Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:GHAMS:2024:1430 
 
Datum uitspraak:28-05-2024
Datum gepubliceerd:09-01-2025
Instantie:Gerechtshof Amsterdam
Zaaknummers:200.294.528/01 en 200.295
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Aansprakelijkheidsrecht. Schade aan tulpenbollen. Aansprakelijkheid van contractteler en spuitbedrijf. Voorshands, behoudens tegenbewijs, wordt aangenomen dat de schade aan de tulpenbollen is veroorzaakt door een fout van het spuitbedrijf. Tussenarrest: contractteler en spuitbedrijf worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.
Trefwoorden:belastingrecht
landbouwgrond
perceel
wettelijke rente
 
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummers: 200.294.528/01 en 200.295.361/01

zaak-/rolnummer rechtbank: C/15/286848 / HA ZA 19-241


arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 mei 2024



in de zaak met zaaknummer 200.294.528/01:





1de vennootschap onder firma FIRMA [appellant 1 ] EN ZONEN,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] , gemeente [Stad 1] ,
2. [appellant 2],
3. [appellant 3],
beide wonende te [vestigingsplaats 1] , gemeente [Stad 1] ,
appellanten,
advocaat: mr. L. Koning te Haarlem,

tegen:



[geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] , gemeente [Stad 1] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H. van Lingen te Alkmaar,


in de zaak met zaaknummer 200.295.361/01:





1de commanditaire vennootschap [appellant 4] ,
zaakdoende te [Stad 2] ,
2. [appellant 5] ,
wonende te [Stad 2] ,
appellanten,
advocaat: mr. N. Bouwman te Staphorst,

tegen



[geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] , gemeente [Stad 1] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H. van Lingen te Alkmaar.

Partijen worden hierna [appellant 1 ] , [appellant 2] , [appellant 3] , [geïntimeerde] , [appellanten 2] en [appellant 5] genoemd. Appellanten in de eerstgenoemde zaak worden samen [appellanten 1 c.s.] genoemd en appellanten in de tweede zaak [appellanten 2] c.s.





1De zaak in het kort

Aan tulpenbollen van [geïntimeerde] is schade ontstaan. Deze werden door [appellant 1 ] als contractteler van [geïntimeerde] geteeld op percelen in [Stad 2] . De bespuitingen van de percelen met gewasbeschermings- en onkruidbestrijdingsmiddelen werden in opdracht van [appellant 1 ] uitgevoerd door [appellanten 2] . Het schadebeeld wijst op schade als gevolg van uitgevoerde bespuitingen. De vraag is echter of bij het uitvoeren van de bespuitingen een fout is gemaakt op grond waarvan [geïntimeerde] [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. aansprakelijk kan houden voor de ontstane schade. Het hof komt tot het oordeel dat op grond van de gegevens die nu voorhanden zijn moet worden aangenomen dat [appellanten 2] bij de bespuitingen een fout heeft gemaakt. [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. worden toegelaten om daartegen tegenbewijs te leveren.





2Het verloop van de procedure in hoger beroep


In de zaak met zaaknummer 200.294.528/01



[appellanten 1 c.s.] zijn bij dagvaarding van 10 mei 2021 in hoger beroep gekomen van het eindvonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 februari 2021 en de daaraan voorafgaande tussenvonnissen, onder het hierboven genoemde zaak-/rolnummer gewezen tussen hen als gedaagden en [geïntimeerde] als eiseres.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.


[appellanten 1 c.s.] hebben geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en alsnog de vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen, met veroordeling - uitvoerbaar bij voorraad - van [geïntimeerde] tot terugbetaling van het bedrag dat [appellanten 1 c.s.] op grond van het eindvonnis hebben betaald en tot betaling van de proceskosten met nakosten, alles vermeerderd met wettelijke rente.


In de zaak met zaaknummer 200.295.361/01



[appellanten 2] c.s. zijn bij dagvaarding van 11 mei 2021 in hoger beroep gekomen van het eindvonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 februari 2021 en de daaraan voorafgaande tussenvonnissen, onder het hierboven genoemde zaak-/rolnummer gewezen tussen hen als gedaagden en [geïntimeerde] als eiseres.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.


[appellanten 2] c.s. hebben geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en alsnog de vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen, met veroordeling - uitvoerbaar bij voorraad - van [geïntimeerde] in de proceskosten met nakosten en vermeerderd met wettelijke rente.


In beide zaken


Bij arrest van 14 september 2021 is bepaald dat de onderhavige zaken gevoegd zullen worden behandeld.


[geïntimeerde] heeft in beide zaken geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden bestreden eindvonnis, met veroordeling - uitvoerbaar bij voorraad - van [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. in de proceskosten.

Partijen hebben de zaak tijdens een zitting op 12 december 2022 mondeling laten toelichten door hun hiervoor genoemde advocaten, [appellanten 1 c.s.] mede door mr. R.H. Kroes, advocaat te Haarlem. De advocaten hebben spreekaantekeningen overgelegd. [appellanten 1 c.s.] en [geïntimeerde] hebben nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.


[appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.





3Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden tussenvonnis van 11 december 2019 onder 2.1, tot en met 2.12 feiten opgesomd die tussen partijen vaststaan. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat het hof daarvan als vaststaand zal uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende.


3.1.

[geïntimeerde] exploiteert een bloembollenbedrijf dat zich bezig houdt met het telen van tulpenbollen en broeien van tulpen.



3.2.

[appellant 1 ] exploiteert een agrarische onderneming en teelt groenten en bloembollen. [appellant 2] en [appellant 3] zijn vennoten van [appellant 1 ] .



3.3.

[appellanten 2] exploiteert een akkerbouwbedrijf en verricht in dat kader teeltwerkzaamheden. [appellant 5] is beherend vennoot van [appellanten 2] .



3.4.

[geïntimeerde] en [appellant 1 ] hebben op 28 december 2017 een contractteeltovereenkomst (hierna: de teeltovereenkomst) gesloten. [appellant 1 ] heeft op grond daarvan percelen landbouwgrond in [Stad 2] (hierna: de percelen) ter beschikking gesteld voor de teelt van tulpen van [geïntimeerde] .



3.5.

[appellant 1 ] heeft de bespuiting van de percelen met gewasbeschermings- en onkruidbestrijdingsmiddelen laten uitvoeren door [appellanten 2] . De uitgevoerde spuitwerkzaamheden zijn vermeld in een zogenaamd spuitboekje.



3.6.

[appellanten 2] heeft onder andere op 12 januari 2018 en 7 en 12 april 2018 de percelen bespoten. Op 17 april 2018 constateerde [geïntimeerde] een verdachte stand van het gewas bij een deel van de tulpen.



3.7.
Op 23 april 2018 hebben partijen samen met hun adviseurs [Persoon 3] en [Persoon 4] de percelen bezocht. Geconstateerd is dat een deel van de tulpen gewasschade vertoonde.



3.8.
Op 25 april 2018 zijn grond- en gewasmonsters genomen. De monsters zijn onderzocht, maar de testresultaten gaven geen uitsluitsel over de oorzaak van de schade.



3.9.
Op 1 mei 2018 is [appellant 1 ] door [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van de spuitschade aan de tulpenbollen.



3.10.
Op 14 mei en 20 juni 2018 hebben correspondenten van het Scheidsgerecht voor de bloembollenhandel (hierna: het scheidsgerecht) de percelen bezichtigd. Op 8 oktober 2018 zijn door het scheidsgerecht monsters genomen van de gerooide tulpen, afkomstig van de percelen. Door het scheidsgerecht zijn processen-verbaal opgemaakt van de bezoeken en bevindingen.



3.11.

[BV 2] B.V. heeft in opdracht van [appellanten 1 c.s.] op 21 september 2018 en 15 oktober 2018 rapportages uitgebracht over de oorzaak van de gewasschade.






4De procedure bij de rechtbank


4.1.

[geïntimeerde] heeft [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. gedagvaard voor de rechtbank en gevorderd dat zij – samengevat weergegeven – hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 150.536,47 aan schadevergoeding. [geïntimeerde] stelt dat zij voor een totaal bedrag van € 208.471,27 aan schade heeft geleden als gevolg van verkeerd uitgevoerde spuitwerkzaamheden op de percelen. Een deel van de bloembollen is beschadigd en al het plantgoed is verloren gegaan. Daarnaast betekende het verlies van bloembollen dat minder stelen (bloemen) geproduceerd konen worden in de broeierij, waardoor winst is gederfd. Voor de ontstane schade houdt [geïntimeerde] [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. aansprakelijk vanwege een tekortkoming in de nakoming van de teeltovereenkomst, dan wel uit onrechtmatige daad. [geïntimeerde] heeft naar aanleiding van de ontstane schade het tweede deel van de met [appellant 1 ] overeengekomen teeltvergoeding opgeschort en beroept zich ter hoogte van dat bedrag (€ 57.934,80) op verrekening. Na aftrek van dit bedrag van de totale schade, resteert nog het genoemde schadebedrag van € 150.536,47, te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten (€ 2.280,36), wettelijke rente en proceskosten.



4.2.
De rechtbank heeft [Persoon 1] van [BV 1] te [Plaats] (hierna ook: [Persoon 1] ) als deskundige benoemd om - kort gezegd - de oorzaak van de ontstane schade vast te stellen.



4.3.
De rechtbank is de deskundige gevolgd in zijn conclusie dat de schade is veroorzaakt door de bespuiting van de percelen door [appellanten 2] . Verder is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] ten opzichte van [geïntimeerde] aansprakelijk zijn voor de ontstane schade. De vorderingen van [geïntimeerde] zijn toegewezen zoals die zijn gevorderd. [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. zijn veroordeeld in de proceskosten van de procedure in eerste aanleg, de kosten van het deskundigenonderzoek daaronder begrepen.






5De beoordeling in hoger beroep


5.1.
Tegen de beslissingen van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde motivering hebben [appellanten 1 c.s.] in hoger beroep tien grieven aangevoerd en [appellanten 2] c.s. zeven grieven.


Onafhankelijkheid deskundige [Persoon 1]




5.2.
Met grief 1 voeren [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. aan dat de door de rechtbank benoemde deskundige [Persoon 1] niet als een onafhankelijke en onpartijdige deskundige kan worden aangemerkt. [Persoon 1] werkte volgens hen voorafgaand aan het deskundigenbericht al samen met Tulpenadvies B.V., de teeltadviseur van [geïntimeerde] . Zij verwijzen naar paragraaf 6.2 van de Leidraad deskundigen in civiele zaken van de Rechtspraak, op grond waarvan zij menen dat [Persoon 1] niet als deskundige in deze zaak kon optreden dan wel gehouden was de opdracht neer te leggen. Dat is niet gebeurd, zodat volgens [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. het deskundigenbericht niet gebruikt mag worden in deze procedure.



5.3.
Op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd, kan worden vastgesteld dat [Persoon 1] samen met [Persoon 2] van Tulpenadvies B.V. artikelen heeft gepubliceerd in het Vakblad voor de Bloemisterij. Dat [Persoon 1] uit hoofde van deze activiteiten [Persoon 2] van Tulpenadvies B.V. kent die de teeltadviseur is van [geïntimeerde] , betekent naar het oordeel van het hof nog niet dat [Persoon 1] de partijen in deze procedure professioneel of zakelijk kende en tegenover hen niet vrij stond zoals is bedoeld in de Leidraad deskundigen in civiele zaken. Dit werd niet anders doordat [Persoon 1] - naar [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. stellen - gedurende de uitvoering van het deskundigenonderzoek erachter kwam dat Tulpenadvies B.V. in de persoon van [Persoon 2] teeltadvies gaf aan [geïntimeerde] . Dat [Persoon 1] de adviseur van een van de partijen kende, bracht niet mee dat hij zich in dit geval diende terug te trekken als deskundige in de procedure. Ook heeft [Persoon 1] door samen met [Persoon 2] publicaties te verzorgen in het Vakblad niet de schijn gewekt dat hij in deze zaak partijdig zou zijn. De omstandigheden die [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. hebben aangevoerd, zijn onvoldoende om, objectief beschouwd, twijfel te kunnen rechtvaardigen aan de onpartijdigheid van de deskundige. De eerste grief in beide zaken is vergeefs voorgesteld.



Oorzaak van de schade aan de tulpen/tulpenbollen




5.4.
De grieven 2 tot en met 7 van [appellanten 1 c.s.] en grief 2 van [appellanten 2] c.s. hebben betrekking op de inhoud van het deskundigenbericht, met name de conclusies die de deskundige heeft getrokken en die door de rechtbank zijn gevolgd. Deze grieven zullen hierna zoveel als mogelijk gezamenlijk worden behandeld.



5.5.
Uitgangspunt voor de beoordeling van deze grieven is dat niet ter discussie staat dat schade is ontstaan aan de bloembollen. Volgens [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. is dat onmiskenbaar het geval. Hoe het gewas in de loop van het seizoen erbij stond en hoe de bloembollen na het rooien eruit zagen, is evenmin in geschil. Partijen hebben de schadelocaties bezichtigd en het schadebeeld is uitvoerig gedocumenteerd en gefotografeerd. De deskundige heeft in het deskundigenbericht de verschillende vragen beantwoord die hem door de rechtbank zijn gesteld. Hem is niet gevraagd een eigen beschrijving van het schadebeeld te geven. Op p. 3 van het deskundigenbericht heeft de deskundige volstaan met een verwijzing naar overgelegde stukken waarin het schadebeeld is beschreven en de foto’s waarop de stand van het gewas en de schade zichtbaar is. Dat de deskundige in zijn rapportage geen eigen beschrijving van het schadebeeld heeft gegeven, maakt in dit geval niet dat zijn conclusies niet kunnen worden gevolgd. Op dit punt faalt grief 2 van [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s.



5.6.
Op basis van hetgeen partijen over en weer onder verwijzing naar stukken hebben aangevoerd, zichtbaar is op de overgelegde foto’s en is besproken tijdens de mondelinge behandeling, gaat het hof uit van het volgende:



[appellanten 2] heeft op 12 januari 2018 en op 7 en 12 april 2018 drie locaties in een bepaalde volgorde bespoten. Op de eerste twee bespoten percelen werden tulpenbollen van [geïntimeerde] geteeld en op de derde locatie tulpenbollen van [appellant 1 ] zelf.


In januari 2018 heeft [appellanten 2] de bespuiting verdeeld over drie tanks. Na de bespuiting van het eerste perceel is de tank opnieuw gevuld en is begonnen met de bespuiting van het tweede perceel. In april 2018 zijn de percelen met één tank bespoten.


Aan de tulpen/tulpenbollen van het eerste perceel is ernstige schade ontstaan. Bij het tweede perceel is alleen aan het begin schade, daarna neemt de schade snel af en op de derde locatie is geen of nauwelijks schade.


Het schadebeeld op de percelen bestond uit onvoldoende gestrekte (gegroeide) tulpen die in hun ontwikkeling waren gestagneerd en krimpsporen vertoonden. Het gewas was bleek, dat is minder groen dan gebruikelijk. De bollen waren misvormd, gekrompen en rimpelig en er zaten voze bollen tussen.


Op de foto’s zijn zichtbaar de regels (bloembedden) en spuitpaden (de paden waar de wielen van de spuitmachine overheen rijden). Op de foto’s is te zien dat op enkele plekken het schadebeeld ontbreekt. Eén van de regels van perceel 1 wijkt af van de rest. In deze regel zijn de tulpen wel uitgegroeid en in deze regel staat onkruid. Verder zijn op de foto’s van het eerste perceel drie driehoeken in de beplanting zichtbaar waar het gewas er beter (groener) bijstaat dan de rest.





5.7.

[geïntimeerde] geeft de volgende verklaring voor het feit dat in één regel en op de plaats van de genoemde driehoeken geen schade is ontstaan. Volgens haar zijn deze gedeelten van het perceel niet door [appellanten 2] bespoten. Ten aanzien van die ene regel geeft [geïntimeerde] de volgende verklaring. Een spuitpad loopt in het midden van 22 regels. Een spuitarm van de spuitmachine is zo breed als 11 regels. Door over een spuitpad te rijden kunnen dus 22 regels worden bespoten: aan beide zijden 11 regels. Op de plaats waar een regel is gemist bij de bespuitingen, lopen drie spuitpaden. De spuiter kan maar twee van de drie paden gebruiken, zodat de spuitmachine aan één kant een grotere afstand heeft tot de regels. Daardoor is aan één kant van de spuitmachine één van de 22 regels gemist bij het bespuiten. Op perceel 1 is ook een deel waar maar 21 regels zijn. Dat heeft volgens [geïntimeerde] ertoe geleid dat een regel (deels) twee keer is bespoten. Dat verklaart volgens [geïntimeerde] dat in die specifieke regel de schade ernstiger was dan in andere bespoten regels. Dat bepaalde driehoeken in het perceel zijn gemist bij de bespuitingen, is volgens [geïntimeerde] het gevolg van de vorm van het perceel. De regels lopen niet haaks op de kop van het perceel. Als de spuiter bij het einde van het perceel komt, wordt de spuitarm uitgeschakeld en daardoor wordt een deel van de regels gemist bij het spuiten. Vervolgens wordt langs de kop gespoten, maar wordt op kruisende gedeelten een aantal driehoekjes gemist. Naast de afwezigheid van schade aan de tulpen wijst de aanwezigheid van onkruid in de gemiste delen van het perceel erop dat deze delen van het perceel niet zijn bespoten, aldus [geïntimeerde] .



5.8.

[appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. hebben deze uiteenzetting van [geïntimeerde] in zoverre bestreden dat zij betwisten dat een regel dubbel is bespoten. De spuitarmen zijn volgens hen ingedeeld in secties die los van elkaar in en uit te schakelen zijn, voorzien van GPS. Daarmee wordt overlap voorkomen, althans geminimaliseerd (conclusie van antwoord onder 20). [appellanten 2] heeft ter zitting in eerste aanleg wel de stelling van [geïntimeerde] bevestigd dat de spuit niet tot op een halve meter nauwkeurig bijstelt.[appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. zijn niet gemotiveerd ingegaan op de hiervoor weergegeven uiteenzetting van [geïntimeerde] dat naast de drie spuitpaden een regel niet is bespoten en zich in de beplanting de genoemde driehoeken bevonden waarvan moet worden aangenomen dat die onbespoten zijn gebleven, zodat het hof van de juistheid van dat uitgangspunt zal uitgaan.



5.9.
Samengevat weergegeven leidt het voorgaande tot de volgende conclusies. Het gaat om percelen die vlak bij elkaar liggen, onder invloed waren van dezelfde weersomstandigheden en die waren beplant met dezelfde soort bollen. Uitgaande van de volgorde waarin de percelen zijn bespoten, heeft het eerste perceel schade, de tweede alleen aan het begin, waarna de schade in de volgorde waarin is gespoten snel minder wordt, terwijl de derde locatie geen of nauwelijks schade heeft. In een strook en bij driehoeken waar niet is gespoten, zijn de bloembollen onbeschadigd gebleven. Dit schadebeeld betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat een causaal verband aanwezig is tussen de door [appellanten 2] in opdracht van [appellant 1 ] uitgevoerde spuitwerkzaamheden en de ontstane schade. Dat is ook de conclusie van de deskundige: het hier gaat om spuitschade, dat is schade als gevolg van een bespuiting:


“Volgens mij is hier sprake van een spuitschade. Dat blijkt voor mij uit de omschrijving van het schadebeeld en de wijze waarop het voorkomt op de percelen die in deze zaak besproken worden. Zie producties Benthem 2, 3, 5 en Knuwer producties 6, 7, 9, 10, 11,12, 13, 14 en 21.”




5.10.
De vraag die partijen verdeeld houdt, is of [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. ten opzichte van [geïntimeerde] aansprakelijk zijn voor de spuitschade. Zij betwisten dat. Het gebruik van chemische middelen brengt volgens hen altijd een risico met zich. Dat risico ligt bij [geïntimeerde] als contractgever. [geïntimeerde] zal moeten aantonen wat de oorzaak is van de ontstane schade. Volgens [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. is niet komen vast te staan dat bij de bespuitingen een fout is gemaakt, terwijl er wel alternatieve oorzaken zijn voor de schade. Volgens [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. kan de schade zijn ontstaan door inspoeling in combinatie met de slechte weersomstandigheden. Meer in het bijzonder wijzen zij op het middel Dual Gold als mogelijke veroorzaker van de schade. Onder inspoeling wordt in dit verband verstaan het verschijnsel dat bij (hevige) regenval een gespoten middel in de bodem terecht kan komen en schade veroorzaakt aan de bolspruit of de wortels van de bol.



5.11.
In verband met de beantwoording van de vraag wat de oorzaak is van de ontstane schade, met name of deze het gevolg is van een fout aan de zijde van [appellanten 2] , heeft de rechtbank het deskundigenonderzoek bevolen. Uit het deskundigenbericht blijkt dat de deskundige op grond van zijn (ingewonnen) kennis en ervaring heeft onderzocht of het schadebeeld past bij de middelen die volgens het spuitboekje zijn gebruikt en/of de aangetroffen residuen in de genomen monsters. Het is volgens de deskundige niet mogelijk gebleken, bijvoorbeeld door technisch onderzoek, om eenduidig vast te stellen welke stof of stoffen in een bespuiting of bespuitingen de schade hebben veroorzaakt. Veel middelen zijn volgens hem al heel snel na toepassing niet meer in het gewas met een residu-analyse aan te tonen. De schade kan dus volgens hem ook door een niet gemeten stof veroorzaakt zijn. De deskundige heeft verschillende mogelijke oorzaken voor het ontstaan van de schade opgesomd, maar hij kon naar zijn zeggen helaas achteraf niet met zekerheid een eenduidige oorzaak vaststellen. Navraag bij de producenten van de gebruikte middelen leerde dat deze niet afzonderlijk de schade konden veroorzaken. Ook het gebruikte middel Dual Gold kan zelfs bij zware overdoseringen volgens de deskundige de schade niet hebben veroorzaakt. De effecten van de combinatie van de gebruikte middelen in hoge concentraties zijn echter volgens de deskundige nergens onderzocht of ervaren.



5.12.
Samenvattend weergegeven is de deskundige tot de conclusie gekomen dat de oorzaak van de spuitschade niet meer met zekerheid is vast te stellen. Alles afwegende houdt hij rekening met vier volgens hem zeer aannemelijk scenario’s:
1. Bij de bespuiting van 12 januari 2018 zijn ongewenst resten/residuen van herbicide(n) vrijgekomen. Deze hypothese wordt ondersteund door het waargenomen schadebeeld dat daaruit bestond dat op de plaats van bespuiting met de eerste tankvulling schade is ontstaan, terwijl vanaf de tweede tankvulling geen schade meer zichtbaar is. Bij de eerste tankvulling zou dan de schade zijn veroorzaakt doordat daar resten/residuen in zaten.
2. Op 7 of 12 april 2018 zijn door een doseerfout te hoge concentraties Tebucanazool en Chloorprofam op het gewas terecht gekomen. Deze hypothese wordt ondersteund door een gemeten hoge concentratie van deze stoffen in de genomen monsters.
3. Door een doseerfout zijn op 7 of 12 april 2018 vrijgekomen resten uit vorige bespuitingen in hoge concentraties op het gewas gekomen.
4. Een combinatie van scenario 2 en 3.



5.13.
Verder is de deskundige ingegaan op de vraag of het schadebeeld het gevolg kan zijn van andere oorzaken, bijvoorbeeld extreme weersomstandigheden, externe omstandigheden of anderszins. Hij heeft geantwoord dat gezien het schadebeeld en de meteorologische gegevens dat verband op geen enkele wijze is te leggen. Het verschil tussen gewas met schade en zonder schade is volgens de deskundige te scherp afgetekend om het hiermee te kunnen verklaren:


“Gezien het schadebeeld en de meteorologische gegevens (Bijlage 1) is dat verband op geen enkele wijze te leggen. Het verschil tussen gewas met schade en gewas zonder schade is te scherp afgetekend om het hiermee te verklaren.”


en:


“Op basis van de schadebeelden en beschikbare informatie is mijn oordeel dat het niet aannemelijk is dat we hier te maken hebben met schade door inspoeling na het doen van de winterbespuiting op 12 januari 2018. In geval van inspoeling zou het schadebeeld niet zo sterk afgebakend voorkomen (Knuwer, productie 21).


Ook meteorologische gegevens (bijlage 1) geven geen enkele aanleiding te veronderstellen dat hier sprake kan zijn van inspoeling.”




5.14.
De rechtbank is op basis van de bevindingen van de deskundige tot het oordeel gekomen dat niet meer is vast te stellen welk specifiek handelen van [appellanten 2] de schade heeft veroorzaakt, maar wel dát de schade door [appellanten 2] is veroorzaakt, ofwel door gebruik van onjuiste middelen, ofwel onvoldoende gereinigde apparatuur, ofwel een onjuiste dosering, ofwel dubbele bespuiting. Het meest waarschijnlijk is dat de spuitschade is veroorzaakt door het ongewenst vrijkomen van resten/residuen van herbicide(n) uit een vorige bespuiting of door een doseerfout. De aangevoerde alternatieve scenario’s zijn door de deskundige beoordeeld en weerlegd. Dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld welke van de fouten tot de schade heeft geleid, doet er volgens de rechtbank niet aan af dat uit het deskundigenbericht duidelijk blijkt dat de schade is veroorzaakt door handelen van [appellanten 2] .



5.15.
Bij de beoordeling van de grieven die betrekking hebben op de inhoud en waardering van het deskundigenbericht gelden de volgende uitgangspunten. Als de rechter de zienswijze van de door hem aangewezen deskundige volgt, zal de rechter zijn beslissing in het algemeen niet verder behoeven te motiveren dan door aan te geven dat de door deze deskundige gebezigde motivering - zeker als deze vooral is gebaseerd op bijzondere kennis, ervaring en/of intuïtie - hem overtuigend voorkomt. De rechter zal op specifieke bezwaren van partijen tegen de zienswijze van de door hem aangewezen deskundige moeten ingaan, als deze bezwaren een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van deze zienswijze. (HR 5 december 2003 ECLI:NL:HR:2003:AN8478 en HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2921). Het rapport van deskundige [Persoon 1] is opgesteld door een op de geëigende wijze door de rechtbank benoemde deskundige van wie de deskundigheid niet ter discussie staat. De bevindingen heeft de deskundige toegelicht en onderbouwd. Hij heeft de hem gestelde vragen beantwoord. Omtrent de totstandkoming van het rapport zijn geen onregelmatigheden gesteld of gebleken. Dit alles betekent dat het hof de juistheid van het rapport in beginsel tot uitgangspunt neemt.



5.16.
De deskundige heeft in het deskundigenbericht gemotiveerd waarom hij de door hem genoemde vier scenario’s zeer aannemelijk acht. Vast staat dat [appellanten 2] op 12 januari 2018 de bespuiting heeft verdeeld over drie tanks. Na de bespuiting van het eerste perceel is de tank opnieuw gevuld en is begonnen met de bespuiting van het tweede perceel. Aan de tulpen/tulpenbollen van het eerste perceel is ernstige schade ontstaan. Bij het tweede perceel is alleen aan het begin schade, daarna neemt de schade snel af en het derde perceel heeft geen of nauwelijks schade. De deskundige heeft in verband hiermee vastgesteld dat het opvallend is dat de schade bij perceel 2 ophoudt daar waar bij de bespuiting in januari 2018 is gestart met de tweede tankvulling. Op grond van dit schadebeeld heeft de deskundige aannemelijk geacht dat stoffen/residuen in de tank of de eerste tankvulling aanwezig waren die schadelijk waren voor tulpen/tulpenbollen. De mogelijkheid dat de schade is ontstaan door de bespuitingen op 7 en/of 12 april 2018 baseert de deskundige op de concentraties stoffen die zijn gevonden in de monstername van 25 april 2018 en het moment waarop voor het eerst duidelijk werd dat er schade was aan het gewas. Op 17 april 2018 is schade waargenomen en dat was recent na de bespuitingen die op 7 en 12 april 2018 plaatsvonden.



5.17.
Naar het oordeel van het hof heeft de deskundige deze door hem genoemde scenario’s in het rapport voldoende duidelijk beschreven en gemotiveerd. Het in het kader van de tweede grief aangevoerde bezwaar van [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s., dat de deskundige niet heeft gemotiveerd waarom het schadebeeld na ruim drie maanden, respectievelijk na 10 of 5 dagen na een bespuiting zichtbaar werd, houdt geen voldoende gemotiveerde betwisting in van de juistheid van de bevindingen van de deskundige, zodat grief 2 ook in zoverre faalt.



5.18.
Grief 3 van [appellanten 1 c.s.] ziet op scenario 1 en neemt tot uitgangspunt dat de vordering van [geïntimeerde] uitsluitend is gebaseerd op een bespuiting op 7 april 2018.



5.19.
Dit uitgangspunt is niet juist: blijkens de processtukken van de zijde van [geïntimeerde] is haar vordering gebaseerd op de uiteindelijk geconstateerde spuitschade en wordt deze niet beperkt tot schade die op een bepaalde datum zou zijn veroorzaakt of ontstaan. Evenmin is relevant het bezwaar van [appellanten 1 c.s.] dat de deskundige zijn conclusies ten aanzien van scenario 1 in zijn rapportage heeft opgenomen naar aanleiding van opmerkingen van de zijde van [geïntimeerde] op de conceptrapportage. [geïntimeerde] had zich op het standpunt gesteld dat het schadebeeld in het gewas past bij een bespuiting die was verdeeld over drie tanks en waarbij de eerste tankvulling was vervuild. De deskundige is blijkens zijn rapportage tot dezelfde conclusie gekomen (scenario 1). Ook als de deskundige (mede) tot deze conclusie is gekomen door de opmerkingen van de zijde van [geïntimeerde] , kan dat niet leiden tot de door [appellanten 1 c.s.] bepleite vernietiging van het vonnis. Een deskundige moet immers in het kader van zijn onderzoek partijen de gelegenheid geven opmerkingen te maken en vragen te stellen. Dat kan uiteraard tot gevolg hebben dat een deskundige opmerkingen overneemt of tot dezelfde conclusie komt als een betrokken partij.



5.20.
Ten aanzien van het reinigen van de tank zijn partijen en de deskundige het erover eens dat het niet nodig is om te reinigen/doorspoelen als de tank na het leegspuiten opnieuw wordt gevuld met hetzelfde middel. Het gaat er enkel om of de eerste tankvulling wel schoon is geweest. De deskundige kon in dat verband niet vaststellen of en hoe [appellanten 2] de tank na het gebruik van een ander middel heeft gereinigd/gespoeld:


“- Wanneer na het leegspuiten de tank niet meer gebruikt wordt, is reinigen/doorspoelen ook vereist om te voorkomen dat teveel resten (ook wel residuen genoemd) van de gebruikte middelen zich zullen hechten aan de inwendige delen van de spuitmachine. Die aangehechte resten kunnen dan op een later moment, wanneer de spuitmachine weer in gebruik genomen wordt, in oplossing komen en voor ongewenste effecten zorgen bij de dan uit te voeren bespuiting.


- Op dit moment is het achteraf op geen enkele wijze meer vast te stellen of en hoe [appellanten 2] de spuitmachine bij wisseling van middelen heeft gereinigd/doorgespoeld.”




5.21.
Met grief 2 voeren [appellanten 2] c.s. onder meer aan dat [appellanten 2] de tank voorafgaand aan het spuiten en vullen op 12 januari 2018 goed zou hebben gereinigd en gespoeld, zodat de deskundige ten onrechte als mogelijke oorzaak van de schade heeft aangemerkt dat bij de bespuiting op 12 januari 2018 resten/residuen zijn vrijgekomen. Deze klacht houdt geen voldoende steekhoudend bezwaar in tegen de bevindingen van de deskundige. De deskundige heeft op grond van zijn kennis en ervaring op basis van het schadebeeld aannemelijk geacht dat stoffen/residuen in de tank of de eerste tankvulling aanwezig waren die schadelijk waren voor tulpen/tulpenbollen. Met het genoemde bezwaar maken [appellanten 2] c.s. niet duidelijk dat en waarom deze zienswijze onjuist is of onvoldoende zou zijn gemotiveerd, zodat deze klacht faalt. Hetzelfde geldt voor de klacht dat deskundige [Persoon 3] heeft verklaard dat onvoldoende gereinigde apparatuur een onregelmatig schadebeeld en niet zoveel gewasschade zou geven. Hiervoor is aan de orde gekomen dat het hof de juistheid van het deskundigenbericht in beginsel tot uitgangspunt neemt. Dat [appellanten 2] c.s., [appellanten 1 c.s.] of [Persoon 3] het op enkele punten niet eens zijn met de rechtbankdeskundige volstaat niet om een uitzondering op dat uitgangspunt aan te nemen.



5.22.

[appellanten 1 c.s.] (grieven 4-6) en [appellanten 2] c.s. (grief 2) richten zich verder tegen het tweede door de deskundige aannemelijk geacht scenario: een doseerfout op 7 en/of 12 of april 2018. Verder kan volgens hen niet worden aangenomen dat op 7 of 12 april 2018 middelen zijn overgedoseerd (al dan niet door dubbel te bespuiten), dan wel dat andere stoffen zijn vrijgekomen (scenario 3). In het verlengde daarvan bestrijden zij scenario 4 dat een combinatie inhoudt van de scenario’s 2 en 3. Ook voeren [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. aan dat de rechtbank heeft miskend dat de deskundige niet heeft vastgesteld dat onjuiste middelen zijn gebruikt of dat een dubbele bespuiting heeft plaatsgevonden. Zij voeren in dit verband aan dat het niet vreemd is dat in de genomen monsters van 25 april 2018 sporen van Tebuconazool zijn aangetroffen. Blijkens het spuitboekje is op diezelfde dag nog gespoten met het middel Folicur sc dat als bestanddeel Tebuconazool heeft. Het schadebeeld is echter al vóór 25 april 2018 aangetroffen en de fabrikant van Tebuconazool heeft nooit vergelijkbare schadebeelden waargenomen als gevolg van het gebruik van dit middel. Verder wordt bestreden dat de aangetroffen concentratie Chloorprofam wijst op een doseerfout van het middel Certis Chloor IPC dat als bestanddeel Chloorprofam heeft. Er is een minimale concentratie aangetroffen die goed te verklaren is vanwege een - correct gedoseerde - bespuiting op 12 april 2018. Daar komt bij dat de fabrikant van het laatstgenoemde middel niet bekend was met het geconstateerde schadebeeld. Ook is van belang dat uit de grond- en gewasmonsters van 25 april 2018 juist niet is gebleken van verdachte gewasbeschermingsmiddelen.Op grond van al deze redenen zijn [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. van mening dat de verwijzing van de deskundige naar de aangetroffen Tebuconazool en Chloorprofam elke relevantie mist, maar vooral dat daaruit niet kan worden geconcludeerd dat de genoemde middelen waren overgedoseerd, laat staan dat een fout van [appellanten 2] tot de schade heeft geleid.



5.23.

[geïntimeerde] is niet concreet ingegaan op hiervoor genoemde bezwaren die [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. tegen het deskundigenbericht hebben aangevoerd. Daar komt bij dat het schadebeeld waarop [geïntimeerde] in hoger beroep haar stellingen baseert niet voldoende aannemelijk maakt dat de bespuitingen van april 2018 de schade hebben veroorzaakt, terwijl wel aannemelijk is dat de schade het gevolg is van de bespuitingen in januari 2018. Vaststaat dat in april 2018 met één volle tank is gespoten. Dat maakt aannemelijk dat, als deze bespuiting een onjuist of een te hoog gedoseerd middel bevatte, het gewas gelijkmatig over alle percelen was aangetast. Dat was niet het geval. Op het eerste perceel, waar in januari 2018 met een afzonderlijke tank is gespoten, is aanzienlijke schade ontstaan, waarbij de schade sterk afneemt op de plaats vanaf waar met de tweede tankvulling is gespoten. Ook het ontbreken van schade in de eerder genoemde regel en de driehoeken en de aanwezigheid van onkruid in deze gedeelten maakt aannemelijk dat de bespuiting in januari 2018 in causaal verband staat met de ontstane schade en niet de bespuitingen van april 2018. Het hof zal daarvan uitgaan. Met de deskundige en [geïntimeerde] is het hof van oordeel dat het waargenomen schadebeeld wijst op de aanwezigheid van, of een te hoge concentratie van stoffen/residuen in de tank of de eerste tankvulling van januari 2018 die schadelijk waren voor tulpen/tulpenbollen. Het voorgaande betekent dat voldoende steekhoudende bezwaren zijn aangevoerd tegen de mogelijkheid dat de schade het gevolg is van de bespuitingen in april 2018.



5.24.
Grief 7 van [appellanten 1 c.s.] en het slot van grief 2 van [appellanten 2] c.s. hebben betrekking op mogelijke alternatieve oorzaken van de ontstane schade. Het betreft het scenario dat de schade door (een combinatie van) inspoeling en afwijkende weersomstandigheden is veroorzaakt.



5.25.
De deskundige heeft gerapporteerd dat navraag bij de fabrikant van Dual Gold heeft geleerd dat nog nooit schadebeelden zijn gezien zoals in deze zaak. Zelfs bij zware overdoseringen was dat niet het geval. Persoonlijk heeft de deskundige ook nooit dergelijke schade gezien als gevolg van inspoeling door Chloor IPC, Stomp of Dual Gold . Zelfs niet in situaties waarin veel zwaarder is gedoseerd. De klachten dat de deskundige geen schriftelijke verklaring van de fabrikant van Dual Gold heeft overgelegd, dat een rechtbank in een bepaalde zaak heeft geoordeeld dat inspoeling van herbiciden mogelijk is en dat de fabrikant van Dual Gold in haar reactie aan [geïntimeerde] niet rept over inspoeling van Dual Gold , houden geen voldoende gemotiveerde betwisting in van de juistheid van de zienswijze van de deskundige, zodat deze falen.



5.26.
Dat [appellanten 1 c.s.] niet inzien waarom bij een afgetekend of afgebakend schadebeeld geen sprake zou kunnen zijn van inspoeling, omdat regenwater immers recht naar beneden loopt, vormt eveneens geen voldoende gemotiveerde betwisting van de zienswijze van de deskundige dat bij inspoeling van een middel het schadebeeld niet zo sterk afgetekend was als in het voorliggende geval. Evenmin betwisten [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. voldoende gemotiveerd de conclusie van de deskundige dat de (extreme) weersomstandigheden de schade niet hebben kunnen veroorzaken, omdat de schade te scherp is afgetekend om het hiermee te kunnen verklaren. Zij maken niet gemotiveerd duidelijk hoe de natte grond of vorst en regen de geconstateerde scherp afgebakende schade kan hebben veroorzaakt. Dat andere tulpentelers in dat jaar geconfronteerd waren met een lagere opbrengst is geen voldoende betwisting van de bevindingen van de deskundige. Niet gemotiveerd wordt immers aangevoerd dat ook andere telers met dezelfde (scherp afgetekende) schade als [geïntimeerde] zijn geconfronteerd.



5.27.
Met het voorgaande kunnen de grieven 2 tot en met 7 van [appellanten 1 c.s.] en grief 2 van [appellanten 2] c.s. niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis. Wel zijn voldoende steekhoudende bezwaren aangevoerd tegen het tweede en de derde door de deskundige aangenomen scenario’s en daarmee ook tegen het vierde scenario. Bij de verdere beoordeling zal het hof alleen uitgaan van het eerste aangenomen scenario dat uitgaat van de aanwezigheid van, of een te hoge concentratie van stoffen/residuen in de tank of de eerste tankvulling die schadelijk waren voor tulpen/tulpenbollen.



5.28.
In deze zaak draagt [geïntimeerde] de bewijslast van haar stelling dat de schade is ontstaan als gevolg van een tekortkoming of fout aan de zijde van [appellanten 1 c.s.] en/of [appellanten 2] c.s. Het risico dat onbewezen blijft dat de schade door een tekortkoming of fout van hen is ontstaan, rust daarmee in beginsel op [geïntimeerde] . Op grond van de bevindingen van de deskundige dat het waargenomen schadebeeld wijst op de aanwezigheid, of een te hoge concentratie van stoffen/residuen in de tank of de eerste tankvulling van januari 2018 die schadelijk waren voor tulpen/tulpenbollen, acht het hof voorshands, behoudens tegenbewijs, bewezen dat de schade is veroorzaakt door een fout van [appellanten 2] bij het spuiten, waarvoor ook [appellanten 1 c.s.] uit hoofde van de teeltovereenkomst jegens [geïntimeerde] aansprakelijk zijn. [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. hebben een aanbod gedaan om tegenbewijs te leveren. Overeenkomstig hun bewijsaanbod zullen zij worden toegelaten tot tegenbewijs tegen het voorshands als bewezen aangenomen feit dat de schade is veroorzaakt door een fout bij het spuiten in januari 2018.



5.29.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.






6Beslissing

Het hof:

laat [appellanten 1 c.s.] en [appellanten 2] c.s. toe tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands als bewezen aangenomen feit dat de schade aan de tulpenbollen is veroorzaakt door een fout van [appellanten 2] doordat bij de bespuiting op 12 januari 2018 een te hoge hoeveelheid of concentratie van stoffen/residuen in de tank of de eerste tankvulling aanwezig was die schadelijk was voor tulpen/tulpenbollen;

beveelt dat, indien partijen getuigen willen doen horen, een getuigenverhoor zal plaatshebben voor mr. J.W. Hoekzema, daartoe tot raadsheer-commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam op een nader te bepalen dag en tijdstip;

verwijst de zaak naar de rol van 11 juni 2024 voor opgave door beide partijen van hun verhinderdata en die van de door hen voor te brengen getuigen in de maanden juli tot en met oktober 2024;

houdt iedere verdere beslissing aan.


Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, A.L.M. Keirse en M. Kremer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.
Link naar deze uitspraak