|
|
|
| ECLI:NL:RBROT:2025:14639 | | | | | Datum uitspraak | : | 08-12-2025 | | Datum gepubliceerd | : | 15-12-2025 | | Instantie | : | Rechtbank Rotterdam | | Zaaknummers | : | ROT 25/8267 | | Rechtsgebied | : | Omgevingsrecht | | Indicatie | : | Omgevingsrecht. Milieu. Verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar tegen het besluit van de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur om een last onder bestuursdwang op te leggen aan verzoeker wegens het overnemen van twee kraagpapegaaien (Deroptyus accipitrinus) zonder dat de legale herkomst van deze dieren bekend is. Verzoek is afgewezen. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat verzoeker de legale herkomst van de kraagpapegaaien niet heeft aangetoond met de overdrachtsverklaring en het nummer van de open knijpring van de pop en het nummer van de microchiptransponder van de man, zodat sprake is van overtreding van artikel 8, eerste lid in samenhang met het vijfde lid, van de CITES-basisverordening en artikel 11.96, tweede lid, van het Bal. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het college had behoren af te zien van handhaving omdat dit onevenredig is. | | Trefwoorden | : | bestuursdwang | | | landbouw | | | vrijstelling | | | | Uitspraak | RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/8267
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 december 2025 in de zaak tussen
[verzoeker] , uit Strijen, verzoeker
(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ),
en
de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, namens deze de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) (hierna: de staatssecretaris)
(gemachtigden: drs. E.S.M. Slot, mr. S.F. Hu en mr. N. Hoek).
Procesverloop
1. Met het besluit van 30 september 2025 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd wegens het overnemen van twee kraagpapegaaien (Deroptyus accipitrinus) die zijn voorzien van microchiptransponder met nummer [nummer 1] (man) en nummer [nummer 2] (vrouwelijke vogel: pop) zonder dat de legale herkomst van deze dieren bekend is. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigden van verzoeker en de gemachtigden van de staatssecretaris en [naam 3] .
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoeker.
2.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Totstandkoming van het besluit
3. Verzoeker houdt verschillende soorten papegaaien. Op 12 en 26 mei 2025 heeft een inspecteur van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij verzoeker onder meer een ronde gemaakt bij de twee locaties waar verzoeker vogels houdt. Naar aanleiding van deze controle is naderhand aan verzoeker gevraagd om documentatie over de legale herkomst van onder meer het aangetroffen koppel kraagpapegaaien aan te leveren. Verzoeker heeft daarover verklaard dat hij de kraagpapegaaien enkele jaren geleden van een bekende, [naam 4] , heeft overgenomen, die al jaren de jongen van het koppel verkocht en ging stoppen met zijn hobby. Op 22 augustus 2025 heeft [naam 4] aan de staatssecretaris bevestigd dat hij begin 2020 (2 januari 2020) de kraagpapegaaien heeft overgedragen aan verzoeker. Hij had ze zelf in 2013 of 2014 van een oudere man overgenomen, met wie hij via het internet in contact was gekomen. De RVO heeft geen contactgegevens van deze persoon ontvangen. Op 25 augustus 2025 heeft verzoeker de RVO laten weten dat hij het koppel wilde verkopen aan een vriend in Italië en daarom, vanwege TRACES en dergelijke, met de vogels naar de dierenarts ging om ze te laten voorzien van een microchiptransponder. De man bleek al een microchiptransponder te hebben, de pop had die nog niet. Verder draagt de pop een open knijpring. Verzoeker heeft na het voornemen tot het opleggen van de last onder bestuursdwang geen nadere gegevens over de herkomst van de vogels kunnen overleggen.
3.1.
Volgens de staatssecretaris bieden het microchiptranspondernummer van het mannelijke dier en het nummer van de knijpring van het vrouwelijke dier geen aanknopingspunten die de legale kweekstatus en herkomst van het koppel kraagpapegaaien kunnen aantonen, zodat de staatssecretaris tot handhaving is overgegaan. De staatssecretaris heeft verzoeker in het bestreden besluit gelast om vóór 15 oktober 2025 de legale herkomst van beide vogels aan te tonen. Dit kan verzoeker volgens de staatssecretaris doen door aan te tonen dat de twee kraagpapegaaien legaal gefokt (en dus niet uit het wild afkomstig) zijn. Verzoeker kan de legale herkomst bijvoorbeeld aantonen met een kopie van de CITES-invoervergunning waaruit blijkt dat de vogel of ouderdieren legaal is/zijn ingevoerd in de EU, of met documenten die de volgende informatie bevatten: de soort, het aantal specimen, merkteken, naam en adres van de kweker, geboortedatum of geschatte leeftijd, geslacht, originele handtekening van de laatste verkoper en datum van de transactie.
3.2.
Indien verzoeker niet aan de last onder bestuursdwang kan voldoen dan zal de staatssecretaris zelf de situatie herstellen door de twee kraagpapegaaien te laten meevoeren en opslaan. Verzoeker betaalt de kosten die de staatssecretaris hiervoor moet maken.
Toetsingskader
4. Dier- en plantsoorten in het wild die door handel worden bedreigd met uitsterven, hebben een beschermde status gekregen in The Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (het CITES-verdrag). Dit verdrag is in de Europese Unie uitgewerkt in Verordening (EG) nr. 338/97 (de CITES-basisverordening) en Verordening (EG) nr. 865/2006 (de CITES-uitvoeringsverordening). In de bijlagen A tot en met D bij de CITES-basisverordening zijn de dier- en plantsoorten aangewezen die Europees zijn beschermd. De kraagpapegaai (Deroptyus accipitrinus) is genoemd in Bijlage B van de CITES-basisverordening.
4.1.
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet (Ow) in werking getreden. Sindsdien is de CITES-regelgeving door de Nederlandse wetgever opgenomen in de Ow en uitgewerkt in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), meer specifiek in artikel 4.3, tweede lid, onder a, van de Ow, gelezen in combinatie met paragraaf 11.2.9 van het Bal.
4.2.
Vóór 1 januari 2024, ten tijde van het verkrijgen van de specimens door verzoeker, was de CITES-regelgeving opgenomen in de Wet natuurbescherming (Wnb) en verder uitgewerkt in het Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb). Deze wet- en regelgeving is met de inwerkingtreding van de Ow ingetrokken.
4.3.
Op grond van artikel 2.9, vierde lid, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet is oud recht (alleen) van toepassing op handhavingszaken wanneer voor de inwerkingtreding van de Ow een overtreding plaatsvond, is aangevangen of het gevaar voor een overtreding van het bepaalde bij en krachtens de Wnb klaarblijkelijk dreigde, en voor die overtreding een bestuurlijke sanctie is opgelegd of een schriftelijk voornemen daartoe is verzonden aan een belanghebbende.
4.4.
De staatssecretaris heeft op 17 september 2025, dus na 1 januari 2024, het voornemen kenbaar gemaakt om de last onder bestuursdwang op te leggen. Dat betekent dat het huidige recht van toepassing is op de last onder bestuursdwang en het bestreden besluit.
Geen overtreding
5. Verzoeker betoogt dat er geen sprake is van een overtreding, nu verzoeker de legale herkomst van de kraagpapegaaien genoegzaam heeft aangetoond door het overleggen van een overdrachtsverklaring waarin de identificatienummers van beide vogels zijn vermeld. Het mannelijk dier is voorzien van een microchiptransponder en het vrouwelijk dier draagt een open knijpring met nummer [nummer 3], destijds aangebracht door dierenarts [naam 5] , de vaste dierenarts van Animal Trading Company (ATC). ATC importeerde op regelmatige basis papegaaien en liet deze door dezelfde dierenarts endoscoperen om het geslacht vast te stellen. Verder wijst verzoeker erop dat uit de CITES Trade Database (UNEP-WCMC) blijkt dat tussen 1996 en 2004 jaarlijks tientallen tot honderden van de soort Deroptyus accipitrinus legaal in Nederland zijn ingevoerd, voornamelijk uit Suriname en Guyana. Het is dan ook volgens verzoeker aannemelijk dat de kraagpapegaaien of zelf uit legale import afkomstig zijn, of kweek zijn van dergelijke legaal ingevoerde ouderdieren. De overdrachtsverklaring vormt in de handel met Bijlage B-soorten het gebruikelijke en door toezichthouders jarenlang geaccepteerde bewijsdocument van legale herkomst. De knijpring draagt de codering E96, wat volgens verzoeker wijst op productiejaar 1996. Dat betekent volgens verzoeker dat de pop waarop de ring is aangebracht omstreeks 1996 is geboren of geïmporteerd. Deze datering sluit aan bij de inschatting dat het koppel circa 25 à 30 jaar oud is. De leeftijdsindicatie bevestigt dat de vogels reeds ruim vóór de huidige regelgeving (Omgevingswet en gewijzigde uitvoeringsbesluiten) zijn verworven en dus onder het destijds geldende CITES- en Wnb-regime vallen. Ten tijde van de overdracht op 2 januari 2020 gold een bewaarplicht van vijf jaar voor administratie en bescheiden inzake CITES-soorten. Deze plicht gold enkel voor de directe houder of handelaar en verviel na afloop van die termijn. Verzoeker heeft de overdrachtsverklaring correct bewaard, waarmee hij volledig heeft voldaan aan de destijds geldende verplichtingen. Van hem kan niet worden gevergd om bewijsstukken te overleggen die de vorige eigenaar, buiten zijn macht, rechtmatig niet langer hoefde te bewaren. Volgens verzoeker verlangt de staatssecretaris van verzoeker ten onrechte sluitend bewijs van de legale herkomst van de kraagpapegaaien. Dit is in strijd met artikel 8, vijfde lid, van de CITES-basisverordening. Volgens verzoeker ligt de bewijslast nu bij de staatssecretaris.
5.1.
Op grond van artikel 8, eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 8, vijfde lid, van de CITES-basisverordening is de aankoop, het te koop vragen, de verwerving voor commerciële doeleinden, het tentoonstellen voor commerciële doeleinden, het gebruik met winstoogmerk en het verkopen, het in bezit hebben met het oog op verkoop, het ten verkoop aanbieden of het vervoeren met het oog op verkoop van onder meer de kraagpapegaai verboden. Dit verbod geldt niet indien ten genoegen van de staatssecretaris is aangetoond dat die specimens verkregen werden en, indien zij niet uit de Gemeenschap afkomstig zijn, daarin werden binnengebracht overeenkomstig de geldende wetgeving inzake de instandhouding van de wilde flora en fauna. De staatssecretaris komt bij het toezicht op de naleving van dit verbod beoordelingsruimte toe die hij in overeenstemming met de verordeningen en de bedoelingen daarvan moet invullen. Aan de tekst van artikel 8, eerste en vijfde lid van de Basisverordening in combinatie met artikel 54 van de Uitvoeringsverordening kan verder worden ontleend dat het aan verzoeker is om aan te tonen dat de vogels een legale herkomst hebben. De Europese Commissie heeft Richtsnoeren geformuleerd over bewijs van legale verwerving voor levende dieren van in bijlage B genoemde diersoorten (Pb EU 2019/C 107/2, de Richtsnoeren).
5.2.
Artikel 11.93, eerste lid, van het Bal verbiedt onder meer het handelen in strijd met artikel 8, eerste lid in samenhang met het vijfde lid van de CITES-basisverordening. Verder is het verboden om een kraagpapegaai in bezit te hebben (artikel 11.96, tweede lid, van het Bal). Van dit verbod wordt vrijstelling verleend als sprake is van een aantoonbaar gefokte vogel (artikel 11.97, eerste lid, onder b, van het Bal). Op grond van artikel 11.97, derde lid, onder c, van het Bal geldt deze vrijstelling alleen als de kraagpapegaai aantoonbaar is gefokt of het product of het ei van een dergelijke vogel afkomstig is of de vogel, het product of het ei aantoonbaar met inachtneming van de CITES-basisverordening en de CITES-uitvoeringsverordening binnen het grondgebied van Nederland is gebracht of verkregen en is voldaan aan de administratieplicht als bedoeld in artikel 11.103 van het Bal in samenhang met artikel 4.32 van de Omgevingsregeling. Op deze administratieplicht gelden een aantal uitzonderingen, bijvoorbeeld voor gefokte vogels die zijn voorzien van een gesloten pootring (artikel 11.103, eerste lid, onder c, van het Bal).
5.3.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat verzoeker de legale herkomst van de kraagpapegaaien niet heeft aangetoond met de overdrachtsverklaring en het nummer van de open knijpring van de pop en het nummer van de microchiptransponder van de man, zodat sprake is van overtreding van artikel 8, eerste lid in samenhang met het vijfde lid, van de CITES-basisverordening en artikel 11.96, tweede lid, van het Bal. Uit de door verzoeker overgelegde gegevens kan de kweekstatus van de vogels niet worden afgeleid. Verzoeker heeft geen informatie over de kweker kunnen verschaffen en ook ontbreekt documentatie waaruit blijkt dat de vogels of de ouderdieren legaal zijn ingevoerd in de Europese Unie. Verder heeft verzoeker zijn standpunt dat een overdrachtsverklaring voorheen voldoende was om de legale herkomst aan te tonen niet aannemelijk gemaakt. Dit is door de staatssecretaris ook betwist. Ten tijde van de aankoop van de kraagpapegaaien door verzoeker golden de genoemde verplichtingen uit de CITES-basisverordening ook al. Een eventuele maximale bewaartermijn voor administratie ontslaat verzoeker niet van de verplichting om de legale herkomst van de dieren aan te tonen. In de enkele stelling van verzoeker dat vroeger onder meer geen invoervergunning dan wel geen nummer van de invoervergunning werd overhandigd ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding om het besluit evident onrechtmatig te achten.
Handhaving is onevenredig
6. Verzoeker betoogt dat het in beslag nemen van de kraagpapegaaien, onevenredig is, omdat de staatssecretaris ook op andere wijzen, toezicht kan uitoefenen, bijvoorbeeld toezicht ter plekke, verzegeling of een monitoringsbevel. Voorts is handhaving niet in het belang van de kraagpapegaaien, omdat gelet op de soort en de leeftijd, zij stressgevoelig zijn voor verhuizing.
6.1.
In hetgeen verzoeker aanvoert ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat het college had behoren af te zien van handhaving omdat dit onevenredig is. De last onder bestuursdwang is erop gericht dat de wettelijke bepalingen worden nageleefd. De wettelijke bepalingen hebben tot doel om bedreigde dier- en plantensoorten te beschermen door middel van de controle op internationale handel in specimens van deze soorten. De staatssecretaris ziet toe op de naleving van deze regelgeving en wil verdere handel of gebruik van de vogels de voorkomen. De voorzieningenrechter vindt de last onder bestuursdwang dan ook niet onevenredig, nu die erop gericht is om verzoeker de wettelijke bepalingen te laten nakomen.
Inbeslagname is een inbreuk op het eigendomsrecht
7. Verzoeker betoogt dat inbeslagname leidt tot een inbreuk op het eigendomsrecht (artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, EVRM). Verzoeker heeft niet ingestemd met het vrijwillig afstaan van de kraagpapegaaien.
7.1.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen (zie onder meer de uitspraak van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1125, onder 95.2) laat artikel 1 van het Eerste protocol bij het EVRM, waaruit volgt dat iedere natuurlijke of rechtspersoon recht heeft op het ongestoord genot van zijn eigendom, onverlet de toepassing van wetten die noodzakelijk kunnen worden geacht om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang. Het handhaven middels een last onder bestuursdwang op een overtreding van artikel 8, vijfde en eerste lid, van de CITES-basisverordening in samenhang met artikel 11.93 van het Bal en artikel 11.96, tweede lid, van het Bal is zo’n regulering. Zoals reeds onder 7.1 is overwogen hebben deze bepalingen tot doel om bedreigde dier- en plantensoorten te beschermen en artikel 8, zesde lid, van de CITES-basisverordening biedt de staatssecretaris ook geen andere mogelijkheid dan de vogels in beslag te nemen. Dit brengt met zich dat de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de staatssecretaris de inbeslagname van de kraagpapegaaien van verzoeker in het kader van het algemeen belang niet noodzakelijk heeft mogen achten en verzoekers belang niet op voldoende evenwichtige wijze heeft afgewogen. Geen grond bestaat voor het oordeel dat als gevolg van de inbeslagname het door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM beschermde eigendomsrecht van verzoeker is geschonden.
Conclusie en gevolgen
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de staatssecretaris door kan gaan met handhaven. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Fransen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Regenboog, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. | Link naar deze uitspraak
|
| | |
|
|