Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:CBB:2025:654 
 
Datum uitspraak:02-12-2025
Datum gepubliceerd:09-12-2025
Instantie:College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zaaknummers:23/1553
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:8:29-beslissing – De gevraagde beperking van de kennisneming van de notitie van Wageningen Economic Research is gerechtvaardigd.
Trefwoorden:landbouw
leghennen
pluimvee
Wetreferenties:Wet dieren
 
Uitspraak
beslissing












COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1553


beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen



[naam] , te [woonplaats] (maatschap)
(gemachtigde: mr. F.Th.M. Peters)

en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
(gemachtigde: mr. P.J. Kooijman)




Procesverloop

De maatschap heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van 20 juni 2023.
De minister heeft de vertrouwelijke versie van een gedingstuk ingezonden en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft een notitie van 7 november 2025, opgesteld door Wageningen Economic Research (WEcR), over de uitgangspunten en berekeningswijzen die ten grondslag liggen aan de waardetabellen die WEcR periodiek opstelt ten behoeve van de waardebepaling van (geruimde) leghennen.

Op de zitting van 13 augustus 2025 heeft het College met partijen de mogelijkheid besproken om, als daar behoefte aan zou bestaan, deze vertrouwelijke informatie met toepassing van artikel 8:29 van de Awb met het College te delen. Beide partijen hebben te kennen gegeven daarmee in te stemmen.

Op 14 augustus 2025 heeft het College het onderzoek heropend en de minister schriftelijk verzocht om inzicht te verschaffen in de wijze van totstandkoming van de waardetabellen van WEcR.



Overwegingen

1. In april 2022 heeft de minister het pluimvee van de maatschap verdacht verklaard van besmetting met ‘aviaire influenza’ (vogelgriep) en heeft hij alle kippen van de maatschap preventief geruimd. Het geschil in de bodemzaak gaat over de hoogte van de vergoeding die de maatschap in het kader van die ruiming heeft ontvangen.

2 De minister heeft verzocht dat alleen het College van de notitie van WEcR kennis zal nemen. Op de zitting is namens de minister toegelicht dat WEcR niet bereid is openheid te geven over de achterliggende berekeningswijze en uitgangspunten van de waardetabellen omdat zij vreest dat zij haar taak verliest als iedereen de berekeningen zou kunnen uitvoeren. Ook voor de minister is de wijze waarop de waardetabellen tot stand komen een ‘black box’. Alleen onder voorwaarde van geheimhouding zou WEcR bereid zijn inzicht te geven in de totstandkomingswijze van de waardetabellen.

3 Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Met toepassing van artikel 8:12 van de Awb heeft het College een rechter-commissaris opgedragen deze beslissing te nemen.

4 Bij deze beslissing moet de rechter-commissaris belangen tegen elkaar afwegen. Aan de ene kant speelt hierbij het belang dat partijen beschikken over dezelfde voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Aan de andere kant kan kennisneming van bepaalde gegevens door de ene partij het belang van een of meer andere partijen onevenredig schaden, terwijl de minister er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie aangeleverd te krijgen die hij voor een goede uitoefening van zijn taken nodig heeft.

5 De rechter-commissaris stelt vast dat de notitie betrekking heeft op de berekeningswijze en uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de waardetabellen die door WEcR worden opgesteld. De rechter-commissaris stelt voorop dat het aan de bestuursrechters in de bodemprocedure is om te beslissen of de stukken waar het verzoek op ziet, op de zaak betrekking hebbende stukken zijn. Voor de beoordeling die hier voorligt, gaat de rechter-commissaris er vooralsnog van uit dat het om dergelijke stukken gaat.

6 De rechter-commissaris oordeelt dat de gevraagde beperking van de kennisneming van de notitie van WEcR gerechtvaardigd is. De informatie waar het verzoek op ziet, bestaat uit een beschrijving van het model dat WEcR gebruikt om het verloop van de waarde van kippen door de tijd heen te berekenen. Die waardetabellen stelt WEcR op in opdracht van de minister, en zijn van belang voor de toekenning van tegemoetkomingen op grond van artikel 9.6 van de Wet dieren. De vrees van WEcR dat zij deze taakstelling zal verliezen zodra het berekeningsmodel openbaar wordt, is naar het oordeel van de rechter-commissaris gerechtvaardigd. Bovendien is van belang dat de maatschap op de zitting heeft aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat het College kennisneemt van de achterliggende berekeningswijze en uitgangspunten zonder dat die informatie met de maatschap wordt gedeeld. De rechter-commissaris ziet daarom geen aanknopingspunten om te oordelen dat de maatschap wordt benadeeld in haar verdediging als zij niet op de hoogte is van deze gegevens. De rechter-commissaris ziet aanleiding om meer gewicht toe te kennen aan het belang van de minister om gevoelige gegevens van WEcR te beschermen tegen openbaarmaking. Gelet op het voorgaande acht het College het verzoek tot beperkte kennisneming van de notitie van WEcR gerechtvaardigd.

7 Het College kan alleen met toestemming van de maatschap op de grondslag van deze notitie uitspraak doen. Omdat de maatschap op de zitting heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de beperking van de kennisname, gaat het College ervan uit dat de maatschap ermee instemt dat het College mede op grondslag van de notitie van WEcR uitspraak doet op het beroep.



Beslissing en vervolgstappen

De rechter-commissaris:
- beslist dat beperking van de kennisneming van de notitie van WEcR gerechtvaardigd is.

Aldus genomen door mr. J.L. Verbeek, in tegenwoordigheid van mr. T.D. Geldof als griffier, op 2 december 2025. .






w.g. J.L. Verbeek w.g. T.D. Geldof
Link naar deze uitspraak