Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBGEL:2025:11067 
 
Datum uitspraak:18-12-2025
Datum gepubliceerd:26-12-2025
Instantie:Rechtbank Gelderland
Zaaknummers:ARN 24/9076
Rechtsgebied:Omgevingsrecht
Indicatie:Intrekking jachtakte. Weigering omgevingsvergunning jachtgeweeractiviteit. Minister mocht van proces-verbaal uitgaan. Vrees voor misbruik. Evenredigheid. Beroep ongegrond.
Trefwoorden:landbouw
landbouw, natuur en voedselkwaliteit
omgevingsvergunning
vrijstelling
 
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: ARN 24/9076
uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats 1], eiser
(gemachtigde: mr. W.J. Liebrand),

en

de minister van Justitie en Veiligheid
(gemachtigde: mr. I.M. Touwen).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: de korpschef.


Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de intrekking van de jachtakte van eiser en de weigering om een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit te verlenen. Eiser is het hier niet mee eens en voert hiertoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de intrekking van de jachtakte en de weigering van de omgevingsvergunning.


1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de jachtakte van eiser mocht worden ingetrokken en de aanvraag om een omgevingsvergunning mocht worden geweigerd. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.




Procesverloop

2. Op 29 maart 2024 heeft de korpschef de jachtakte van eiser ingetrokken. Ook heeft de korpschef geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen voor een jachtgeweeractiviteit.


2.1.
Met de beslissing van 7 november 2024 op het administratief beroep van eiser is de minister bij dat besluit gebleven.



2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op het administratief beroep. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft nadere stukken ingediend.



2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister samen met mr. S. van Wielink.




Beoordeling door de rechtbank


Waar gaat deze zaak over?

3. Eiser heeft op 1 april 2023 een jachtakte gekregen. Deze jachtakte was geldig tot 31 maart 2024.


3.1.
Op 29 november 2023 heeft de politie een melding gekregen dat een gezelschap jagers de horecagelegenheid [naam horecagelegenheid] in [plaats 2] (het café) binnen was gelopen. De jachtgeweren zijn daarbij ook mee naar binnen genomen. Een politieagent heeft daarop een controle uitgevoerd. Uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer [proces-verbaal nummer] blijkt dat verschillende jachtwapens verspreid lagen in het café. In het raamkozijn aan de voorzijde van het café zag de politieagent het dubbelloops hagelgeweer van eiser. Het geweer was gedeeltelijk afgedekt door een jas. Het gaat om een wapen van het merk Aya, kaliber 20, met nummer [nummer].



3.2.
De korpschef heeft op 25 januari 2024 een voornemen tot het intrekken van de jachtakte gestuurd naar eiser. Eiser heeft hierop zijn schriftelijke zienswijze kenbaar gemaakt met de brief van 27 februari 2024.



3.3.
Op 29 maart 2024 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit voor de periode 2024-2025.



3.4.
Met het besluit van 29 maart 2024 heeft de korpschef de jachtakte van eiser ingetrokken en geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen voor een jachtgeweeractiviteit, omdat er sprake is van vrees voor misbruik.



3.5.
Eiser heeft administratief beroep ingesteld tegen het besluit van de korpschef. Met de beslissing van 7 november 2024 op het administratief beroep is de minister bij de intrekking van de jachtakte en de weigering van de omgevingsvergunning gebleven.


Mocht de minister uitgaan van het proces-verbaal van bevindingen?

4. Eiser betoogt dat de vermelding in het proces-verbaal slechts gedeeltelijk klopt. Eiser had zijn wapen in de vensterbank gelegd om te drogen. Het lag er zonder foedraal, maar eiser had zijn jachtgeweer voorzien van een trekkerslot dat was voorzien van een cijfercode. De politieagent heeft vervolgens de jagersgroep bestempeld als ‘boefjes’, wat vooringenomenheid suggereert. De controle leek volgens eiser ook niet op een georganiseerde controle, want het onderzoek naar de wapens verliep chaotisch. Het is volgens eiser daarom mogelijk dat de politieagent zich heeft vergist. Ook heeft de politieagent niet in zijn aantekeningenboek opgeschreven hoe de wapens zijn opgeborgen. Dat de politieagent dit later uit zijn herinneringen aan het proces-verbaal heeft toegevoegd, kan volgens eiser niet betrouwbaar zijn. Eiser betoogt tot slot dat hij een klacht heeft ingediend tegen het optreden van de politieagent. Dit is volgens eiser van belang omdat dit voor de korpschef aanleiding had moeten zijn om nader onderzoek te doen naar het verloop van de controle en de door de politieagent geschetste omstandigheden.



4.1.
De rechtbank stelt voorop dat het vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is dat een bestuursorgaan, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid om een besluit zorgvuldig voor te bereiden, in beginsel mag afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover die bevindingen eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Als die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van de betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.



4.2.
De rechtbank stelt vast dat het tussen partijen niet in geschil is dat eiser zijn wapen in het café niet in een foedraal of wapenkoffer had opgeborgen. Eiser heeft weliswaar de juistheid van het proces-verbaal weersproken, maar betwist niet dat hij zijn wapen niet had opgeborgen. Dat de controle al dan niet chaotisch verliep en de politieagent nadien uit zijn herinneringen het proces-verbaal heeft opgemaakt, maakt niet dat aan het proces-verbaal geen betekenis kan worden toegekend. De rechtbank is van oordeel dat wat eiser verder heeft aangevoerd onvoldoende is voor twijfel aan de juistheid van de bevindingen die in het proces-verbaal zijn neergelegd. De ingediende klacht tegen de politieagent maakt dit ook niet anders, omdat de klacht niet in twijfel trekt dat eiser zijn wapen niet verpakt in het café had liggen. De minister mocht daarom uitgaan van dat wat in het proces-verbaal is vastgelegd. De beroepsgrond slaagt niet.


Heeft de minister kunnen concluderen dat sprake is van vrees voor misbruik?

5. Eiser betoogt dat geen sprake is van vrees voor misbruik. Eiser voert daartoe aan dat geen sprake is van handelen in strijd met de opbergvoorschriften zoals bedoeld in de Circulaire wapens en munitie 2019 (Circulaire). De opbergvoorschriften van de Circulaire zien op de eis dat wapens bij de jachtaktehouder thuis op een deugdelijke manier moeten worden bewaard. Dit volgt ook uit de artikelen 43c en 43d van de Regeling wapens en munitie (Rwm). Verder volgt uit artikel 44, tweede lid, onder a en b, van het Rwm een vrijstelling voor het vervoeren tussen de woning en de schietbaan en voor het zodanig verpakken van wapens en munitie dat deze niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend. Doordat er een trekkerslot op het wapen zat, zo betoogt eiser, voldoet hij aan die vrijstelling. Volgens eiser is een trekkerslot veel veiliger dan het opbergen in een foedraal. Zelfs als het wapen geladen is, kan het niet worden gebruikt. Een foedraal is volgens eiser niet meer dan een stuk canvas met een rits. Een wapen is daar makkelijk uit te halen. Bovendien was volgens eiser het café waar het jagersgezelschap aanwezig was, volledig afgehuurd en niet voor publiek toegankelijk. Op de zitting heeft eiser verwezen naar een uitspraak van 18 februari 2025 van rechtbank Midden-Nederland waarin staat dat de minister, in die zaak, onvoldoende heeft onderbouwd waarom het vervoeren in dichtgeritste binnenzak van een dichtgeritst ski-jack niet voldoet aan de regelgeving. De minister kon daarom volgens eiser niet tot de conclusie komen dat sprake is van vrees voor misbruik en dat het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer aan eiser kan worden toevertrouwd. Eiser betoogt daarom dat ten onrechte is overgegaan tot intrekking van de jachtakte en weigering van de gevraagde omgevingsvergunning.



5.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat er sprake is van het niet verpakt aanwezig hebben van een wapen in een café. De Wet wapens en munitie (WWM) voorziet niet in de mogelijkheid om tijdens de jacht te pauzeren in een eetgelegenheid en de wapens mee naar binnen te nemen. Anders dan eiser betoogt, valt het tijdens een pauze meenemen van een wapen in een café strikt genomen niet onder het vervoeren van wapens en munitie. Omdat in de praktijk behoefte was aan duidelijkheid over regels over het bij zich hebben van wapens tijdens een jachtdag, is in 2007 het ‘101-vragenboekje’ tot stand gekomen. Dit is in samenspraak met de jagersvereniging, de politie en het (destijds) ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tot stand gekomen. Dit boekje heeft niet de status van wet- en regelgeving. Het geeft volgens de minister wel richtlijnen op basis waarvan het gerechtvaardigd vertrouwen kan ontstaan dat men met een wapen een café binnen kan om tijdens een jachtdag te lunchen. Volgens de minister is het dan wel essentieel dat er naar de instructie uit dit boekje wordt gehandeld:

Vraag 10.18 Geweer na de jacht (uitgave Jagersvereniging en Ministerie LNV, 2007)


Mag een geweer in de auto blijven liggen als er na de jacht iets wordt gedronken in een café?


Nee dit mag niet. Het geweer moet in een foedraal onder direct toezicht blijven van de jachtaktehouder, dus het café mee innemen. Het advies daarbij is om vooraf bij de uitbater van het café te informeren of dit gelegen komt.

Deze omschrijving komt volgens de minister overeen met de omschrijving in paragraaf A1.3.1. van de Circulaire. Volgens de minister laat het feit dat er een trekkerslot om het wapen zat onverlet dat het wapen van eiser onverpakt was. Daarmee heeft eiser er in een openbare ruimte voor gekozen om zijn wapen niet volgens de gangbare voorschriften op te bergen en ook niet volgens de instructie uit het boekje. Dat hij een risicobeperkende maatregel heeft getroffen door het aanbrengen van een trekkerslot, compenseert volgens de minister de geconstateerde overtreding niet.



5.2.
De rechtbank stelt voorop dat het hebben van een jachtakte een bijzondere positie met zich brengt. Een houder van een jachtakte mag namelijk over een vuurwapen en munitie beschikken, terwijl daar in Nederland een verbod op geldt. Het Bkl schrijft voor dat een omgevingsvergunning wordt geweigerd als er grond is om aan te nemen dat de aanvrager van de bevoegdheid een geweer en munitie voorhanden te hebben, van de bevoegdheid om de jacht uit te oefenen of van de hem toekomende bevoegdheden in het kader van het beheren van populaties van in het wild levende dieren of het bestrijden van schadeveroorzakende dieren misbruik zal maken, of zodanig gebruik zal maken dat hij een gevaar voor zichzelf, de openbare orde of de veiligheid kan gaan vormen. Het Bkl schrijft verder voor dat een jachtakte in ieder geval wordt ingetrokken als het voorhanden hebben van wapens of munitie niet langer aan iemand kan worden toevertrouwd.



5.3.
De begrippen “niet langer kan worden toevertrouwd” wordt nader uitgelegd in de Circulaire wapens en munitie 2019 (Circulaire). Volgens de Circulaire zijn “het niet langer kunnen toevertrouwen” en “vrees voor misbruik” twee verschillende omschrijvingen voor dezelfde situatie. Vrees voor misbruik kan volgens de Circulaire onder andere blijken uit een veroordeling en andere rechterlijke uitspraken of uit andere omtrent de aanvrager bekende feiten.



5.4.
Volgens vaste rechtspraak is de geringe twijfel aan het kunnen toevertrouwen van het onder zich hebben van wapens en munitie voldoende grond om een jachtakte in te trekken. Deze twijfel moet objectief toetsbaar zijn. Bij de beoordeling of deze geringe twijfel aanwezig is, mogen de korpschef en de minister ook niet uit veroordelingen gebleken informatie, zoals processen-verbaal en de feiten en omstandigheden die daaruit naar voren komen, bij hun besluitvorming betrekken.



5.5.
De rechtbank begrijpt dat eiser heeft beoogd zijn wapen veilig weg te leggen door het wapen te voorzien van een trekkerslot. Omdat de regelgeving niet voorziet in de mogelijkheid om tijdens de jacht op een andere plek dan de jacht een lunch te nuttigen valt het in een café aanwezig hebben van een wapen onder het vervoeren van een wapen. De Circulaire verstaat in paragraaf A1.3.1. onder het vervoeren: het deugdelijk verpakt (bijvoorbeeld in een foedraal, tas of koffer). De rechtbank volgt het betoog van eiser naar de verwijzing van artikel 44 van de Rwm daarom niet. Uit dit artikel volgt dat een vrijstelling wordt verleend aan jagers voor het vervoeren van wapens en munitie die zij gerechtigd voorhanden hebben. Volgens het tweede lid, onder a, van dat artikel geldt de vrijstelling uitsluitend voor het vervoeren tussen de woning en het jachtveld. In datzelfde lid onder c staat dat de wapens en munitie zodanig verpakt zijn, dat deze niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend. Het is niet in geschil dat eiser zijn wapen niet verpakt had. Daarmee wordt niet voldaan aan de Circulaire en de Rwm waaruit volgt dat een wapen verpakt moet zijn. Het niet opbergen van een vuurwapen volgens de voorschriften vormt een potentieel ernstig gevaar voor de veiligheid van de samenleving. Eiser kan die voorschriften niet zelf invullen. Eiser heeft door het plaatsen van een trekkerslot er weliswaar voor willen zorgen dat het wapen niet voor onmiddellijk gebruik kan worden aangewend, maar de rechtbank ziet daarin geen aanleiding voor het oordeel dat eiser daarmee ook heeft voldaan aan de eis van het verpakt vervoeren van zijn wapen. Als de minister vindt dat een trekkerslot ook voldoende veiligheid biedt, dat is het aan de minister om dat in de regelgeving op te nemen. Daarvan is nu niet gebleken.



5.6.
De verwijzing van eiser naar de uitspraak van rechtbank Midden-Nederland maakt dit oordeel niet anders. In die zaak gaat het om een wapen dat vervoerd is in de dichtgeritste binnenzak van een dichtgeritst ski-jack. Dat is een andere situatie dan een wapen onverpakt in de vensterbank van een café laten liggen. Ook eisers stelling dat het café niet voor publiek toegankelijk was maakt het oordeel niet anders. Dat er een besloten bijeenkomst was, betekent niet dat anderen het café niet kunnen binnentreden. Het was voor de politieagent mogelijk om binnen te komen zonder dat de deur voor hem geopend werd. Daarmee kon eenieder dus wel het café binnentreden.



5.7.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat door het niet verpakt hebben van een wapen sprake is van vrees voor misbruik. De jachtakte mocht daarom worden ingetrokken en de omgevingsvergunning mocht worden geweigerd. De beroepsgrond slaagt niet.


Had de minister voor een minder vergaande maatregel moeten kiezen?

6. Eiser betoogt dat het niet evenredig is dat niet eerst gekozen is voor een schriftelijke waarschuwing. Volgens eiser geeft de Circulaire deze mogelijkheid in paragraaf B1.2. onder a. Hierin staat dat bijvoorbeeld bij een lichte onregelmatigheid met betrekking tot de naleving van de aan een vergunning verbonden voorschriften en beperkingen, niet zonder meer hoeft te leiden tot intrekking of weigering van een vergunning maar kan dit, afhankelijk van de omstandigheden, worden afgedaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. Volgens eiser is de kans op recidive zeer gering, gelet op het verlofverleden van eiser. Ook de persoonlijke achtergrond van eiser maakt het volgens hem weinig aannemelijk dat hij een gevaar zou opleveren voor de veiligheid in de samenleving. Volgens eiser zou in relatie tot de lunchpauze tijdens de jachtdag van 29 november 2023 een algemene waarschuwing volstaan, bijvoorbeeld: “zie erop toe dat alle wapens zodanig zijn verpakt of voorzien van een trekkerslot, dat deze niet door onbevoegden voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend (zoals bedoeld in artikel 44 lid 2 sub c Rwm).”



6.1.
De rechtbank oordeelt als volgt. Uit de Circulaire volgt dat de korpschef een jachtakte niet hoeft in te trekken als sprake is van een lichte onregelmatigheid. In dat geval kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. Volgens de circulaire gaat bij een lichte onregelmatigheid om kleine onjuistheden of slordigheden. Zoals de rechtbank al onder 5.5. heeft overwogen vormt het niet veilig opbergen van een wapen een potentieel ernstig gevaar voor de veiligheid van de samenleving. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt kan stellen dat geen sprake is van een lichte onregelmatigheid waarvoor met een schriftelijke waarschuwing had moeten worden volstaan. Dat volgens eiser de kans op recidive klein is, maakt dat niet anders. De beroepsgrond slaagt niet.


Is het besluit in strijd met het evenredigheidsbeginsel?

7. Eiser betoogt dat het intrekkingsbesluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Eiser draagt zorg voor populatiebeheer en voor een redelijke wildstand. Dit betekent veel voor hem. Het intrekken en weigeren van een jachtakte treft eiser zwaar. Niets wijst erop dat eiser in de toekomst in de fout zal gaan. De korpschef kan regelmatig blijven monitoren om zich van de stipte naleving van de (opberg)voorschriften te vergewissen.



7.1.
De rechtbank begrijpt dat de persoonlijke gevolgen van de intrekking van de jachtakte voor eiser groot zijn. Als er aanwijzingen zijn dat aan de houder van een jachtakte het voorhanden hebben van wapens of munitie niet langer kan worden toevertrouwd, dan schrijft artikel 8:104, eerste lid, onder c, van het Bkl voor dat de korpschef de jachtakte in ieder geval intrekt. Volgens artikel 8.74t, tweede lid, onder a van het Bkl wordt een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit geweigerd als sprake is van vrees voor misbruik. Dit is voor zowel intrekking als weigering van de jachtakte een dwingende formulering. Als er zulke aanwijzingen zijn is er geen ruimte voor een afweging van de belangen van eiser. Dat doet er niet aan af dat alle relevante omstandigheden van het geval moeten worden betrokken bij de beoordeling of er zulke aanwijzingen zijn. De rechtbank heeft in overweging 5.7. geoordeeld dat de minister mocht concluderen dat sprake is van vrees voor misbruik. Bovendien is het niet onevenredig dat niet eerst voor een schriftelijke waarschuwing gekozen is. De minister kan zich dus op het standpunt stellen dat de maatregel tot intrekking van de jachtakte en weigering van de omgevingsvergunning noodzakelijk is vanwege de vrees voor misbruik. Eiser wordt weliswaar geraakt door het intrekkingsbesluit, maar eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd op basis waarvan het intrekkingsbesluit onevenredig uitpakt. De beroepsgrond slaagt niet.





Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de intrekking van de jachtakte en de weigering om een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit te verlenen in stand blijven. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.





Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.




Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van D. van Til, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op













griffier


rechter







Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:




Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.



Als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid, onder a, van de Wet natuurbescherming (Wnb).


Op grond van artikel 2.5, tweede lid, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet geldt een jachtakte als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid, onder a, van de Wnb als een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder f, van de Omgevingswet.


Artikel 5.1, eerste lid, onder f, van de Omgevingswet.


Artikel 5.39 van de Omgevingswet in samenhang met artikel 8.104, eerste lid, onder c, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).


Artikel 8.74t, tweede lid, onder a, van het Bkl.


Uitspraak van de Afdeling van 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2244, r.o. 4.2.


ECLI:NL:RBMNE:2025:478.


Artikel 8.74t, tweede lid, onder a, van het Bkl.


Artikel 8.104, eerste lid, onder c, van het Bkl.


Paragraaf 1.1 van de Circulaire.


Paragraaf 1.2 van de Circulaire.


Uitspraak van de Afdeling van 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2904.


Dit volgt uit paragraaf B9.1., van de Circulaire.
Link naar deze uitspraak