Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:GHAMS:2025:3297 
 
Datum uitspraak:09-12-2025
Datum gepubliceerd:11-12-2025
Instantie:Gerechtshof Amsterdam
Zaaknummers:200.349.188/01
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Klacht tegen een toegevoegd gerechtsdeurwaarder. Alimentatievordering. Beslag op onroerende zaak zonder voorafgaand overleg met klaagster. Artikelen 434 en 435 Rv en artikel 3:276 BW. Klacht ongegrond.
Trefwoorden:belastingrecht
 
Uitspraak
beslissing
___________________________________________________________________ _ _


GERECHTSHOF AMSTERDAM


afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.349.188/01 GDW

nummer eerste aanleg : C/13/733348/ DW RK 23/146


beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 9 december 2025


inzake



[appellant]
,
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [plaats 1] ,
gemachtigde: [naam] ,
appellante,

tegen



[geïntimeerde]
,
wonend te [plaats 2] ,
geïntimeerde.

Partijen worden hierna de gerechtsdeurwaarder en klaagster genoemd.





1De zaak in het kort

Een incassobureau heeft namens klaagster aan de gerechtsdeurwaarder een executieopdracht gegeven ter inning van een alimentatievordering, waarna beslag op een onroerende zaak van de schuldenaar is gelegd. Klaagster stelt dat door het beslag, waarvoor zij geen toestemming heeft gegeven, de schuldenaar de lopende alimentatiebetalingen aan klaagster heeft gestaakt. Het hof verklaart de klacht ongegrond.





2Het geding in hoger beroep


2.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 20 december 2024 een beroepschrift, met bijlagen, bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 20 november 2024 tussen partijen gegeven onder bovengenoemd nummer (ECLI:NL:TGDKG:2024:135).



2.2.
Klaagster heeft op 23 maart 2025 een verweerschrift, met bijlagen, bij het hof ingediend.



2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.



2.4.
Klaagster heeft op 10 september 2025 een aanvullende productie ingediend.



2.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 25 september 2025. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder en klaagster zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.






3Feiten

Het hof verwijst naar de feiten die de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling daarvan geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn deze als volgt.


3.1.
Klaagster heeft het Nationaal Loket Alimentatie Inning (NLAI), een incassobureau dat op een van de adressen van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder is gevestigd, ingeschakeld voor het innen van achterstallige partneralimentatie bij de ex-partner (hierna: de schuldenaar) van klaagster.



3.2.
Het NLAI heeft klaagster bij e-mail van 19 april 2021 bericht dat de schuldenaar geen gehoor heeft gegeven aan de sommatie en dat betaling was uitgebleven. Het NLAI heeft bij dezelfde e-mail gevraagd of klaagster akkoord ging met overdracht van de zaak aan de gerechtsdeurwaarder. In de e-mail is meegedeeld dat de gerechtsdeurwaarder de schuldenaar zou bezoeken om hem te vertellen dat het openstaande bedrag dient te worden voldaan en dat de gerechtsdeurwaarder bij het uitblijven van betaling naar eigen inzicht zou overgaan tot beslaglegging.



3.3.
Klaagster is bij e-mail van 21 april 2021 akkoord gegaan met de overdracht aan de gerechtsdeurwaarder.



3.4.
Het NLAI heeft de zaak vervolgens op 30 april 2021 aan de gerechtsdeurwaarder overgedragen en aan de gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven om tot betekening en verdere executie van de executoriale titel (de echtscheidings- en alimentatiebeschikking) over te gaan.



3.5.
Bij e-mail van 7 mei 2021 heeft klaagster aan het NLAI geschreven:
“(…)

Mijn ex partner is gestaakt met het betalen van de maandelijkse partneralimentatie. Op 30 april 2021 heb ik helaas niets ontvangen aan partneralimentatie.”



3.6.
Bij e-mail van 17 mei 2021 heeft klaagster aan het NLAI geschreven:
“(…)

Tot op heden is nog geen betaling van de partneralimentatie ontvangen. We zitten inmiddels op 17 mei, dus 17 dagen te laat. Ik verwacht nu niet meer dat dhr. tot betaling overgaat. Ik geef toestemming, om het over te dragen aan de gerechtsdeurwaarder. (…)”



3.7.
Op 28 mei 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op de hypotheekvrije onroerende zaak (hierna: de woning) van de schuldenaar.



3.8.
Klaagster heeft vervolgens nadrukkelijk opdracht gegeven om het beslag op de woning op te heffen en vervolgens beslag te leggen onder de bankinstelling ten laste van de schuldenaar.



3.9.
Op 10 juni 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder het beslag op de woning opgeheven en beslag gelegd onder de ABN AMRO bank ten laste van de schuldenaar van klaagster.



3.10.
Klaagster heeft de opdracht vervolgens ingetrokken.






4De klacht

Klaagster beklaagt zich samengevat over het volgende:
De gerechtsdeurwaarder heeft beslag gelegd op de woning van de schuldenaar zonder dit vooraf met klaagster te overleggen. Als gevolg van dit zware beslagmiddel heeft de schuldenaar de betaling van de lopende partneralimentatie aan klaagster gestaakt





5Beoordeling


5.1.
In het oorspronkelijke klaagschrift heeft klaagster zich ook beklaagd over het handelen van het NLAI. De kamer heeft in de bestreden beslissing overwogen dat de kamer alleen oordeelt over het handelen van de gerechtsdeurwaarder en niet over het handelen van het NLAI. De kamer heeft de klacht van klaagster voor zover gericht tegen het NLAI daarom ongegrond verklaard en de klacht over het door de gerechtsdeurwaarder gelegde beslag op de woning gegrond verklaard. De kamer heeft aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd en haar in de proceskosten veroordeeld.


Inhoudelijk




5.2.
Klaagster heeft haar klachten tegen het NLAI in hoger beroep herhaald. Het hof kan ook in hoger beroep alleen het handelen van de gerechtsdeurwaarder beoordelen en niet dat van het NLAI. Daarnaast is in een tuchtprocedure als deze geen ruimte voor een veroordeling tot schadevergoeding, zoals klaagster wenst. Ten slotte kan het hof, zoals ter zitting al is meegedeeld, slechts oordelen over klachten waarover de kamer al heeft kunnen oordelen.


Beslag op woning zonder voorafgaand overleg




5.3.
De kamer heeft deze klacht gegrond verklaard op grond van de volgende overwegingen. Klaagster heeft ter zitting in eerste aanleg uitdrukkelijk ontkend ervan op de hoogte te zijn geweest dat beslaglegging op de woning van de schuldenaar ook tot de mogelijkheden behoorde. Zij stelt dat zij hier nooit mee akkoord zou zijn gegaan. Ter zitting is vast komen te staan dat de woning niet op een door klaagster ingevulde lijst met mogelijke verhaalsobjecten stond en dat klaagster ook niet bekend was met deze woning, die de schuldenaar, naar haar later bekend werd, uit de nalatenschap van een zus heeft verkregen. De gerechtsdeurwaarder is dus, na eigen onderzoek naar verhaalsmogelijkheden, overgegaan tot beslaglegging op de woning. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder het beslag op deze woning vooraf met het NLAI of met klaagster als belanghebbende heeft besproken, dan wel dat er een afspraak met het NLAI was gemaakt dat zonder nader overleg beslag op andere verhaalsobjecten mocht worden gelegd dan op de objecten zoals die door klaagster waren vermeld op de lijst. Deze handelwijze is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Die heeft er immers toe geleid dat beslag is komen te liggen op een woning, wat klaagster niet heeft gewild. De bevestiging uit de e-mail dat de gerechtsdeurwaarder naar eigen inzicht zou overgaan tot beslaglegging was geen vrijbrief voor de gerechtsdeurwaarder om alles te doen wat mogelijk was. Juist nu gebruik is gemaakt van een door klaagster ingevulde lijst van mogelijke verhaalsobjecten, waar deze woning niet op stond, en er nog lopende alimentatieverplichtingen waren, had het, naar het oordeel van de kamer, op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen vooraf te overleggen met het NLAI of met klaagster.



5.4.
De gerechtsdeurwaarder heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij, na ontvangst van de opdracht van het NLAI, tot betekening van de titel is overgegaan. Daarna heeft zij onderzoek gedaan naar de vermogensbestanddelen van de schuldenaar. Naast het onderzoek naar mogelijk inkomen en mogelijke bankrekeningen van de schuldenaar heeft de gerechtsdeurwaarder ook via het Kadaster de onroerende zaken geverifieerd. Hieruit bleek dat de schuldenaar een hypotheekvrije en beslagvrije onroerende zaak (de woning) op naam had staan, waarin de schuldenaar zelf niet woonachtig was. Met het oog op de algemeen geformuleerde executieopdracht en ter voorkoming van mogelijke bezwaring of vervreemding van de onroerende zaak heeft de gerechtsdeurwaarder in het belang van klaagster onmiddellijk beslag gelegd op de woning ter zekerheid van de vordering van klaagster. Gelet op de hoogte van de vordering van bijna € 12.000,- was dit een voor de hand liggende executiemaatregel. De kamer heeft ten onrechte geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder dit eerst met haar opdrachtgever had moeten overleggen. Aan de gerechtsdeurwaarder is een opdracht verstrekt zonder enige beperking en zonder enig voorbehoud. Ook is de executie voor klaagster uitgevoerd tegen maximale kosten van € 295,- exclusief verschotten. Dit tarief geldt als de vordering niet verhaalbaar blijkt te zijn. Voorwaarde voor een dergelijk gemaximeerd tarief is dat de gerechtsdeurwaarder naar eigen inzicht het executietraject uitvoert en niet op regiebasis voor de schuldeiser werkt. In de e-mail van 19 april 2021 (hiervoor beschreven in 3.2) is ook aan klaagster bericht dat de gerechtsdeurwaarder naar eigen inzicht zou overgaan tot beslaglegging. Klaagster heeft met deze werkwijze ingestemd. Gezien de gegeven opdracht om naar eigen inzicht te handelen heeft de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 434 Rv de bevoegdheid om namens de executant beslag- en executiemaatregelen te nemen. De executieopdracht ligt niet besloten in de verstrekking van de lijst met verhaalsobjecten, zoals de kamer te onrechte heeft aangenomen. Het formulier, dat is verstrekt bij een eerdere opdracht van klaagster aan het NLAI , is enkel een hulpmiddel voor de gerechtsdeurwaarder, aldus de gerechtsdeurwaarder.



5.5.
Het hof overweegt als volgt. Op grond van de echtscheidings- en alimentatiebeschikking uit 2015 dient de schuldenaar alimentatie te voldoen aan de klaagster als alimentatiegerechtigde. Deze beschikking is een voor tenuitvoerlegging vatbare titel. De schuldenaar staat op grond van artikel 3:276 BW met zijn hele vermogen in voor betaling van die vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder dan in beginsel ook vrij om op grond van artikel 435 Rv beslag te leggen op alle voor beslag vatbare goederen van de schuldenaar, ook op de woning van de schuldenaar. Niet gebleken is dat aan de aan de gerechtsdeurwaarder verstrekte opdracht enig voorbehoud of enige beperking was verbonden. De door klaagster ingevulde lijst met mogelijke verhaalsobjecten (“verhaalsinformatie”) kan niet worden aangemerkt als een opdrachtverstrekking waarin is vermeld welke executiemaatregelen wel of niet genomen mogen worden. In het formulier wordt slechts gevraagd naar alle bekende verhaalsmogelijkheden van de schuldenaar. Klaagster heeft in hoger beroep verklaard dat zij pas na het gelegde beslag van het bestaan van de woning van de schuldenaar op de hoogte raakte. Dat verklaart waarom de woning niet in het formulier was opgenomen.



5.6.
Voorts voert de gerechtsdeurwaarder terecht aan dat de stelling van klaagster dat door de beslaglegging de lopende alimentatietermijnen niet meer werden voldaan evident onjuist is. Op het moment dat de gerechtsdeurwaarder de zaak kreeg overgedragen was de schuldenaar al in gebreke met betaling van de lopende alimentatieverplichting, zoals blijkt uit de e-mails van klaagster van 7 en 17 mei 2021 (hiervoor weergegeven in 3.5 en 3.6). Het beslag is pas daarna, op 28 mei 2021, gelegd. De mogelijkheid dat de schuldenaar vanwege de beslaglegging zou volharden in zijn weigering de lopende alimentatie te betalen, hoefde de gerechtsdeurwaarder niet ervan te weerhouden voor de oude alimentatieschuld beslag op de woning te leggen. Overigens valt niet onmiddellijk in te zien waarom het risico daarop bij beslag op de woning veel groter zou zijn dan bij het door klaagster gewenste bankbeslag, dat ook zeer hinderlijk kan zijn voor een schuldenaar.



5.7.
Uit het voorgaande volgt dat het handelen van de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Anders dan de kamer is het hof daarom van oordeel dat de klacht ongegrond is. De vraag of de schuldenaar daadwerkelijk in de woning woonde, behoeft geen bespreking, omdat een bevestigend antwoord hierop niet tot een andere uitkomst kan leiden.


Slotsom




5.8.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder ongegrond is. Voor de in eerste aanleg uitgesproken maatregel en kostenveroordeling bestaat geen grond. Het hof zal de bestreden beslissing daarom vernietigen. Gelet op die uitkomst blijven de kosten van klaagster in dit hoger beroep voor haar eigen rekening.






6Beslissing

Het hof:

- vernietigt de bestreden beslissing;

en, opnieuw beslissende:

- verklaart de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, J.W.M. Tromp en J.H. Lieber en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2025 door de rolraadsheer.
Link naar deze uitspraak