|
|
|
| ECLI:NL:RBDHA:2025:23382 | | | | | Datum uitspraak | : | 04-11-2025 | | Datum gepubliceerd | : | 11-12-2025 | | Instantie | : | Rechtbank Den Haag | | Zaaknummers | : | SGR 23/7197 | | Rechtsgebied | : | Omgevingsrecht | | Indicatie | : | Omgevingsvergunning verleend voor de activiteit brandveilig gebruik ten behoeve van een school; Varkens in Nood; belanghebbendheid; relativiteitsvereiste; | | Trefwoorden | : | omgevingsvergunning | | | varkens | | | wabo | | | | Uitspraak | RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7197
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2025 in de zaak tussen
[eiser 1] en [eiser 2], uit [woonplaats], eisers (gemachtigde:mr. M. Godderij),
en
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, het college
(gemachtigde: mr. I. Ruitenbeek).
Samenvatting
1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers tegen het besluit van het college om een omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit brandveilig gebruik ten behoeve van de school aan de [adres] in Rijswijk. Eisers wonen in de buurt van de school en zijn het niet eens met de verleende omgevingsvergunning. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank verleende omgevingsvergunning.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eisers zich niet kunnen beroepen op de regels die gaan over het brandveilig gebruik van de school. Deze regels strekken ter bescherming van de gebruikers van de school en niet ter bescherming van eisers. Dit betekent dat aan eisers het relativiteitsvereiste wordt tegenworpen en de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van hun beroepsgronden. Eisers krijgen daarom geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesverloop
2. Het college heeft op 22 juni 2023 een ontwerpbesluit ter inzage gelegd. Dit ontwerpbesluit bevatte een voornemen om een omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit brandveilig gebruik ten behoeve van de school aan de [adres] in Rijswijk. De termijn voor het indienen van zienswijzen over dit ontwerpbesluit liep tot en met 3 augustus 2023.
2.1.
Eisers hebben op 2 augustus 2023 een zienswijze ingediend.
2.2.
Bij besluit van 3 augustus 2023 (het bestreden besluit I) heeft het college de omgevingsvergunning verleend. In dit besluit staat dat geen zienswijzen over het ontwerpbesluit zijn ingediend. Dit besluit is op 15 september 2023 bekendgemaakt en gepubliceerd.
2.3.
Eisers hebben, gelet op de publicatiedatum, tijdig beroep ingesteld tegen het bestreden besluit I.
2.4.
Met het besluit van 22 februari 2024 (het bestreden besluit II) heeft het college het bestreden besluit I vervangen en heeft het college de zienswijze van eisers alsnog beoordeeld. Met het bestreden besluit II heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning opnieuw verleend.
2.5.
Het beroep van eisers is gelet op artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van rechtswege ook gericht tegen het bestreden besluit II.
2.6.
Het college heeft een verweerschrift ingediend. Eisers hebben nadere stukken overgelegd.
2.7.
De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2025 op zitting behandeld. Het beroep is tegelijk behandeld met de beroepen met zaaknummers 23/1141 en 23/7725. Eisers zijn verschenen met hun gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [naam 1], [naam 2] en [naam 3].
Beoordeling door de rechtbank
Bestreden besluit I
3. Eisers betogen dat bestreden besluit I vernietigd moeten worden, omdat hun zienswijze van 2 augustus 2023 ten onrechte niet is betrokken bij de besluitvorming.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat het college het bestreden besluit I met het bestreden besluit II heeft ingetrokken en vervangen. Gelet hierop hebben eisers geen procesbelang meer bij hun beroep tegen het bestreden besluit I. Het beroep van eisers tegen het bestreden besluit I is daarom niet-ontvankelijk.
3.2.
De rechtbank overweegt dat het bestreden besluit I is ingetrokken naar aanleiding van het beroep van eisers. De rechtbank ziet daarom aanleiding om het college te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht van eisers.
Het bestreden besluit II
Overgangsrecht Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
4.1.
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 26 april 2023. Dat betekent dat in deze zaak de Wabo van toepassing blijft.
Belanghebbendheid
5. Het college stelt zich op het standpunt dat eisers niet als belanghebbende aangemerkt kunnen worden. Het college stelt zich op het standpunt dat eisers op circa 80 meter afstand van de school wonen en dat zij niet woonachtig zijn binnen de invloedssfeer van een mogelijke brand. Volgens het college hebben eisers daarom geen persoonlijk belang bij het bestreden besluit II.
5.1.
Bij uitspraak van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, onder 4.3 tot en met 4.8, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de raad van State (de Afdeling) - tegen de achtergrond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7 - overwogen dat aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is, maar die wel een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit op basis van de in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid daartoe, in beroep niet zal worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is. Nu eisers op 2 augustus 2023 een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht, kan hen daarom niet worden tegenworpen dat zij geen belanghebbende zijn. Het beroep is daarom ontvankelijk.
Relativiteitsvereiste
6. Artikel 8:69a van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter een besluit niet mag vernietigen op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Blijkens de parlementaire geschiedenis heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de eisende partij door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de eisende partij.
6.1.
Volgens artikel 2.1, eerste lid, onder d van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken in met
het oog op de brandveiligheid bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen. De omgevingsvergunning wordt op grond van artikel 2.13 van de Wabo geweigerd indien de brandveiligheid met het oog op het voorziene gebruik van het bouwwerk niet voldoende verzekerd is.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit II ziet op de activiteit brandveilig gebruik ten behoeve van de school aan de [adres] in Rijswijk. De rechtbank overweegt dat de regels over het brandveilig gebruik strekken tot bescherming van de belangen van eigenaren en gebruikers van het gebouw waarvoor die regels gelden en eigenaren en gebruikers van belendende gebouwen. Vast staat dat tussen de school en de woning van eisers een weg en verschillende andere woningen liggen, zodat de woning van eisers niet als een aan de school belendend gebouw kan worden aangemerkt. De rechtbank acht het gelet op de afstand van 80 meter tussen de school en de woning van eisers ook niet aannemelijk dat een brand in de school zich zal uitbreiden naar de woning van eisers. De brandveiligheidsregels strekken daarom kennelijk niet tot bescherming van het belang van eisers. Dit betekent dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan vernietiging van het bestreden besluit II.
6.3.
Dat bestreden besluit II is voorbereid met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure en eisers een zienswijze hebben ingediend, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de jurisprudentie van de Afdeling volgt dat ook in dat geval het relativiteitsvereiste kan worden tegengeworpen.
6.4.
De beroepsgronden van eisers kunnen daarom niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit II. Het beroep tegen bestreden besluit II is reeds hierom ongegrond.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep van eisers tegen het bestreden besluit I is niet-ontvankelijk. Het beroep van eisers tegen het bestreden besluit II is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen.
7.1.
Zoals volgt uit 3.2 ziet de rechtbank aanleiding om het college te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.931,-, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 907,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 en daarnaast verletkosten voor het bijwonen van de zitting ter waarde van € 117,-. Het college moet verder het door eisers betaalde griffierecht vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep van eisers, voor zover gericht tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
verklaart het beroep van eisers, voor zover gericht tegen het bestreden besluit II ongegrond;
bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden;
veroordeelt het college in de proceskoten van eisers ter hoogte van € 1.931,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Klein, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20.
Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706
Zie de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953. | Link naar deze uitspraak
|
| | |
|
|