|
|
|
| ECLI:NL:CBB:2025:658 | | | | | Datum uitspraak | : | 04-12-2025 | | Datum gepubliceerd | : | 09-12-2025 | | Instantie | : | College van Beroep voor het bedrijfsleven | | Zaaknummers | : | 25/855 | | Rechtsgebied | : | Bestuursrecht | | Indicatie | : | Verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Geen (financieel) spoedeisend belang. Verzoek is kennelijk ongegrond. Uitspraak zonder zitting (artikel 8:83, derde lid, van de Awb). | | Trefwoorden | : | dierlijke meststoffen | | | glb | | | landbouw | | | meststoffen | | | randvoorwaardenkorting | | | subsidies | | Wetreferenties | : | Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB
| | | | Uitspraak | uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 25/855
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 december 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam 1] , te [woonplaats] , verzoekster
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
(gemachtigde: mr. C.J.M. Daniels)
Procesverloop
Met het besluit van 7 oktober 2025 heeft de minister een randvoorwaardenkorting van 5% opgelegd op alle subsidies die verzoekster op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB voor het jaar 2020 heeft aangevraagd.
Verzoekster heeft tegen het besluit van 7 oktober 2025 bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft een verweerschrift ingediend. Met de brief van 11 november 2025 heeft verzoekster hierop gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft verzoekster verzocht om haar spoedeisende belang nader te onderbouwen.
Verzoekster heeft op het verzoek van de voorzieningenrechter gereageerd.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, als het verzoek kennelijk ongegrond is, uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen. Daartoe bestaat in dit geval aanleiding.
3. Met het besluit van 22 juni 2021, gehandhaafd met de beslissing op bezwaar van 24 september 2021, heeft de minister aan verzoekster voor het jaar 2020 een randvoorwaardenkorting van 3% opgelegd. Daaraan heeft de minister ten grondslag gelegd dat verzoekster in 2020 niet heeft voldaan aan de verplichting ‘vellen zonder kennisgeving, herplantplicht, kapverbod’. Vervolgens heeft de minister geconstateerd dat verzoekster in 2020 (ook) de stikstofgebruiksnorm en de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen heeft overschreden. De minister heeft daarom met het besluit van 7 oktober 2025 een verhoogde randvoorwaardenkorting van 5% opgelegd.
4. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt ertoe dat het besluit van 7 oktober 2025 wordt geschorst en dat de minister (primair) de uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling van verzoekster voor het jaar 2020 niet mag verlagen vanwege de opgelegde randvoorwaardenkorting of (subsidiair) niet totdat er onherroepelijk is beslist in de (onderliggende) procedures over zowel de last onder dwangsom wegens het niet naleven van de herplantplicht als de boete die de minister aan verzoekster heeft opgelegd wegens overschrijding van de stikstofgebruiksnorm en de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen.
5. Het spoedeisend belang bestaat volgens verzoekster uit het volgende. Zij moet aan de minister een bedrag van € 1.183,39 terugbetalen, omdat de minister met een besluit van 28 oktober 2025 de uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling heeft herberekend en lager heeft vastgesteld vanwege de verhoogde randvoorwaardenkorting. Het terugbetalen van dit bedrag veroorzaakt volgens verzoekster een acute liquiditeitsdruk in een bedrijfsvoering met hoge vaste lasten (voer, personeel en financiering) en belemmert tijdige investerings- en vervangingsuitgaven. Als blijkt dat de opgelegde randvoorwaardenkorting achteraf onrechtmatig is, zijn de verloren liquiditeit en gemiste betalingsstroom niet zonder meer te herstellen.
6. De voorzieningenrechter heeft verzoekster in de gelegenheid gesteld om schriftelijk en onderbouwd met (financiële) stukken het spoedeisende belang bij schorsing van het besluit van 7 oktober 2025 uiteen te zetten. Verzoekster heeft in haar brief van 26 november 2025 aangevoerd dat haar bedrijf in een zeer slechte financiële positie verkeert. De activiteiten van haar bedrijf zijn overgenomen door [naam 2] , waardoor zij feitelijk geen operationele kasstromen meer heeft om de lopende verplichtingen te voldoen. Een terugbetaling van € 1.183,39 is voor een bedrijf in deze situatie niet op te brengen. Omdat ten minste één van de pijlers van de verhoogde randvoorwaardenkorting – de herplantplicht – volgens verzoekster niet in stand zal blijven, leidt de uitvoering van het besluit van 7 oktober 2025 tot onomkeerbare financiële gevolgen. Zij heeft namelijk geen liquiditeit en beschikt niet over kredietruimte.
7. Voor het treffen van een voorlopige voorziening hangende de bezwaarprocedure bestaat alleen aanleiding als sprake is van een spoedeisend belang. Daarvan is sprake als de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht. Een beslissing op bezwaar kan niet worden afgewacht als er vóórdat die beslissing is genomen onomkeerbare gevolgen ontstaan of dreigen te ontstaan.
8. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is er niet snel sprake van een spoedeisend belang. In beginsel kan de minister namelijk het teveel aan hem terugbetaalde bedrag aan verzoekster restitueren, indien de minister in zijn beslissing op bezwaar tot de conclusie komt dat het bezwaar van verzoekster gegrond is en de minister ten onrechte de verhoogde randvoorwaardenkorting heeft opgelegd. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster geen (financieel) spoedeisend belang aannemelijk heeft gemaakt. Verzoekster heeft, hoewel daarom uitdrukkelijk is gevraagd, geen financiële stukken overgelegd waaruit blijkt welke gevolgen terugbetaling van het bedrag van € 1.183,39 zal hebben voor de continuïteit van haar bedrijfsvoering. Verzoekster heeft dan ook niet onderbouwd dat door de (verhoogde) randvoorwaardenkorting van 5% een onomkeerbare situatie dreigt, zoals een faillissement, of dat zij in acute financiële nood verkeert.
10. Ook anderszins is de voorzieningenrechter niet gebleken van een voor verzoekster zo zwaarwegend belang dat de behandeling van de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat verzoekster geen beroep heeft ingesteld tegen het onder 3 genoemde besluit van 24 september 2021 over de randvoorwaardenkorting van 3% wegens het niet voldoen aan de verplichting ‘vellen zonder kennisgeving, herplantplicht, kapverbod’, zodat dit besluit in rechte onaantastbaar is. Verder kan de minister, zoals onder 8 is overwogen, het teveel betaalde bedrag aan verzoekster restitueren, indien na een beoordeling in bezwaar blijkt dat de minister de verhoging van de randvoorwaardenkorting met 2% wegens overschrijding van de stikstofgebruiksnorm en de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen ten onrechte heeft opgelegd. Er is geen reden om aan te nemen dat de minister daartoe niet zou overgaan.
11. Gelet op het voorgaande is geen sprake van een spoedeisend belang. Het verzoek is kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
12. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.L. van der Beek, in aanwezigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 december 2025.
w.g. H.L. van der Beek De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen | Link naar deze uitspraak
|
| | |
|
|