|
|
ECLI:NL:CBB:2024:825 | | | Datum uitspraak | : | 19-11-2024 | Datum gepubliceerd | : | 19-11-2024 | Instantie | : | College van Beroep voor het bedrijfsleven | Zaaknummers | : | 23/1529 23/1587 en 23/1588 | Rechtsgebied | : | Bestuursrecht | Indicatie | : | Uitspraak zonder zitting. TVL 1, Q4 2020 en Q2 2021. Aanvraag buiten de aanvraagperiode ingediend. Geen strijd met het evenredigheidsbeginsel. Beroep ongegrond. | Trefwoorden | : | lnv-subsidies | | | subsidies | Wetreferenties | : | Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
| | Uitspraak | uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummers: 23/1529, 23/1587 en 23/1588
uitspraak zonder zitting van de enkelvoudige kamer van 19 november 2024 in de zaken tussen
[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2], te [plaats] , (ondernemer)
(gemachtigde: mr. P.M. Poelman)
en
de minister van Economische Zaken
Procesverloop
Met drie afzonderlijke besluiten van 21 april 2023 (afwijzingsbesluiten) heeft de minister de berichten van de ondernemer van 12 april 2023 aangemerkt als pro-forma-aanvragen om een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL 1) voor de periode juni tot en met september 2020 en om subsidies op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal (Q4) van 2020 en het tweede kwartaal (Q2) van 2021, en deze vervolgens afgewezen.
Met drie afzonderlijke besluiten van 16 juni 2023 (bestreden besluiten) heeft de minister de bezwaren van de ondernemer tegen de afwijzingsbesluiten ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen de bestreden besluiten afzonderlijk beroep ingesteld.
Beoordeling
1. Het College doet uitspraak zonder zitting, omdat het na lezing van de beroepschriften en de andere stukken in de dossiers over voldoende informatie beschikt om tot een oordeel te komen. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een zitting in dat geval niet nodig is.
2 Subsidieaanvragen op grond van de TVL 1 en de TVL konden worden ingediend binnen een bepaald tijdvak. Uit de TVL 1 en de TVL volgt dat de minister een aanvraag moet afwijzen als deze niet tijdig is ingediend. De Awb en de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL 1 en de TVL op gebaseerd zijn) bieden geen grondslag om daarvan af te wijken.
3 Als een ondernemer na het verstrijken van de aanvraagperiode contact opneemt met de minister om een probleem bij de aanvraag te melden, merkt de minister deze melding aan als pro-forma-aanvraag en beoordeelt vervolgens of de door een ondernemer aangevoerde omstandigheden aanleiding geven om hem op grond van het evenredigheidsbeginsel alsnog de mogelijkheid te bieden een aanvraag in te dienen. Bij die beoordeling neemt de minister als uitgangspunt dat het de eigen verantwoordelijkheid van ondernemers is om tijdig een aanvraag in te dienen. In sommige gevallen vindt de minister het tegenwerpen van deze eigen verantwoordelijkheid echter niet evenredig. Dan gaat het om gevallen waarin ten tijde van de aanvraagperiode sprake was van ‘ernstige persoonlijke omstandigheden’. Ondernemers kunnen ook een beroep doen op ‘overige omstandigheden’. Vergelijk de uitspraak van het College van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293) waarin deze werkwijze van de minister is besproken. Het College merkt op dat het daarbij gaat om beleid dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel. Daaraan zal ook het bestreden besluit worden getoetst.
4 De ondernemer heeft de aanvragen om subsidie ingediend na afloop van de in de regelingen genoemde aanvraagperioden. De ondernemer heeft aangevoerd dat de minister de aanvragen ten onrechte heeft afgewezen en dat de gevolgen van de afwijzingsbesluiten onevenredig zijn in verhouding tot de met deze besluiten te dienen doelen. De ondernemer stelt dat het niet mogelijk was binnen de aanvraagperioden een aanvraag te doen met de Standaard Bedrijfsindeling (SBI)-code 56101 (eetcafé), maar alleen met de op 4 december 2019 verwijderde SBI-code 70221 (organisatieadviesbureaus). Daarnaast was het niet mogelijk binnen de aanvraagperioden een aanvraag te doen, omdat de ondernemer in de referentieperioden geen omzet had. Bij het invullen van de aanvragen kreeg de ondernemer een pop-up melding dat op basis van de omzetgegevens geen aanspraak kon worden gemaakt op subsidie. De ondernemer heeft op deze meldingen, die waren gebaseerd op een onjuiste referentieperiode, vertrouwd en de indiening van de aanvragen afgebroken. Vanwege een fout in het systeem werd de ondernemer niet de mogelijkheid geboden een aanvraag te doen als starter waarbij wel zou zijn gekeken naar de juiste referentieperiode. Dit terwijl in de uitspraak van het College van 21 maart 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:145) is geoordeeld dat de ondernemer als starter had moeten worden aangemerkt.
5 Het College is van oordeel dat het afwijzen van de aanvragen niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Voor dit oordeel is het volgende van belang. De ondernemer heeft niet onderbouwd dat het onmogelijk was om tijdig een aanvraag in te dienen. Dat het digitaal niet mogelijk was een aanvraag in te dienen met de door de ondernemer gewenste SBI-code, neemt niet weg dat de ondernemer de digitale aanvraagprocedure had kunnen afronden of op een andere manier de aanvragen bij de minister had kunnen indienen. De ondernemer had binnen de aanvraagperioden ook contact met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland kunnen opnemen over de problemen waar hij bij het doen van zijn aanvragen tegenaan liep. Verder had de pop-up melding dat op basis van de ingevulde gegevens geen aanspraak op subsidie kon worden gemaakt, de ondernemer er niet van hoeven te weerhouden de aanvragen toch in te dienen. Het niet tijdig indienen van de aanvragen komt daarom voor rekening van de ondernemer. Bijzondere omstandigheden die de afwijzingen onevenredig maken heeft de ondernemer niet aangevoerd. Het College heeft in vergelijkbare zaken al veelvuldig in dezelfde zin geoordeeld, vergelijk de uitspraken van het College van 12 september 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:490) en 19 september 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:510).
6 Dat het College in de uitspraak van 21 maart 2023 de ondernemer als starter zou hebben aangemerkt, berust op een onjuiste lezing van deze uitspraak. In deze zaak ging het om de intrekking van de voor het eerste kwartaal (Q1) van 2021 vastgestelde subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19 (SVL). De intrekking door de minister berustte op de grond dat de ondernemer geen startende MKB-onderneming is in de zin van de SVL. Het College heeft deze intrekking niet vernietigd omdat de ondernemer wél een startende ondernemer was, maar omdat het vaststellingbesluit niet kennelijk onjuist was. De ondernemer kon menen dat hij vanwege de inschrijving in het handelsregister van het restaurant op 3 december 2019 onder de doelgroep van de SVL viel. Daarnaast kon de ondernemer niet weten dat door een technische fout aan de kant van de minister ten onrechte subsidie was vastgesteld ondanks dat uit de informatie die de ondernemer in het aanvraagformulier had vermeld, bleek dat hij niet voldeed aan de vereisten van de SVL.
7 De beroepen zijn (kennelijk) ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
Het College verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, in aanwezigheid van mr. M. Ettema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.
w.g. W.J.A.M. van Brussel w.g. M. Ettema
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Wat u kunt doen als u het niet eens bent met deze uitspraak
Tegen deze uitspraak kunt u in verzet gaan bij het College. U doet dit door in een brief (het verzetschrift) toe te lichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak. Zorg ervoor dat het College uw verzetschrift op tijd ontvangt, namelijk binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In uw verzetschrift kunt u het College vragen om mondeling te mogen toelichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak.
Deze uitspraak en de andere uitspraken zijn te vinden op www.rechtspraak.nl. | Link naar deze uitspraak
|
| |
|
|