Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBAMS:2025:3804 
 
Datum uitspraak:25-03-2025
Datum gepubliceerd:04-07-2025
Instantie:Rechtbank Amsterdam
Zaaknummers:C/13/765554 / KG ZA 25-14
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Kort geding, opheffing executoriaal beslag op auto.
Trefwoorden:erfgenamen
paarden
schenkbelasting
schenking
wettelijke rente
 
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel



zaaknummer / rolnummer: C/13/765554 / KG ZA 25-148 EAM/LO


Vonnis in kort geding van 25 maart 2025


in de zaak van



[eiser]
,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser bij dagvaarding op verkorte termijn van 5 maart 2025,
advocaat mr. S.A. Wensing te Emmen,

tegen



[gedaagde]
,
wonende te [woonplaats 2] (Thailand),
gedaagde,
advocaten mr. D. Çölkusu en mr. V. Zitman te 's-Hertogenbosch.


Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.




1De procedure
Ter zitting van 11 maart 2025 heeft [eiser] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend.
Ter zitting waren aanwezig: [eiser] met mr. Wensing en aan de zijde van [gedaagde] mr. Çölkusu en mr. Zitman.
Vonnis is bepaald op heden.




2De feiten

2.1.

[eiser] is op 3 november 2020 in gemeenschap van goederen gehuwd met [naam 1] (hierna: [naam 1] ).



2.2.

[naam 1] is beherend vennoot van [bedrijf 1] C.V., (hierna: [bedrijf 1] ), een onderneming die zich onder meer bezighoudt met het fokken, africhten, trainen en verzorgen van en handel in paarden. Tevens is zij enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 2] B.V. Op de website van [bedrijf 1] staat onder het kopje ‘over ons’ het volgende.




In verband met privacy is de afbeelding verwijderd.






2.3.
Vanaf juli 2017 tot en met september 2022 heeft [gedaagde] op grond van een overeenkomst met [bedrijf 1] een aantal paarden bij [bedrijf 1] ondergebracht voor training en verzorging. Gedurende deze periode is de dochter van [gedaagde] daar met wisselende intervallen getraind voor deelname aan dressuurcompetities in binnen- en buitenland. Van augustus 2020 tot en met september 2022 woonde de dochter van [gedaagde] bij [bedrijf 1] .



2.4.

[bedrijf 1] zond [gedaagde] maandelijks facturen, die [gedaagde] heeft voldaan. In de facturen zijn vaste bedragen voor stalling (€ 750) en training (€ 750) van de paarden opgenomen en voor het verblijf van de dochter van [gedaagde] (€ 350). Verder zijn in de facturen bedragen opgenomen voor incidentele kosten die zijn voorgeschoten door [bedrijf 1] , waaronder kosten van de hoefsmid, dierenarts en tandarts, materiaalkosten, transportkosten, kosten van lidmaatschappen, trainingscompetities en wedstrijden. Als de dochter van [gedaagde] deelnam aan wedstrijden betaalde [gedaagde] zelf reis- en verblijfkosten. Zij betaalde ook reis- en verblijfkosten van de partner van [naam 1] , [eiser] , wanneer die aanwezig was bij wedstrijden.


2.5.
In mei 2021 heeft (de oom van) [naam 1] [gedaagde] gevraagd of zij een lening wilde verstrekken in verband met financiële problemen van [bedrijf 1] .



2.6.

[gedaagde] en [naam 1] hebben een leningsovereenkomst gesloten, waarbij [gedaagde] een bedrag van € 100.000,- aan [naam 1] [woonplaats 1] tegen een rente van 3,5% en voor een periode van 3 jaar.



2.7.

[naam 1] heeft de lening niet terugbetaald en [gedaagde] heeft een bodemprocedure aanhangig gemaakt. In een vonnis van 30 oktober 2024 heeft de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, [naam 1] veroordeeld om € 100.000,- terug te betalen, vermeerderd met rente en kosten.



2.8.
Op 31 januari 2025 heeft [gedaagde] het vonnis van 30 oktober 2024 laten betekenen en bevel gedaan tot betaling.



2.9.
In een e-mail van 11 februari 2025 heeft de advocaat van [naam 1] verzocht de executie op te schorten. In de e-mail staat onder meer het volgende

“(…) Cliënte is niet in staat om aan het bevel te voldoen. Zij heeft bij de gemeente een schuldhulpverleningstraject opgestart. De gemeente zal een plan van aanpak opstellen. Niet uit te sluiten valt dat de WSNP-regeling zal worden toegepast. Cliënte heeft geen vermogensbestanddelen en haar inkomen is onvoldoende toereikend. In het voorkomende geval zal nog om een afkoelingsperiode worden verzocht (…)”



2.10.
Na verdere correspondentie tussen de advocaten is betaling uitgebleven.



2.11.
Op 13 februari 2025 is namens [gedaagde] executoriaal derdenbeslag gelegd onder – onder meer – [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V.



2.12.
Op 20 februari 2025 is namens [gedaagde] executoriaal beslag gelegd op een personenauto van het merk Mercedes-Benz met het kenteken GV-334-S (hierna: de auto), op naam van [eiser] .



2.13.
In twee derdenverklaringen die [naam 1] op 24 februari 2025 heeft getekend staat dat er tussen haar en [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V. geen enkele rechtsverhouding bestaat uit hoofde waarvan [naam 1] nog iets te vorderen had op het tijdstip van beslaglegging.



Tekst



3Het geschil


3.1.

[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de opheffing van het op 20 februari 2025 gelegde executoriaal beslag op de auto;
II. [gedaagde] te verbieden om opnieuw executoriaal beslag te leggen op de auto, op straffe van een dwangsom;
III. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.



3.2.

[gedaagde] voert verweer.



3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.





4De beoordeling

4.1.
Bij een vordering tot opheffing van een executoriaal beslag heeft de voorzieningenrechter slechts een beperkte taak. Hij zal slechts in de executie mogen ingrijpen, indien de executant zich door de executie schuldig maakt aan misbruik van bevoegdheid.



4.2.

[eiser] stelt dat daarvan sprake is, omdat de auto volgens hem niet in de huwelijksgemeenschap valt. Hij heeft de auto op 22 januari 2022 in eigendom verkregen door schenking van de (inmiddels overleden) oom van [naam 1] , [de oom] , met wie hij een goede band had. Schenkingen vallen immers buiten de gemeenschap. Verder heeft [eiser] gesteld dat de vordering van [gedaagde] is verknocht aan [naam 1] en daarom evenmin in de gemeenschap kan vallen. Ten slotte heeft [eiser] gesteld dat de auto behept is met tal van gebreken, zodat de vermoedelijke opbrengst de executie niet rechtvaardigt. Aldus steeds [eiser] .



4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan het criterium misbruik van recht niet is voldaan. In de eerste plaats is onvoldoende aannemelijk geworden dat de auto door middel van schenking is verkregen. [eiser] heeft verklaard dat de auto hem door [de oom] bij leven is geschonken en heeft daartoe een verklaring overgelegd van zijn schoonmoeder, de zus van [de oom] . De auto is echter na het overlijden van [de oom] , op 7 december 2021 eerst aan een andere particulier overgedragen, en pas daarna aan [eiser] , zo blijkt uit een overzicht van kentekencheck.nl. Dat de auto hem door [de oom] is geschonken is dan ook niet aannemelijk op basis van de feiten. De dochter van [gedaagde] heeft verklaard dat de auto door de erfgenamen van [de oom] aan [eiser] is verkocht. Indien sprake zou zijn van een schenking na overlijden had dat conform artikel 7:177 BW bij notariële akte moeten zijn vastgelegd. Een notariële akte is niet overgelegd. Evenmin is een aangifte of aanslag van erf- of schenkbelasting overgelegd, die er zou moeten zijn geweest bij schenking na overlijden. Dat betekent dat niet kan worden aangenomen dat de auto een schenking was van [de oom] aan [eiser] .



4.4.
Dat sprake is van een bijzondere verknochtheid van de vordering van [gedaagde] aan [naam 1] is evenmin voldoende aannemelijk geworden. [naam 1] is de lening blijkens de overeenkomst aangegaan ten behoeve van [bedrijf 1] , de onderneming die zij samen met [eiser] uitoefent, al is zij formeel de beherend vennoot. Zowel [naam 1] als [eiser] profiteren van de economische vruchten van deze vennootschap. Daarnaast staat op de facturen die [gedaagde] van [bedrijf 1] ontving zowel [naam 1] als [eiser] als contactpersoon vermeld en wijst de wijze waarop [naam 1] en [eiser] zich presenteren op de website van [bedrijf 1] (zie 2.2) bepaald niet op verknochtheid van de schuld.



4.5.

[gedaagde] heeft verder wel degelijk een te respecteren belang bij executoriale verkoop van de auto. Zij heeft een vordering van meer dan € 100.000,- waarvan nog niets is betaald. [gedaagde] heeft een overzicht van de ANWB overgelegd waarin de waarde van de auto is geschat op minimaal € 11.550,00 (veilingprijs). Dat bedrag levert een te respecteren belang op voor [gedaagde] .



4.6.
De conclusie is dat de gevorderde opheffing zal worden afgewezen.



4.7.

[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 331,00
- salaris advocaat 1.107,00
Totaal € 1.438,00



4.8.
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.





5De beslissing
De voorzieningenrechter


5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,



5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.438,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,



5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen (in geval van betekening) met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,



5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L. Oostinga, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025.



type: LO
coll: EB
Link naar deze uitspraak