geplaatst om afwatering lokaal te bevorderen.
18.3
Eiser 4 vreest dat door de beoogde peilen zijn percelen door geringer hoogteverschil niet meer voldoende kunnen afwateren. In het projectplan is opgenomen dat ter hoogte van de [adres] een aanpassing zal worden gerealiseerd ten behoeve van de waterafvoer.
Met de voorgestelde maatregelen wordt de watergang aan de [adres] opgewaardeerd. Uit figuur 4.6 blijkt dat de bermsloot wordt verlaagd met 0,40 m over 190 meter tot een peil van 8.80 + NAP met een bodembreedte van 0,70 m. Dit betekent dat de drooglegging voor eiser feitelijk wegvalt. Het laagstgelegen gedeelte heeft een hoogte van 9.37 + NAP. Dat is een verschil in drooglegging van 0,57 m ten opzichte van het bodempeil van de op te waarderen bermsloot. Het peil in de Raam heeft een peil van 7.90 + NAP waardoor er sprake is van een verval van 0.90 m. Als vervolgens uitgegaan wordt van de inzet van de nieuwe stuw Egweg, kan bij het inschakelen van de waterberging ter hoogte van de stuw een waterpeil worden gehanteerd van 8.90 + NAP en dus hoger dan het peil in de bermsloot van de [adres] . Dat betekent dat eiser op geen enkele wijze kan afwateren. Als gevolg daarvan zal het grondwaterpeil stijgen.
18.3.1
Het dagelijks bestuur heeft in het verweerschrift en in de Nota van Zienswijzen op het standpunt gesteld dat gemiddeld genomen en in reguliere omstandigheden, geen significante nadelige gevolgen worden verwacht. Daartoe verwijst het dagelijks bestuur naar paragraaf 5.4.2 van het projectplan, en de kaarten waarop de effecten voor de gemiddelde grondwaterstand zijn weergegeven. In de antwoordbrief heeft het dagelijks bestuur laten weten dat de stuw Egweg een streefpeil heeft dat 40 cm hoger is. Het gevolg van de uitvoering van de maatregel van het projectplan is een verhoging van de gemiddelde grondwaterstand. De mitigerende maatregel is dat de watergang langs de [adres] wordt geherprofileerd om eventuele onverwachte nadelige gevolgen te voorkomen. Het effect van de mitigerende maatregel is dat de lokale afwatering is geborgd ten gunste van de beperking grondwaterstijging. Wat de gevolgen van de hogere peilopzet bij de stuw Egweg betreft, heeft het dagelijks bestuur laten weten dat het peil van 8.90 +NAP bij die stuw, uitsluitend wordt gehanteerd bij de inzet van de waterberging. Dat wil zeggen: in uitzonderlijke en extreme omstandigheden. Ook in die situatie stijgt het waterpeil niet boven het laagste punt van 9,37 +NAP in het maaiveld uit, aldus het dagelijks bestuur. Ook in die omstandigheden zal er volgens de berekeningen van het dagelijks bestuur geen sprake zijn van inundatie, aldus het dagelijks bestuur. Onder normale omstandigheden wordt een streefpeil ingesteld van 7.60 m+NAP en niet van 7.90 +NAP zoals in het beroepschrift is gesteld. Daarmee is de afwatering gewaarborgd, zo stelt het dagelijks bestuur.
18.4
Eiseres 5 vreest voor extra werkzaamheden op de percelen, omdat de ondergrond verslechtert. Als gevolg van het Projectplan wordt het perceel gemeente Cuijk, sectie [nummer] geraakt. Het betreft een veldkavel. Dit perceel watert af via de watergang Biestgraaf en komt vervolgens uit bij de stuw Meisevoort. Ter hoogte van de stuw Biestgraaf is sprake van een peilopzet van 55 cm, bij andere stuwen +40 cm. Als gevolg van de peilopzet zal in de bestaande watergang het water in de toekomst steeds langzamer worden afgevoerd.
18.4.1
Het dagelijks bestuur heeft zich op het standpunt gesteld dat de verhoging van 55 cm in het plan is voorzien bij de nieuw te bouwen stuw “Meisevoort”. Deze wordt geplaatst in de Biestgraaf en ligt op een aanzienlijke afstand van de gronden van eiseres. De verhoging vlakt uit, naarmate men verder bovenstrooms komt. Dat betekent dat de opstuwing ter hoogte van het perceel van eiseres ongeveer 15 cm zal bedragen. Ten opzichte van de huidige situatie is het effect daarvan in kaart gebracht.
18.5
Eisers 7 zijn het er niet mee eens dat de beek wordt verbreed en verondiept. Uit het Projectplan volgt niet in welke mate rekening is gehouden met begroeiing in de watergang. Slechts twee keer per jaar wordt gemaaid. Dat is te weinig, aldus deze eisers, omdat het de doorstroming van oppervlaktewater beperkt. Eisers willen met hun beroep bereiken dat het Beheer- en onderhoudsplan moet worden aangepast op basis van maaien op regie of de berekeningen moeten worden aangepast, waarbij wordt uitgegaan van begroeiing op de oevers.
18.5.1
Het dagelijks bestuur stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat de capaciteit van de beek is beschreven in paragraaf 5.4.1 van het Projectplan. Deze beschrijving is ook terug te vinden in het rapport van Tauw van 18 september 2023.
Hierbij is uitgegaan van een begroeide moeras- en overstromingszone waarmee bij de berekening van de doorstroomcapaciteit rekening is gehouden. Om te voldoen aan de beschrijving van het Projectplan zal de berm twee keer per jaar worden gemaaid.
18.6
Eiseres 8 keert zich tegen de peilopzet in de Lage Raam. Zij vreest dat het waterpeil wordt verhoogd met de nieuw te bouwen stuw Egweg in Escharen. Zij is het niet eens met de mitigerende maatregel die volgens het waterschap zou moeten zorgen voor een goede ontwatering van het Gassels Bord en achterland. Het betreft het plaatsen van een gemaal ter hoogte van de Meisevoort op het Bord dat gaat bemalen op een peil van 7.8 M+NAP. Volgens eiseres wordt daardoor water uit de Maas aangetrokken.
18.6.1
Het dagelijks bestuur is in de nota van zienswijzen en in het verweerschrift op de door eiseres 8 aangedragen argumenten ingegaan. In de antwoordbrief heeft het waterschap aangegeven dat geen van de maatregelen van het projectplan effect heeft op de eigendom van eiseres. De rechter-commissaris had tijdens de zitting onder meer gevraagd naar de werking van de mitigerende maatregelen die van invloed kunnen zijn op de percelen van eiseres. Het effect van de mitigerende maatregel is het handhaven van het maximaal peil in de Tochtsloot in tijden van extreem hoge peilen in de Raam, aldus het standpunt van het dagelijks bestuur samengevat weergegeven.
- Conclusie van de rechtbank
18.7
In wat eisers naar voren hebben gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de standpunten van het dagelijks bestuur. Die standpunten zijn gebaseerd op de modellen en berekeningen over de werking van het watersysteem na uitvoering van het Projectplan die het waterschap zelf heeft gemaakt of heeft laten maken en die in de rapporten zijn opgenomen. Eisers hebben daar hun eigen kennis, ervaring en de huidige feitelijke situatie van het projectgebied en de watergangen aan of bij hun percelen tegenover gesteld. Dat is echter onvoldoende om te twijfelen aan de standpunten van het dagelijks bestuur. Eisers hebben ook geen deskundig tegenrapport ingebracht.
18.8
De rechtbank kan zich voorstellen dat deze benadering voor eisers teleurstellend is. De rechtbank ontkent niet, en dat doet het dagelijks bestuur ook niet, dat eisers kennis, inzicht en ervaring hebben in de gronden die zij voor hun bedrijf gebruiken en het huidige functioneren van het watersysteem in de directe omgeving van de percelen. Het dagelijks bestuur moet bij de vaststelling van het Projectplan echter de hydrologische effecten van de toekomstige maatregelen inschatten voor het gehele projectgebied. Daarbij gaat het niet om het functioneren van het huidige watersysteem, maar alleen om de gevolgen die het Projectplan in de toekomst daarvoor heeft. Het dagelijks bestuur maakt deze inschatting op basis van modellen en berekeningen die tot stand zijn gekomen met toepassing van waterstaatkundige inzichten. Tussen de benadering van eisers en de benadering die het dagelijks bestuur moet volgen bij vaststelling van het Projectplan zit dus een verschil. Omdat het dagelijks bestuur bij vaststelling van het Projectplan een modelmatige benadering moet toepassen om de toekomstige effecten en gevolgen van het plan in te kunnen schatten, volgt de rechtbank het dagelijks bestuur hierin. Dat kan abstract en afstandelijk overkomen op eisers, maar is het gevolg van het besluit dat voorligt.
- Nadelige gevolgen voor de bedrijven van eiseres (landbouwkundige gevolgen)19. Diverse eisers hebben aangevoerd dat, bij de inschatting van de gevolgen voor de bedrijfsvoering van eisers, ten onrechte geen rekening is gehouden met de effecten in geval van zeer hevige regenval en dat het niet juist is om alleen snijmais als referentiegewas toe te passen, omdat zij verschillende gewassen telen en eens in de zoveel tijd aan gewasroulatie moeten doen om de grond vruchtbaar te houden. Naar aanleiding van de vragen die hierover zijn gesteld door de rechter-commissaris tijdens de inlichtingencomparitie, is het dagelijks bestuur onder meer op de hiervoor door eisers aangedragen stellingen en argumenten ingegaan. In de aanloop naar de antwoordbrief inzake de inlichtingencomparitie is gecorrespondeerd tussen de gemachtigde van eisers 2 tot en met 7 en het dagelijks bestuur over de vraag of snijmais geschikt is als referentiegewas. De rechtbank zal hierna aan de hand van het Projectplan, de rapporten van Tauw en BWZ, de antwoordbrief, inclusief de correspondentie daarover, en de zitting van 19 maart 2025 ingaan op de stellingen en argumenten die eisers op dit punt naar voren hebben gebracht.
19.1
Het dagelijks bestuur heeft voor de effecten die zijn te verwachten van de peilverhoging voor het niveau van het oppervlaktewater en het grondwater in de antwoordbrief verwezen naar paragraaf 5.4.1 en figuur 5.1 van het Projectplan, zoals dat hiervoor is weergegeven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het dagelijks bestuur met deze verwijzing zich terecht op het standpunt gesteld dat mogelijke overstromingen zich zullen voordoen in de daarvoor bestemde overstromingsgebieden of -zones en naar verwachting niet op de percelen van eisers.
19.2
Het dagelijks bestuur heeft met de antwoordbrief voldoende aannemelijk gemaakt dat snijmais representatief is voor het berekenen van de gemiddelde opbrengstderving per eiser. In de antwoordbrief verwijst het dagelijks bestuur naar de correspondentie die in de aanloop naar de antwoordbrief met een van de gemachtigden van eisers is gevoerd. Daarin is de berekening van de opbrengstderving op basis van de WWL toegelicht. Verder is de opbrengstderving van snijmais afgezet tegen de opbrengstderving van aardappelen en een mix van gewassen die wordt toegepast bij standaard gewasroulatie. Met het dagelijks bestuur stelt de rechtbank vast dat de opbrengstderving van snijmais, uitgedrukt in percentages, ten opzichte van de referentiesituatie niet in betekenende mate afwijkt van de opbrengstderving van andere gewassen. Om een vergelijkend inzicht te hebben in de gevolgen voor alle eisers, heeft het dagelijks bestuur de opbrengstderving uitgedrukt in percentages en niet in geldbedragen. Daarbij komt dat de opbrengstderving in geldbedragen een nauwgezet beeld in de teelt over de referentieperiode verlangt, en een goed beeld van de prijs per gewas per hectare per jaar. De keuze van het dagelijks bestuur voor snijmais als referentiegewas acht de rechtbank niet onredelijk.
19.3
Vervolgens is op kaartmateriaal (Bijlage 2 van de antwoordbrief) de opbrengstderving ten opzichte van de periode 2010-2018 bij nat weer en droogte weergegeven. De opbrengstderving kan aan de hand van dat kaartmateriaal tot op perceelsniveau worden herleid. De rechtbank deelt dan ook niet de opvatting van eisers dat het dagelijks bestuur niet of in onvoldoende mate de nadelige gevolgen op perceelsniveau in beeld heeft gebracht.
19.4
De antwoordbrief ondersteunt de conclusies in de paragrafen 5.4.1 en 5.4.2 van het Projectplan, en de rapporten van Tauw en BWZ, en met name de vaststelling van de opbrengstderving op blz. 53-54 van het Projectplan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het dagelijks bestuur hiermee voldoende gemotiveerd in beeld gebracht wat de nadelige gevolgen zijn die worden verwacht voor de bedrijven van eisers. In zoverre slaagt hun betoog niet.
- Mitigerende maatregelen (generiek en individueel)20. Eisers betogen dat het dagelijks bestuur ten onrechte geen individuele mitigerende maatregelen heeft getroffen om de nadelige gevolgen voor hun percelen te voorkomen. Voor zover een generieke maatregel is getroffen, bestrijdt eiseres 8 dat de mitigerende maatregel in de Tochtsloot afdoende is. Daarvoor verwijst zij naar een memo van 14 maart 2024 van een hydroloog die werkzaam is bij het waterschap.
20.1
In het Projectplan staat dat de volgende generieke maatregelen worden getroffen:
• Extra bypass met onderbemaling (met een nieuw gemaal, stuw en duiker) in de Tochtsloot bij Meisevoort;
• Nieuw gemaal bij stuw 108KGS bij monding Roode Beek in het Millsveld;
• Opwaarderen van de bestaande sloot richting de Lage Raam bij de Rotscheweg;
• Verbeteren afwatering bestaande sloten vanuit Campagnelaan-Zeisweg naar de Raam.Deze generieke maatregelen zijn betrokken bij de berekening van de hydrologische effecten en de landbouwkundige gevolgen van het Projectplan. De werking ervan is beschreven in de antwoordbrief van het dagelijks bestuur.
20.2
De kritiek van eiseres 8 op de werking van de mitigerende maatregel in de Tochtsloot heeft het dagelijks bestuur in het verweerschrift en tijdens de zitting afdoende weerlegd. Het alternatief dat daarin wordt voorgesteld heeft te maken met verbetering van de huidige situatie in dat deel van het projectgebied en is geen maatregel die wordt voorgesteld ter mitigatie van de gevolgen van het Projectplan.
20.2.1
Voor zover tijdens de zitting naar voren is gebracht dat met de eigenaren van de gronden waar de bypass is voorzien nog geen overeenstemming is bereikt, overweegt de rechtbank dat een dergelijke overeenstemming op het moment van het vaststellen van het projectplan ook nog niet nodig is. Daarvoor verwijst zij naar de rechtspraak van de Afdeling, hiervoor weergegeven in overweging 12.1 van deze uitspraak.
20.3
Onder een aantal voorwaarden biedt het dagelijks bestuur in overleg met eigenaren of pachters van de percelen ook individuele mitigerende maatregelen aan. Deze voorwaarden staan beschreven in het rapport van BWZ als criteria. De rechtbank verwijst voor de voorwaarden naar overweging 16.3 van deze uitspraak. In het rapport van BWZ is voor een aantal percelen ook een beoordeling gemaakt of een individuele mitigerende maatregel nodig is.
20.3.1
In de antwoordbrief heeft het dagelijks bestuur zijn criterium voor het toepassen van individuele mitigerende maatregelen nog eens uiteengezet. Het treft deze maatregelen alleen bij onevenredige schade. Daarbij hanteert het dagelijks bestuur het criterium dat schade onevenredig is als de “natschade” (schade bij hoog water) op een significant deel van de locatie met 5% of meer toeneemt ten opzichte van het referentiejaar 2016. Dat jaar was een nat jaar en niet representatief, maar het dagelijks bestuur verwacht met de klimaatverandering vaker natte jaren en heeft het jaar 2016 als een “stress test” of “worse case scenario” toegepast. De rechtbank acht deze criteria, mede gezien de kosten die gepaard gaan met het treffen van individuele mitigerende maatregelen niet onredelijk. Daarbij betrekt de rechtbank dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling, die zij deelt, het niet zo is dat er geen nadelige gevolgen mogen optreden als gevolg van een projectplan. Zij verwijst voor deze rechtspraak naar overweging 12.1 van deze uitspraak.
20.3.2.
Voor zover eisers hebben aangevoerd dat de referentieperiode 2010-2018 niet representatief is voor de opbrengstderving, slaagt dat betoog alleen al niet omdat het dagelijks bestuur het jaar 2016 als referentie heeft gebruikt.
20.3.3.
In de antwoordbrief heeft het dagelijks bestuur zich op het standpunt gesteld dat uit figuur 3 van die brief blijkt dat alleen bij eisers 3 aanleiding is om individuele mitigerende maatregelen te treffen. Alleen op dat perceel is sprake van een opbrengstderving van meer dan 5% bij natschade. Daarom is bij deze eisers wel en bij andere eisers geen overleg gestart over het treffen van individuele mitigerende maatregelen. De rechtbank kan het dagelijks bestuur hierin volgen.
20.4
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur meer mitigerende maatregelen had moeten treffen. Daarbij neemt zij de generieke maatregelen in aanmerking die in het Projectplan zijn opgenomen en de “5%-eis” voor natschade die het dagelijks bestuur heeft toegepast bij de vraag of individuele maatregelen getroffen moeten worden. Het betoog van eisers dat onvoldoende mitigerende maatregelen zijn getroffen, slaagt niet.
20.5
Verschillende eisers hebben er op gewezen dat mitigerende maatregelen niet in het Projectplan zijn geborgd. De rechtbank overweegt daarover als volgt. Als het gaat om de generieke maatregelen, dan maken deze onderdeel uit van het project en daarmee van het projectplan. Als het project wordt uitgevoerd in afwijking van het Projectplan en de daarbij gegeven omschrijving van de werkzaamheden en waterstaatswerken, is dat in strijd met artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet. De rechtbank verwijst daarvoor naar de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2022.
20.6.1
Als het gaat om de individuele mitigerende maatregelen blijkt uit vaste rechtspraak van de Afdeling dat het niet nodig is om daarover op het moment van vaststelling van het Projectplan overeenstemming bereikt te hebben. De rechtbank verwijst daarvoor naar de rechtspraak die in overweging 12.1 van deze uitspraak is weergegeven. Logisch gevolg van deze lijn is naar het oordeel van de rechtbank dat deze maatregelen nog niet in een projectplan behoeven te zijn geborgd. Het betoog van eisers 7 dat de gesprekken over mitigerende maatregelen die nu worden gevoerd met het dagelijks bestuur in het Projectplan moeten zijn geborgd, slaagt alleen al daarom niet.
20.7
Eisers 1 en 7 vragen zich verder af wat de bijdrage is van de keukentafelgesprekken in het Projectplan, of deze tot wijziging hebben geleid en waarom – ten aanzien van eiser 1 – de gesprekken over grondruil niet als mitigerende maatregel zijn opgenomen in het Projectplan.
20.7.1
De rechtbank stelt voorop dat keukentafelgesprekken niet altijd tot een resultaat of tot overeenstemming tussen betrokkene en het waterschap behoeven te leiden. Keukentafelgesprekken met een positief resultaat zijn ook geen voorwaarde om het Projectplan te kunnen vaststellen. Het dagelijks bestuur heeft in de stukken voldoende gemotiveerd waarom het met betrokkenen niet tot overeenstemming is gekomen. Wat betreft de gesprekken met eiser 1 over een eventuele grondruil, neemt de rechtbank daarbij in aanmerking dat zij het dagelijks bestuur volgt in zijn standpunt dat deze niet waren ingegeven als gesprekken over een mitigerende maatregel, maar als onderdeel van een bredere grondruil in het projectgebied. Het betoog van eisers 1 en 7 slaagt niet.
Borging streefpeil en peilbeheer
21. Eisers 2 tot en met 7 betogen dat het waterschap moet borgen dat de voor hen toepasselijke streefpeilen geen gevolgen zullen hebben voor hun percelen. Uit het Projectplan blijkt niet wat het waterschap gaat doen als het streefpeil hoger is of als uit de monitoring blijkt dat de gevolgen voor hun landbouwpercelen slechter uitvallen.
21.1
Dit betoog slaagt niet. Het dagelijks bestuur heeft op basis van modellen, gebaseerd op waterstaatkundige inzichten, en berekeningen een inschatting gemaakt van de hydrologische effecten en nadelige gevolgen van uitvoering van het Projectplan. Dat is wat van het dagelijks bestuur mag worden verwacht. Van het dagelijks bestuur kan niet worden verwacht dat het borgt of garandeert dat zich in de toekomst op geen enkele manier nadelige gevolgen voordoen. Als zich onverwachte nadelige gevolgen voordoen, moet het dagelijks bestuur op dat moment beoordelen of en, zo ja, hoe de nadelige gevolgen alsnog kunnen worden gemitigeerd of worden tegengegaan.
22. Eiseres 8 stelt dat het besluit in strijd is met de “Nota peilbeheer in vrije afwaterende gebieden” (Nota peilbeheer). In hoofdstuk 3.2.2 van de Nota is aangegeven dat het uitgangspunt is dat de drooglegging ten opzichte van het laagste perceel 40 cm bedraagt ongeacht de grondsoort en het landgebruik. Hier wordt op dit moment reeds niet aan voldaan.
22.1
De Nota peilbeheer is vastgesteld door het Algemeen bestuur van het waterschap op 25 februari 2022 en is bedoeld als beleidsstuk voor gebieden waarvoor geen peilbesluit is vastgesteld. Met de Nota wordt beoogd de doelstellingen en (integrale) belangen in kaart te brengen die bij het peilbeheer moeten worden afgewogen.
22.2
Het dagelijks bestuur heeft zich op het standpunt gesteld dat in vrij afwaterende gebieden, anders dan in peilbesluitgebieden, sprake is van een streefpeil, omdat het waterpeil in deze gebieden minder goed te sturen is. Dat streefpeil bedraagt volgens de Nota peilbeheer inderdaad een drooglegging van 40 cm onder maaiveld ongeacht de grondslag en teelt. De drooglegging is geen hard gegeven en kan afhankelijk van de omstandigheden fluctueren. Het projectplan is dan ook niet in strijd met de Nota Peilbeheer indien de drooglegging geen 40 cm bedraagt. Het dagelijks bestuur heeft in de antwoordbrief toegelicht dat in de praktijk zal worden gewerkt met beheermarges van 20 cm onder het streefpeil en 10 cm boven het streefpeil. Met de marges bestaat meer ruimte om extra water te behouden bij natte omstandigheden en extra water af te laten in droge omstandigheden.
Het dagelijks bestuur heeft zijn standpunt over de beheermarges letterlijk als volgt toegelicht:“Naast een streefpeil hebben stuwen ook een beheermarge. De onderkant van deze beheermarge is vaak 20 cm onder het streefpeil en de bovenkant van de beheermarge is vaak 10 cm boven het streefpeil. De beheermarge geeft meer sturingsruimte aan het watersysteem in respectievelijk natte en droge omstandigheden. Indien de aanleiding aanwezig is om extra water te conserveren of extra water af te laten kan het district besluiten om binnen de beheermarge de stuwstand aan te passen.”
22.3
Het dagelijks bestuur heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom het, gezien de belangen en doelstellingen die bij het Projectplan zijn berokken, is afgeweken van het uitgangspunt in de Nota peilbeheer dat er 40 cm onder maaiveld wordt drooggelegd. Het streefpeil en de beheermarges van het Projectplan zijn tot stand gekomen naar aanleiding van de rekenresultaten en de doorrekening van de maatregelen die in het DO zijn vastgelegd. Daaruit kan worden opgemaakt dat als het streefpeil wordt aangehouden en niet wordt drooggelegd tot onder 40 cm van het laagste perceel, de nadelige gevolgen van vernatting niet onevenredig zwaar op eiseres drukken. De rechtbank verwijst hiervoor naar de overwegingen 19.1 en volgende van deze uitspraak. Bovendien wil het dagelijks bestuur, gezien de antwoordbrief, met het oog op alle projectdoelstellingen ruimte hebben om meer water in het gebied te houden of juist af te voeren, afhankelijk van de omstandigheden. De rechtbank neemt daarbij aan dat het dagelijks bestuur ook de toestand van de percelen van eiseres betrekt. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat het dagelijks bestuur het standpunt heeft ingenomen dat de beheermarges niet of nauwelijks van invloed zijn op de watertoevoer in extreme situaties, omdat in dat geval de stuwen worden gestreken en, zo begrijpt de rechtbank het standpunt van het dagelijks bestuur, het water richting de overstromingsgebieden wordt gestuurd. Het betoog van eiseres 8 slaagt niet.
Beheer
23. Eiseres 1 betoogt dat zij in het rooiseizoen de mogelijkheid moet hebben, indien nodig, om het grondwaterpeil te laten zakken. Gebleken is dat de rooimachine dan na enkele dagen het werk kan doen. Hierbij is stuw Garisveld in de huidige situatie (of de nieuw te bouwen stuw in Gassel) bepalend voor de grondwaterstand op de percelen van eiseres. De klepstand wordt bediend door medewerkers van de buitendienst van het waterschap. Zij hebben begrip voor situaties dat de stuw even moet worden verlaagd om het grondwater te laten zakken zodat de percelen van eiseres toegankelijker zijn om te rooien. Met de nieuw te realiseren stuw in Gassel is eiseres er niet van overtuigd dat de bediening zodanig is dat zij normaal haar werkzaamheden kan uitvoeren.
23.1
Ten aanzien van het verzoek van eiseres 1 om in het rooiseizoen de mogelijkheid te hebben om het grondwaterpeil te laten zakken stelt het dagelijks bestuur zich op het standpunt dat het geen mogelijkheid heeft om het grondwaterpeil direct te verlagen. Wel kan het oppervlaktewater beïnvloed worden door de stuwstanden aan te passen. Dit kan invloed hebben op de grondwaterstanden. De procedure hiervoor is beschreven in de Nota Peilbeheer. De waterbeheerder zal ter plaatse hiervoor een afweging maken van diverse belangen. Het waterschap heeft een beheermarge waarbinnen de stuwstanden kunnen worden aangepast.
23.2
Het betoog van eiseres 1 slaagt niet. Van het dagelijks bestuur kan niet worden verwacht dat het ingrijpt zodra eiseres wateroverlast ondervindt op haar percelen. Daarvoor zal de gebiedsbeheerder eerst een afweging moeten maken tussen de verschillende belangen, ook die van andere agrariërs in het projectgebied. Van het dagelijks bestuur mag wel worden verwacht dat het bereikbaar is om meldingen van wateroverlast in ontvangst te nemen en dan te reageren op die meldingen. Het dagelijks bestuur heeft tijdens de zitting op vragen van de rechtbank bevestigd dat het bereikbaar is voor dergelijke meldingen, ook buiten kantooruren.
24. Eisers 7 willen aanpassing van het Beheer- en onderhoudsplan. Zij vinden dat twee keer per jaar maaien in de berm van de Lage Raam ter hoogte van hun percelen, waar de beek is verondiept, te weinig is om de doorstroming van het oppervlaktewater te garanderen. Eisers beogen dat het Beheer- en onderhoudsplan ofwel moet worden aangepast op basis van maaien op , ofwel de berekeningen moeten worden aangepast waarbij wordt uitgegaan van begroeiing op de oevers.
24.1
Het dagelijks bestuur verwacht dat twee keer per jaar maaien voldoende is om de beoogde capaciteit te behouden en acht maaien op afroep niet wenselijk. Wel kunnen calamiteiten of bijzonderheden gemeld worden, waarna het waterschap bekijkt of ingrijpen nodig en mogelijk is. De te maken afweging is beschreven in de Nota Peilbeheer (Hoofdstuk 4). Gezien het feit dat het dagelijks bestuur bij berekening van de doorstroomcapaciteit rekening heeft gehouden met een begroeide berm, heeft het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat wijziging van het Beheer- en onderhoudsplan niet nodig is. Dit betoog slaagt niet.
24.2
Voor zover eisers stellen dat bomen die het waterschap wil plaatsen, op hun perceel zijn voorzien, heeft het dagelijks bestuur laten weten dat deze zijn ingetekend op een perceel dat eigendom is van het waterschap. Het dagelijks bestuur verwijst daartoe naar het ontwerp van het definitief dwarsprofiel (Profiel 0_3) dat onder meer betrekking heeft op de locatie waar de bomen zijn voorzien. De rechtbank heeft, gezien de tekening waarnaar het dagelijks bestuur verwijst, geen reden om aan dit standpunt te twijfelen. Het betoog slaagt daarom niet. De rechtbank voegt daaraan toe dat het dagelijks bestuur heeft laten weten om voorafgaande aan de uitvoering van het Projectplan nogmaals te checken waar de eigendomsgrens met de percelen van eisers 7 is gelegen, om zeker ervan te zijn dat de bomen op eigendom van het waterschap worden geplaatst.
Nadeelcompensatieregeling en monitoring
25. Eisers 2 tot en met 7 brengen naar voren dat op basis van het projectplan schade wordt verwacht door wateroverlast. Volgens deze eisers wordt deze schade niet afdoende vergoed. Zij vinden de voorgestelde schaderegeling in het Projectplan te rechtsonzeker en stellen zich op het standpunt dat de schade bij voorbaat volledig moet worden vergoed. De schade die eisers verwachten zal met name bestaan uit verhoogde grondwaterstanden die niet direct zichtbaar zijn. Eisers willen duidelijkheid over de vraag hoe zij in de toekomst kunnen aantonen dat de schade het gevolg is van maatregelen uit het Projectplan. Eisers hebben daarbij gewezen op peilbuizen in de vorm van een nulmeting maar een dergelijke nulmeting is tot heden niet uitgevoerd. In dit verband verwijzen eisers naar de projectplannen Leegveld en De Bult en rechtspraak van de Afdeling daarover (hierna weergegeven).
25.1
Op grond van artikel 7.14, eerste lid, van de Waterwet moet de schade worden vergoed die redelijkerwijs niet ten laste van eisers behoort te blijven, waarbij het beginsel van gelijkheid voor openbare lasten (égalité devant les charges publiques) van toepassing is. Op grond van dat beginsel komt schade alleen voor vergoeding in aanmerking die boven het normaal maatschappelijk risico uitstijgt en waardoor eisers onevenredig zwaar worden getroffen. Artikel 7.14, eerste lid, van de Waterwet sluit niet uit dat in een bijzonder geval, als de nadelige gevolgen van een projectplan daartoe aanleiding geven, bij de vaststelling van een projectplan kan worden voorzien in een praktijk of een aanvullende regeling waarmee schade volledig wordt vergoed, maar het bevoegde bestuursorgaan kan in beginsel volstaan met verwijzing naar de wettelijke regeling die in artikel 7.14, eerste lid, van de Waterwet is opgenomen als het daarvoor geen aanleiding ziet. Met andere woorden: dat artikel 7.14, eerste lid, van de Waterwet volledige schadevergoeding niet uitsluit, betekent niet dat het dagelijks bestuur daartoe kan worden verplicht bij vaststelling van het Projectplan.
25.2
Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat het Projectplan niet is te vergelijken met dat van Leegveld of De Bult waar eisers een beroep op hebben gedaan. Het projectplan De Bult en het projectplan Leegveld zien beide op bestrijding van verdroging van natuurgebieden in Natura 2000-gebied De Peel, met andere projectdoelstellingen dan het Projectplan, die beide kunnen leiden tot niet onaanzienlijke vernattingsschade ten opzichte van de verdroogde bestaande situatie. Het dagelijks bestuur heeft hiermee voldoende gemotiveerd uiteengezet dat het Projectplan niet op een lijn is te stellen is met het projectplan Leegveld. Alleen al daarom heeft het dagelijks bestuur terecht geen aanleiding gezien voor de door eisers gewenste aanvullende regeling. Het betoog van eisers 2 tot en met 7 slaagt niet.
26. Eisers 2 tot en met 7 missen in het Projectplan de maatregel dat via peilbuizen en monitoring wordt voorzien in een nulmeting voor aanvang van de uitvoering van het Projectplan. Die nulmeting is voor hen van belang om het oorzakelijk verband tussen de mogelijke schade en de uitvoering van het projectplan te kunnen aantonen.
26.1
In het Projectplan is het volgende weergegeven als het gaat om monitoring:“In het gebied van de Lage Raam is een uitgebreid netwerk van 24 grondwaterpeilbuizen aanwezig sinds 2020. In 2022 is dit meetnet nog uitgebreid met 13 extra peilbuizen, onder andere in overleg met de betrokken belanghebbenden in het gebied. Daarnaast zijn er nog 13 peilbuizen aanwezig in het gebied waar grondeigenaren zelf handmetingen uitvoeren en doorgeven aan het waterschap. Het grondwatermeetnet is gebruikt om het grondwatermodel te kalibreren en is bovendien representatief voor het bepalen van een betrouwbare nulmeting van de grondwaterstanden in het gebied vóór de peilverhoging. Doordat nu al wordt gemeten is straks een voldoende lange meetreeks beschikbaar van voorafgaand aan het instellen van het nieuwe peil. Het peil bij de nieuwe stuwen Egweg en Meisevoort wordt, na oplevering van de herinrichtingswerkzaamheden, gefaseerd in twee gelijke stappen verhoogd naar het eindpeil van resp. 7,60m+ NAP en 8,40m+ NAP. Tussen de stappen zit twee jaar, waarin de verandering van de grondwaterstanden wordt gemonitord in de omgeving. De monitoringsgegevens en analyses daarop vormen de basis voor een evaluatie en beslismoment om de volgende peilstap na die twee jaar door te voeren. De exacte aanpak van deze monitoring wordt nader uitgewerkt in het nog op te stellen monitoringsplan. Voor Stuw Kammerberg en De Gagel wordt het streefpeil direct ingezet.”
26.2
Het dagelijks bestuur heeft met verwijzing naar de monitoring in het gebied en de nulmetingen die voor de uitvoering van het Projectplan wordt uitgevoerd, zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in voldoende mate in nulmetingen in het gebied is voorzien. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de monitoring in stand blijft na uitvoering van alle werkzaamheden en de relevante monitoringsresultaten op verzoek van een benadeelde beschikbaar worden gesteld als de benadeelde een verzoek om nadeelcompensatie wil doen. Het betoog van eisers slaagt niet.
Wandelpad op perceel eiser 6
27. Eiser 6 keert zich tegen een wandelpad dat uitkomt bij zijn bedrijfsgebouwen.
Hij is bevreesd dat wandelaars over zijn erf zullen wandelen.
27.1
De veronderstelling van eiser 6 dat het wandelpad op één van zijn percelen door het Projectplan openbaar toegankelijk wordt, is niet juist. Het dagelijks bestuur komt die bevoegdheid niet toe en dit kan ook geen rechtsgevolg van het projectbesluit zijn. Voor zover in stukken van de gemeente of het waterschap wordt gesproken over een wandelpad, is het daarmee nog niet openbaar toegankelijk. Ook als wandelaars gebruik maken van het pad, of bewegwijzering tot het pad leidt, zorgt dat er niet voor dat iedereen er gebruik van mag maken. Daarvoor moet het pad eerst juridisch als openbaar toegankelijk pad worden aangewezen door het bevoegde bestuursorgaan.
Conclusie over de afweging die het dagelijks bestuur heeft gemaakt
28. De rechtbank komt, alles bij elkaar genomen, tot het oordeel dat het dagelijks bestuur kon overgaan tot het vaststellen van het Projectplan. Het dagelijks bestuur moet alle belangen afwegen die betrokken zijn bij het project, waaronder de belangen van eisers. Dat is aan het dagelijks bestuur en deze afweging toetst de rechtbank alleen afstandelijk. Eisers maken zich vooral zorgen om de verhoging van het waterpeil. Dat leidt volgens onderzoek van het dagelijks bestuur in de meeste gevallen tot vernatting van de percelen. De nadelige gevolgen die dat voor de opbrengst van eisers kan hebben, heeft het dagelijks bestuur ook onderzocht. De onderzoeken bevatten geen gebreken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het dagelijks bestuur voldoende maatregelen getroffen om de nadelige gevolgen van de vernatting te beperken. Het dagelijks bestuur hoefde niet te kiezen voor een beperktere of geen verhoging van het waterpeil, af te zien van het project of het in een andere vorm uit te voeren
28.1
De rechtbank kan zich voorstellen dat eisers zich zorgen maken. Het waterpeil wordt immers verhoogd. Niet alle zorgen kunnen echter vooraf worden weggenomen. Het gaat immers om een project dat nog uitgevoerd moet gaan worden. Wat wel van het dagelijks bestuur kan worden verwacht, is dat het op basis van wetenschappelijke inzichten inzicht verschaft in de nadelige gevolgen van het Projectplan. Dat heeft het ook gedaan. Daarnaast heeft het dagelijks bestuur ervoor gekozen om het Projectplan in fasen uit te voeren, de uitvoering geregeld te monitoren en met nulmetingen en metingen tijdens de uitvoering de vinger aan de pols te houden. Als zich op dat moment problemen voordoen, is nu nog niet te voorzien welke maatregelen dan getroffen moeten worden.
Conclusie en gevolgen
29. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en het dagelijks bestuur het Projectplan mag gaan uitvoeren. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug en zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Huijben, voorzitter, mr. M. Kleijn Hesselink en mr. D.J. de Lange, leden, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2025.
griffier
Voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat in het hogerberoepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt. Na de genoemde termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage 1 – wetsartikelen van belang voor deze uitspraak
Invoeringswet Omgevingswet
- Artikel 4.62, tweede lid Als een projectplan niet onherroepelijk is, blijft het oude recht daarop van toepassing als een ontwerp daarvan voor de inwerkingtreding van afdeling 5.1 van de Omgevingswet ter inzage is gelegd.
Crisis- en herstelwet (Chw)
- Artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder aAfdeling 2 is van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten.
- Bijlage, onder 7.3 Aanleg of wijziging van waterstaatswerken als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de waterkering of artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet.
Waterwet
- Artikel 5.4, eerste en tweede lid1. De aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder geschiedt overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. Met de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk wordt gelijkgesteld de uitvoering van een werk tot beïnvloeding van een grondwaterlichaam.2. Het plan bevat ten minste een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk. Voor in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen bevat het plan een inventarisatie van maatschappelijke functies en ambities en mogelijke innovaties waarmee de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk gecombineerd zou kunnen worden, inclusief de mogelijkheden om het desbetreffende werk middels een concessie voor werken of andere vorm van publiek-private samenwerking te realiseren.
- artikel 7.14, eerste lidAan degene die als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer schade lijdt of zal lijden, wordt op zijn verzoek door het betrokken bestuursorgaan een vergoeding toegekend, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.
Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 14 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3310 en van 25 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3946.
Beschrijving aangepast grondwatermodel voor gebiedsplan Raam (Kenmerk: N012-12711099BMP-V01-nda-NL).
ECLI:NL:RVS:2022:3757.
Zie overweging 44.2 van de uitspraak van de Afdeling van 13 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2021:45 (Leegveld), en de uitspraak van 20 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2059 (De Bult). | Link naar deze uitspraak
|
| | |
|
|