Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:CBB:2025:642 
 
Datum uitspraak:09-12-2025
Datum gepubliceerd:09-12-2025
Instantie:College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zaaknummers:25/33
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:De subsidieaanvraag is terecht afgewezen, omdat het pand waarin de maatregelen zijn geplaatst direct voorafgaand aan de verbouwing nog een schuur was, en geen woning als bedoeld in artikel 4.5.1 van de Regeling. Het beroep is ongegrond.
Trefwoorden:lnv-subsidies
omgevingsvergunning
subsidies
Wetreferenties:Kaderwet EZ-, LVVN- en KGG-subsidies
 
Uitspraak
uitspraak












COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 25/33

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2025 in de zaak tussen

[naam], te [woonplaats]

en

de minister van Klimaat en Groene Groei
(gemachtigde: mr. M. Zweers)




Procesverloop

Met het besluit van 5 augustus 2024 heeft de minister de aanvraag van [naam] voor subsidie voor verschillende isolatiemaatregelen, een elektrische kookvoorziening en een warmtepomp afgewezen.

Met het besluit van 6 december 2024 heeft de minister het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard.


[naam] heeft hiertegen beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.




Overwegingen

1. [naam] is sinds 1 maart 2023 eigenaar van het pand [adres] in [woonplaats]. Hij heeft het pand, dat eerst een schuur was, omgebouwd tot woning. In februari 2024 heeft hij de woning betrokken. Op 21 juni 2024 heeft [naam] subsidie aangevraagd voor isolatiemaatregelen, een elektrische kookvoorziening en een warmtepomp voor de woning. Het gaat daarbij om investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) op grond van titel 4.5 van de Regeling nationale EZK-en LNV-subsidies (Regeling). De voorzieningen zijn in de periode augustus 2023 tot en met februari 2024 aangekocht en geïnstalleerd.

2 De minister heeft de subsidieaanvraag afgewezen, omdat het pand waarin de maatregelen zijn geplaatst direct voorafgaand aan de verbouwing nog een schuur was, en geen woning als bedoeld in artikel 4.5.1 van de Regeling. Volgens de minister is de Regeling specifiek bedoeld voor verduurzaming van bestaande woningen en daarvan is in dit geval geen sprake.

3 [naam] is het niet eens met de afwijzing van de subsidieaanvraag. Hij betoogt dat de minister de Regeling te strikt uitlegt. Op 7 december 2022 is een omgevingsvergunning verleend voor het omvormen van de schuur tot woning en per die datum behoorde de woning zodoende tot de bestaande woningvoorraad. Het was de bedoeling de woning in maart 2023 te betrekken. Dit is alleen om praktische redenen uitgesteld. Die keuze lijkt nu aan toekenning van de subsidie in de weg te staan. [naam] voert verder aan dat de minister ten onrechte geen coulance heeft betracht. [naam] deed het verzoek om coulance omdat de tekst van de Regeling volgens hem niet te vinden was op de website van de RVO en hier ook niet naar is verwezen. [naam] is hierdoor geconfronteerd met een afwijzingsgrond waarvan hij vooraf niet kon weten.


4.1
Het College is van oordeel dat de minister de subsidieaanvraag terecht heeft afgewezen, en legt hieronder uit waarom.



4.2
Uit artikel 4.5.2 van de Regeling, in samenhang met artikel 4.5.1 van de Regeling, zoals die gold ten tijde van de indiening van de aanvraag, volgt dat de minister onder voorwaarden subsidie kan verstrekken aan een eigenaar-bewoner die een woning in eigendom heeft en daar zijn hoofdverblijf heeft of direct na de renovatie van deze woning zal hebben. Onder het begrip ‘woning’ wordt op grond van artikel 4.5.1 van de Regeling, voor zover hier van belang, verstaan: een gebouwde onroerende zaak die, alvorens investering als bedoeld in deze titel plaatsvindt, een zelfstandige woongelegenheid vormt, en als zodanig bewoond is geweest, en is voorzien van een eigen toegang, keuken, bad of douche, en toilet.



4.3
Het College is van oordeel dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat het pand direct voorafgaand aan de investeringen geen woning was, maar een schuur. Zoals in de toelichting bij de Regeling is vermeld moet het gaan om een bestaande gebouwde onroerende zaak die ook als zodanig al in gebruik was. In de toelichting is vermeld dat geen subsidie kan worden aangevraagd voor een gebouw dat nog niet in gebruik was als woning maar getransformeerd wordt naar een woning, zoals in het geval van een schuur die wordt omgebouwd naar een woning (Staatscourant 2022, 32911). Het pand werd ook niet direct voorafgaand aan de investeringen bewoond; [naam] heeft de woning pas in februari 2024 betrokken. Om deze redenen is niet voldaan aan de voorwaarden voor verstrekking van de gevraagde subsidie.



4.4
Wat betreft het betoog van [naam] dat de minister in zijn geval ten onrechte geen coulance heeft betracht, wijst het College erop dat, indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor verstrekking van subsidie, zoals hier het geval is, de minister op grond van de Regeling gehouden is de aanvraag af te wijzen. Toepassing van de Regeling leidt hier dus tot afwijzing van de aanvraag. In dit geval is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die maken dat toepassing van de Regeling zozeer in strijd komt met het evenredigheidsbeginsel dat die toepassing achterwege moet blijven. Het betoog slaagt dan ook niet.



4.5
Ook het betoog van [naam] dat hij niet op de hoogte was van de in geding zijnde voorwaarde, omdat die niet op de website was vermeld en daar evenmin naar werd verwezen, leidt er niet toe dat de gevraagde subsidie – in strijd met de Regeling – had moeten worden verstrekt. Als aanvrager van de subsidie was het immers de verantwoordelijkheid van [naam] om zich op de hoogte te stellen van de voorwaarden zoals die golden ten tijde van het indienen van de aanvraag. Op de zitting is duidelijk geworden dat in elk geval via de huidige website van RVO gemakkelijk toegang kan worden verkregen tot de tekst van de Regeling, maar kon niet worden zekergesteld dat dit ook ten tijde van de indiening van de aanvraag van [naam] al het geval was. Ook als dat laatste niet zo was, geldt evenwel dat het hier gaat om een in de Staatscourant gepubliceerde regeling, waarvan [naam] kennis had kunnen nemen.

5 Het beroep is ongegrond.

6 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.





Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. J.L.W. Aerts, in aanwezigheid van mr. D. de Vries, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2025.







w.g. J.L.W. Aerts w.g. D. de Vries
Link naar deze uitspraak