Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBROT:2025:13713 
 
Datum uitspraak:27-11-2025
Datum gepubliceerd:08-12-2025
Instantie:Rechtbank Rotterdam
Zaaknummers:ROT 24/8812
Rechtsgebied:Bestuursstrafrecht
Indicatie:Wet dieren. Bestuurlijke boete van € 2.500,- omdat het vervoermiddel dat werd gebruikt onvoldoende was gereinigd en ontsmet. Rapport van bevindingen inhoudelijk niet betwist. Er hoeft geen sprake te zijn van een exact gelijk geval om te kunnen spreken van een herhaalde overtreding. Het moet gaan om een overtreding van dezelfde wettelijke norm of van een wettelijke norm die betrekking heeft op vergelijkbare gedragingen dan wel om een overtreding van een wettelijke norm die hetzelfde doel beoogt. Daaraan is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. Daarom is sprake van een herhaalde overtreding. De minister was op grond van het Specifiek interventiebeleid bevoegd om daarvoor een bestuurlijke boete op te leggen en hoefde dit maal niet te volstaan met een waarschuwing. Geen sprake van vooringenomenheid. Beroep ongegrond.
Trefwoorden:eieren
landbouw
landbouw, natuur en voedselkwaliteit
pluimvee
varkens
 
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 24/8812

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2025 in de zaak tussen
Agri 4+ B.V. thans Pigarné B.V., uit Lichtenvoorde, eiseres
(gemachtigde: mr. F.J.M. Kobossen),

en


de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, voorheen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister
(gemachtigde: mr. A.F.D. Weken).


Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een bestuurlijke boete van € 2.500,- die de minister aan eiseres heeft opgelegd vanwege een overtreding van bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften. Eiseres is het niet eens met die boete. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de rechtmatigheid van de boete.


1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister bevoegd was om aan eiseres een bestuurlijke boete op te leggen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.



1.2.
Onder 2. staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3. en 4. staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 5. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.



1.3.
De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.




Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 26 augustus 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij het boetebesluit gebleven.


2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.



2.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.



2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.




Voorgeschiedenis

3. De minister heeft eiseres op 8 december 2022 een schriftelijke waarschuwing gegeven vanwege overtreding van artikel 2.10d van het Besluit houders van dieren, gelet op artikel 2.5, tweede lid, van de Wet dieren in verbinding met artikel 1, onder 2º, van de Wet op de economische delicten (WED). In deze schriftelijke waarschuwing staat onder meer het volgende:

“(…) Bevinding(en):
Op 28 november 2022 tussen 6.30 en 8.30 uur hebben inspecteurs van de NVWA steekproefsgewijs een aantal vervoermiddelen die het vleesverwerkingsbedrijf Agri4+, gelegen aan de [adres], hadden verlaten na het lossen van varkens, zijnde landdieren, gecontroleerd op de kwaliteit van de uitgevoerde reiniging en ontsmetting. Tijdens deze controles is gebleken dat onvoldoende toezicht op de reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen na lossing op het slachthuis is gehouden. (…)


Korte omschrijving van het feit:
Het als exploitant van een slachthuis niet deugdelijk uitvoeren van en/of waarborgen dat vervoermiddelen deugdelijk gereinigd en ontsmet worden volgens een daartoe opgesteld protocol en op zodanige wijze dat de bioveiligheid niet in gevaar komt. Het afgeven van een bewijs van reiniging en ontsmetting bij vervoermiddelen terwijl de reiniging en ontsmetting van het vervoermiddel niet deugdelijk is uitgevoerd.

Mocht bij een volgende (her)inspectie weer niet voldaan zijn aan de geldende regelgeving, dan kan dit op grond van de wetgeving en het NVWA interventiebeleid leiden tot een bestuurlijke sanctie en/of een strafrechtelijk traject. (…)”



Totstandkoming van het besluit
4. De minister heeft het boetebesluit gebaseerd op een rapport van bevindingen van 1 maart 2023 ([nummer 1]), opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Hierin staat onder meer het volgende:

“(…) Bevindingen:
Wij (…), zagen op dinsdag 07 februari 2023 omstreeks 12:15 uur een voertuig dat wij herkenden, gelet op de karakteristieke bouwwijze, als een voertuig dat is gebouwd en ingericht voor het vervoer van dieren, hierna te noemen vervoermiddel. (…) Ik (…) zag dat het vervoermiddel was voorzien van het Nederlandse kenteken: [kenteken] (…)

Wij (…) hebben geconstateerd dat het vervoermiddel op diverse plekken onvoldoende was gereinigd. Ik (…) confronteerde de chauffeur met de verontreiniging die aangetroffen was. De verontreiniging herkende wij (…) zijnde mest van de landdieren varkens, door de uiterlijke kenmerken. Van het vervoermiddel en de laadruimte heb ik (…) enkele foto's gemaakt welk onbewerkt maar in grootte kunnen zijn aangepast, in de vorm van een fotoblad als bijlage -2- aan dit rapport van bevindingen is toegevoegd.

Op verzoek van mij (…) kon de chauffeur zijn reiniging en ontsmetting registratie overhandigen. Ik (…) constateerde dat de reiniging en ontsmetting wasplaats, Agri 4+, [adres] een stempel en paraaf had geplaatst op dinsdag 07 februari 2023 om 11:56 uur. Van het na het reinigen en ontsmetten van het vervoermiddel te Lichtenvoorde verkregen bewijs van reiniging en ontsmetting heb ik (…) een foto gemaakt welke onbewerkt als bijlage -3- aan dit rapport van bevindingen is toegevoegd. (…)

Op mijn (…) verzoek tot inzage in het reiniging en ontsmetting register van de overtredende onderneming Agri 4+, zagen wij (…) dat voornoemd vervoermiddel was geregistreerd en gecontroleerd door de toezichthouder van de overtredende onderneming Agri 4+. Van voorgenoemd register heb ik (…) een foto gemaakt welke niet bewerkt is en een ingezoomde foto welke bewerkt is toegevoegd als bijlage -4- van dit rapport van bevindingen. (…)

Vanuit de ons (…) beschikbare administratie binnen de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit is gebleken dat voor een soortgelijk feit op 28 november 2022 de overtredende onderneming Agri 4+, reeds een schriftelijke waarschuwing is aangezegd. Een kopie van voornoemde schriftelijke waarschuwing voorzien van kenmerk: [nummer 2] is opgenomen als bijlage -5- aan dit rapport van bevindingen. (…)”


4.1.
Op 27 februari 2024 heeft de minister zijn voornemen kenbaar gemaakt om aan eiseres een bestuurlijke boete op te leggen. Eiseres heeft op 21 maart 2024 een zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht.



4.2.
Bij besluit van 5 april 2024 (boetezaaknummer [nummer 3]) heeft de minister aan eiseres een bestuurlijke boete van € 2.500,- opgelegd vanwege het volgende beboetbare feit:
Het vervoermiddel dat werd gebruikt voor het vervoer van gehouden landdieren, is onvoldoende gereinigd en ontsmet. Volgens de minister heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 1.14, onder z, van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren en artikel 4, onder b, van de Verordening (EU) 2020/688 (Vo. 2020/688).



4.3.
Het bestreden besluit berust – samengevat – op de volgende overwegingen.
De verontreiniging werd door de inspecteurs herkend als mest van varkens. Weliswaar is gebleken dat er reiniging heeft plaatsgevonden, maar deze reiniging was onvoldoende aangezien er nog vervuiling aanwezig was. Op 28 november 2022 is tijdens een inspectie bij de onderneming geconstateerd dat na het lossen van varkens het transportvoertuig onvoldoende was gereinigd en ontsmet. Eiseres heeft daarvoor op 8 december 2022 een waarschuwing gekregen. De huidige overtreding is aangemerkt als een herhaalde overtreding, te weten een overtreding van dezelfde wettelijke norm of van een wettelijke norm die betrekking heeft op vergelijkbare gedragingen die bij de overtreder binnen de daaraan voorafgaande periode van twee jaren eerder is geconstateerd. Er hoeft geen sprake te zijn van een exact gelijk geval om te kunnen spreken van een herhaalde overtreding.




Beoordeling door de rechtbank


Heeft de minister bewezen dat eiseres de overtreding heeft begaan?

5. Eiseres voert aan dat de minister, in strijd met de rechtspraak over het klakkeloos volgen van de inhoud van een rapport van bevindingen, nalaat om in te gaan op de inhoud van het bezwaarschrift. Van een overtreding is geen sprake, er is tijdig en op juiste wijze ontsmet en gereinigd. Het onderliggend rapport van bevindingen omvat ook geen vaststelling van een feitencomplex dat zou moeten leiden tot beboeting.


5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.



5.2.
Uit vaste rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven volgt dat in gevallen als deze, waarin een boete is opgelegd, de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, rust op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. In beginsel mag een bestuursorgaan uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig worden voorbijgegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.



5.3.
De rechtbank ziet in beginsel geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen door de toezichthoudend dierenarts. Eiseres heeft het rapport van bevindingen ook niet inhoudelijk betwist.



5.4.
De minister is in het bestreden besluit uitgebreid ingegaan op de bezwaargronden, zoals het standpunt over de aard van de verontreiniging – volgens eiseres: vogelpoep en een minuscuul stukje modder – en de stelling van eiseres dat negentien minuten voor de controle nog was gereinigd. De minister gaat echter niet mee in het standpunt van eiseres, kort gezegd omdat de toezichthouders de verontreiniging herkenden als varkensmest. De rechtbank stelt vast dat dit inderdaad blijkt uit pagina 1 onderaan van het rapport van bevindingen. Het punt is bovendien niet dat het vervoersmiddel in het geheel niet was gereinigd en ontsmet, maar dat het onvoldoende was gereinigd en ontsmet. Dat de minister eiseres – gemotiveerd – niet volgt in haar standpunt, betekent niet dat sprake is van het klakkeloos volgen van een rapport van bevindingen.



5.5.
Foto’s 2, 3 en 4 bevestigen bovendien wat de toezichthouders hebben opgeschreven. De stelling in bezwaar dat het reinigen en ontsmetten ook weer zou gebeuren vóórdat een nieuw transport zou gaan plaatsvinden, kan niet afdoen aan de geconstateerde overtreding. In artikel 4, aanhef en onder b, van Vo. 2020/688 staat namelijk ook dat vervoermiddelen die worden gebruikt voor het vervoer van gehouden landdieren zo snel mogelijk na elk vervoer van dieren worden gereinigd en ontsmet. Uit het rapport van bevindingen blijkt dat aan dat vereiste niet was voldaan.



Is sprake van een herhaalde overtreding waarvoor de minister een boete kon opleggen?

6. Eiseres voert aan dat, mocht er al sprake zijn van een overtreding, de minister dan maximaal een waarschuwing had kunnen geven. De waarschuwing van 8 december 2022 ziet op een ander verwijt, een andere wettelijke grondslag en een ander beoordelingskader. De steekproefsgewijze controle van 28 november 2022 tussen 6:30 en 8:30 uur kan bovendien niet in verband worden gebracht met de als bijlage bij de waarschuwing gevoegde foto van een document dat ziet op reiniging op een later tijdstip, te weten 8:57 uur.



6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.



6.2.
In het verweerschrift heeft de minister toegelicht dat in de schriftelijke waarschuwing inderdaad het tijdsblok "tussen 6:30 en 8:30" staat vermeld als de periode van inspectie, maar dat uit navraag bij de toezichthouder is gebleken dat dit het geplande tijdsblok was. In werkelijkheid zijn de toezichthouders langer gebleven. De minister heeft in het verweerschrift verwezen naar een rapport van bevindingen dat is opgemaakt tegen de vervoerder, waaruit volgt dat de controle heeft plaatsgevonden tussen 6:30 en 9:00 uur. Uit het rapport van bevindingen blijkt ook dat de toezichthouders dit specifieke voertuig opmerkten om 8:55 uur. Dit rapport van bevindingen is als bijlage 1 bij het verweerschrift gevoegd. Eiseres heeft deze toelichting door de minister niet betwist. De rechtbank volgt de minister in diens standpunt dat hieruit voldoende blijkt dat het document dat ziet op de reiniging en ontsmetting betrekking heeft op de geconstateerde overtreding.



6.3.
Met betrekking tot de vraag of sprake is van soortgelijke overtredingen oordeelt de rechtbank als volgt.


6.3.1.
In het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 staat het volgende:





“Artikel 4.3 Herhaalde overtreding
1. Als herhaalde overtreding wordt aangemerkt een overtreding van dezelfde wettelijke norm, of van een wettelijke norm die betrekking heeft op vergelijkbare gedragingen, die bij de overtreder binnen de daaraan voorafgaande periode van twee jaren eerder is geconstateerd.
2. In specifiek interventiebeleid kunnen wettelijke normen worden aangewezen die betrekking hebben op vergelijkbare gedragingen.
3. Voor bedrijven met hoogfrequent en permanent toezicht kan in specifiek interventiebeleid van de voorafgaande periode, bedoeld in het eerste lid, worden afgeweken.”

In het Specifiek interventiebeleid diergezondheid (IB02-SPEC 16, versie 01) staat het volgende:



“3.3 Herhaalde overtreding
1. Als herhaalde overtreding wordt aangemerkt een overtreding van een wettelijke norm die hetzelfde doel beoogt die bij de overtreder binnen de daaraan voorafgaande periode van twee jaren eerder is geconstateerd. Met hetzelfde doel wordt bedoeld overtredingen uit hetzelfde deel van Verordening (EU) 2016/429, zoals bijvoorbeeld tracering, monitoring of verplaatsingen.
2. Als ‘wettelijke normen die hetzelfde doel beogen’ worden aangemerkt: wettelijke normen met betrekking tot bijvoorbeeld identificatie en registratie van dieren of salmonella.”


6.3.2.
De minister stelt in het bestreden besluit dus terecht dat er geen sprake hoeft te zijn van een exact gelijk geval om te kunnen spreken van een herhaalde overtreding. Het moet gaan om een overtreding van dezelfde wettelijke norm of van een wettelijke norm die betrekking heeft op vergelijkbare gedragingen die bij de overtreder binnen de daaraan voorafgaande periode van twee jaren eerder is geconstateerd, dan wel om een overtreding van een wettelijke norm die hetzelfde doel beoogt, die bij de overtreder binnen de daaraan voorafgaande periode van twee jaren eerder is geconstateerd.



6.3.3.
Daaraan is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. Bij het boetebesluit heeft de minister als bijlagen de schriftelijke waarschuwing van 8 december 2022 en een zestal foto’s behorende bij die schriftelijke waarschuwing gevoegd. Op foto’s 3 en 4 is de laadruimte van een veetrailer te zien en is te zien dat de laadvloer, het stro en de zijwanden van de trailer zijn verontreinigd met uitwerpselen (mest van dieren). Dit komt overeen met de korte omschrijving van het feit zoals opgenomen in de schriftelijke waarschuwing: het afgeven van een bewijs van reiniging en ontsmetting bij vervoermiddelen terwijl de reiniging en ontsmetting van het vervoermiddel niet deugdelijk is uitgevoerd. Ook in de waarschuwing is dus geconstateerd en is eiseres verweten dat zij als exploitant van een slachthuis niet deugdelijk heeft uitgevoerd en/of erop heeft toegezien dat vervoermiddelen voor het vervoer van dieren na lossing op het slachthuis goed zijn gereinigd en ontsmet. Er is dan ook sprake van vergelijkbare gedragingen en de overtreden wettelijke normen beogen ook hetzelfde doel, namelijk bescherming van de diergezondheid. Het is daarom niet doorslaggevend dat de schriftelijke waarschuwing is gebaseerd op overtreding van andere wettelijke bepalingen dan de boete in deze zaak.



6.4.
Verder is van belang dat een schriftelijke waarschuwing volgens regel 16R026220 van het Specifiek interventiebeleid dierengezondheid de aangewezen interventie is bij een eerste overtreding. Dat is anders bij een herhaalde overtreding, waar in dit geval sprake van is.



6.5.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat sprake is van een herhaalde overtreding, dat de minister in op grond van het Specifiek interventiebeleid bevoegd was om daarvoor een bestuurlijke boete op te leggen en dat hij dit maal niet hoefde te volstaan met een waarschuwing.


Heeft de minister het boetebesluit onafhankelijk heroverwogen?

7. Eiseres voert aan dat de minister, vóór het horen in bezwaar, al is gekomen tot
aanmaningen en bijbehorende kosten. Hiermee bevestigt de minister dat in bezwaar niet onafhankelijk een heroverweging plaatsvindt, maar dat het voor de bühne is. Eiseres ziet nier in waarom anders zou worden gekozen voor het inschakelen van deurwaarders, anders dan dat de minister al weet hoe de beslissing op bezwaar zal luiden.



7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.


7.1.1.
De verplichting voor eiseres om de boete te betalen is steeds blijven bestaan, omdat bezwaar en beroep op grond van artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen schorsende werking hadden. Ter zitting heeft de gemachtigde van de minister verklaard dat een bezwaarjurist geen bemoeienis heeft met het incassotraject. De rechtbank heeft geen aanleiding om dit niet van haar aan te nemen.



7.1.2.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de minister in voorkomende gevallen het bezwaar gegrond verklaart en de boete terugbetaalt. Dit komt overigens ook voor in zaken van deze gemachtigde. Uit de omstandigheid dat de minister daar in deze zaak kennelijk geen aanleiding voor heeft gezien, kan niet worden afgeleid dat de heroverweging in bezwaar van het boetebesluit dus met vooringenomenheid heeft plaatsgevonden.

8. De conclusie is dan ook dat de minister deugdelijk heeft vastgesteld dat eiseres de overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 1.14, onder z, van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren, artikel 4, onder b, van Vo. 2020/688 heeft begaan. De minister was daarom bevoegd voor die overtreding een bestuurlijke boete aan eiseres op te leggen. Wat eiseres heeft aangevoerd maakt niet dat de overtreding haar niet, of minder, kan worden verweten.


Hoogte en evenredigheid van de boete

9. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd die zien op de hoogte van het boetebedrag. Zij heeft ook geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de hoogte van de opgelegde bestuurlijke boete onevenredig moet worden geacht, bijvoorbeeld in verband met de financiële situatie van de onderneming. Daarom heeft de minister geen aanleiding hoeven zien om met toepassing van artikel 5:46, derde lid, van de Awb af te wijken van het wettelijk stelsel van gefixeerde boetes.





Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de opgelegde bestuurlijke boete van in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.




Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2025.












griffier


rechter







Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:




Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.



Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving


Algemene wet bestuursrecht


Artikel 5:46, eerste en derde lid

1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.


Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688


Artikel 4

De exploitanten, met inbegrip van de vervoerders, zien erop toe dat de vervoermiddelen die worden gebruikt voor het vervoer van gehouden landdieren of broedeieren, met uitzondering van de vervoermiddelen voor de in artikel 6 bedoelde landdieren:
a. a) zo gebouwd zijn dat:
i) de dieren niet kunnen ontsnappen en de broedeieren er niet uit kunnen vallen;
ii) de ruimte waar de dieren worden gehouden visueel kan worden gecontroleerd;
iii) het verlies van dierlijke uitwerpselen, strooisel of voeder wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt;
iv) het ontsnappen van veren van pluimvee en in gevangenschap levende vogels wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt;
b) zo snel mogelijk na elk vervoer van dieren, broedeieren of andere voorwerpen die een risico voor de diergezondheid vormen, worden gereinigd en ontsmet en vóór een nieuwe lading van dieren of broed eieren indien nodig opnieuw worden gereinigd en ontsmet en in elk geval actief of passief worden gedroogd.


Wet dieren


Artikel 6.2, eerste lid

Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen en EU-besluiten betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.


Artikel 8.6

1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. overtreding: gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens:
1°. de artikelen (…) 3.1, (…);
2°. een van de bepalingen, bedoeld in onderdeel a, in samenhang met de artikelen 6.2, eerste lid (…);
b. overtreder: degene die de overtreding pleegt of mede pleegt.
2. Indien een overtreding is gepleegd door een rechtspersoon, wordt onder overtreder mede verstaan: degene die tot de overtreding opdracht heeft gegeven of daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.


Artikel 8.7

Onze Minister kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.



Artikel 8.8, eerste lid

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen kan worden opgelegd.


Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren


Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c

De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze Minister aan een overtreder voor een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën vastgesteld:
c. categorie 3: € 2500.


Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren


Artikel 1.2

De hoogte van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit, wordt vastgesteld overeenkomstig de bedragen die horen bij de boetecategorieën die in de bijlage bij deze regeling voor desbetreffende overtredingen zijn vastgelegd.


Artikel 1.14, aanhef en onder z

Als voorschriften van EU-verordeningen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet zijn aangewezen:
z. van verordening (EU) nr. 2020/688:
– artikel 4;


Bijlage als bedoeld in artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren

Verordening (EU) nr. 2020/688 Categorie
Artikel 4, onderdeel b 3


Bijvoorbeeld de uitspraak van 11 juni 2024, ECLI:NL:CBB:2024:390.


Artikel 2.10d van het Besluit houders van dieren, artikel 2.5, tweede lid, van de Wet dieren in verbinding met artikel 1 onder 2° van de WED.
Link naar deze uitspraak