|
|
|
| ECLI:NL:RBAMS:2025:7414 | | | | | Datum uitspraak | : | 24-09-2025 | | Datum gepubliceerd | : | 26-11-2025 | | Instantie | : | Rechtbank Amsterdam | | Zaaknummers | : | C/13/764764 / HA ZA 25-52 C/13/764764 / HA ZA 25-52 | | Rechtsgebied | : | Ondernemingsrecht | | Indicatie | : | Geschil over de opeisbaarheid van twee leningen die door verkoper bij een bedrijfsovername aan koper zijn verstrekt. Eiser in conventie vordert voor recht te verklaren dat lening 1 opeisbaar is zodra de daarop van toepassing zijnde achterstelling niet meer van kracht is. Ook vordert zij voor recht te verklaren dat lening 2 niet tot stand is gekomen en het daarmee gemoeide bedrag opeisbaar is. Gedaagde in conventie vordert in reconventie voor recht te verklaren dat lening 2 wel tot stand is gekomen. Vorderingen in conventie afgewezen. Vordering in reconventie toegewezen. | | Trefwoorden | : | earn out | | | koopovereenkomst | | | wettelijke rente | | | | Uitspraak | RECHTBANK Amsterdam
Civiel recht
Zaaknummer: C/13/764764 / HA ZA 25-523
Vonnis van 24 september 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. S.W. Vos,
tegen
UNLIMITED SPARE PARTS INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd in Amsterdam,gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: UNSPI,
advocaat: mr. T.S.F. Hautvast.
1De zaak in het kort
1.1.
[eiser] heeft alle aandelen in twee van haar dochtervennootschappen aan (een rechtsvoorganger van) UNSPI verkocht. Daarbij is een deel van de koopsom omgezet in een lening van [eiser] aan UNSPI (Lening 1) en is een deel van de koopsom afhankelijk gesteld van de resultaten van de overgenomen vennootschappen (de Earn-out). UNSPI zou de helft van de Earn-out in cash voldoen en de andere helft zou worden omgezet in een tweede lening van [eiser] aan UNSPI (Lening 2). Lening 1 en 2 zijn achtergesteld ten opzichte van een banklening van UNSPI. De hoogte van de Earn-out is inmiddels vastgesteld en UNSPI heeft de helft van dat bedrag aan [eiser] voldaan. [eiser] vordert voor recht te verklaren dat de tweede helft van de Earn-out opeisbaar is, omdat zij vindt dat Lening 2 niet tot stand is gekomen. Ook vordert zij voor recht te verklaren dat Lening 1 opeisbaar is zodra de achterstelling niet meer van kracht is, omdat zich volgens haar opeisingsgronden hebben voorgedaan. UNSPI voert verweer en vordert in reconventie voor recht te verklaren dat [eiser] Lening 2 is aangegaan dan wel [eiser] te gebieden om dat alsnog te doen.
1.2.
De rechtbank komt in dit vonnis tot het oordeel dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen. Lening 1 heeft een achtergesteld karakter. Lening 2 is rechtsgeldig tot stand gekomen en heeft ook een achtergesteld karakter. Er doen zich geen opeisingsgronden voor en ook het beroep van [eiser] op de redelijkheid en billijkheid slaagt niet. Vanwege de achterstelling kan [eiser] daarom op dit moment nog geen aanspraak maken op terugbetaling van beide leningen. De door UNSPI gevorderde verklaring voor recht dat [eiser] Lening2 is aangegaan, zal worden toegewezen.
2De procedure
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 februari 2025;
- de akte overlegging producties van [eiser] van 26 februari 2025;
- de akte eiswijziging van [eiser] van 26 februari 2025;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, van 9 april 2025 met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 21 mei 2025 met producties;
- het tussenvonnis van 2 juli 2025 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 augustus 2025 en de daarin genoemde stukken; en
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 4 augustus 2025 die zich in het dossier bevinden.
3De feiten
3.1.
[eiser] is de persoonlijke holding van de heer [naam] .
3.2.
UNSPI drijft een onderneming gericht op het verhandelen, ontwerpen, produceren en slijpen van industriële messen en andere reserveonderdelen voor machines in de voedingsmiddelen- en verpakkingssector. UNSPI is opgericht door private equity investeerder NewPort met als doel om verdere consolidatie binnen dit marktsegment te
bevorderen.
3.3.
[eiser] hield tot 14 september 2020 alle aandelen in Delba, een vennootschap opgericht naar Nederlands recht, en DT Invest, een vennootschap opgericht naar Pools recht (hierna samen: de Doelvennootschappen). De Doelvennootschappen produceren onder meer onderdelen voor machines voor de voedings- en verpakkingsindustrie,
3.4.
Op 14 september 2020 heeft [eiser] alle aandelen in de Doelvennootschappen verkocht aan Mack MidCo, onder de voorwaarden opgenomen in de koopovereenkomst van die datum (de Koopovereenkomst). Mack MidCo was op dat moment een 100% dochtervennootschap van UNSPI. Van de door partijen overeengekomen koopsom van (maximaal) € 16.450.928,27 heeft [eiser] ongeveer € 7,5 miljoen bij het aangaan van de Koopovereenkomst in cash ontvangen, € 2 miljoen is geherinvesteerd in aandelen van UNSPI en € 3,5 miljoen is omgezet in een lening van [eiser] aan UNSPI (Lening 1). Het resterende deel van de koopsom van maximaal € 3 miljoen is afhankelijk gesteld van de EBITDA van Mack MidCo, de Doelvennootschappen en hun dochtervennootschappen over 2020 en 2021 (de Earn-out). Op grond van de Koopovereenkomst zou [eiser] de helft van de Earn-out, na de vaststelling ervan, in cash ontvangen en de andere helft omzetten in een tweede lening aan UNSPI (Lening 2). Een concept leningsovereenkomst voor Lening 2 is als bijlage aan de Koopovereenkomst gehecht.
3.5.
UNSPI, Mack MidCo en de Doelvennootschappen hebben in het kader van de aandelentransactie gezamenlijk externe financiering aangetrokken, waaronder een lening van Rabobank van € 8,4 miljoen. Op 14 september 2020 hebben Rabobank, Mack MidCo en [eiser] een achterstellingsakte ondertekend op grond waarvan (onder andere) Lening 1 is achtergesteld ten opzichte van de lening van Rabobank (de Achterstellingsakte). Rabobank heeft Mack MidCo in deze akte toestemming gegeven om aflossingen en rente op Lening 1 te voldoen en Rabobank heeft zich daarbij het recht voorbehouden om deze toestemming in te trekken.
3.6.
In de overeenkomst van Lening 1 (zie 3.4), die eveneens op 14 september 2020 is aangegaan, staat in artikel 4 over de terugbetaling onder meer het volgende:
“4.1. Looptijd
4.1.1
De Lening wordt in beginsel aangegaan met een looptijd tot en met 31 december 2026, tenzij de Lening eerder wordt afgelost in overeenstemming met de bepalingen van deze Leningsovereenkomst.
4.1.2
Met inachtneming van de voorwaarden van de Achterstelling, zullen de lening, de
daarover verschuldigde Rente en andere bedragen waar de Leninggever gerechtigd toe is onder deze Leningsovereenkomst (het
"Uitstaande Bedrag")
daarmee uiterlijk op 31 december 2026 volledig zijn terugbetaald door de Leningnemer aan de Leninggever conform het schema zoals bepaald in artikel 4.2.
4.2
Aflossing
Met inachtneming van de voorwaarden van de Achterstelling, zal de Leningnemer de hoofdsom van de Lening in 17 gelijke delen ten bedrage van EUR 205,882,35 per kwartaal terugbetalen op de laatste dag van ieder kwartaal, voor het eerst op een door Leningnemer te bepalen datum doch niet later dan op 31 december 2022, en voor het laatst op 31 december 2026. Enige vervroegde aflossing doet geen afbreuk aan voorgaande aflosverplichting van EUR 205,882,35 per kwartaal.”
3.7.
De concept-leningsovereenkomst van Lening 2 (zie 3.4) bevat eenzelfde artikel 4.1 en 4.2 als Lening 1, met dien verstande dat in artikel 4.2 nog geen termijnbedrag en het aantal termijnen zijn genoemd.
3.8.
Op 13 augustus 2021 zijn UNSPI als verkrijgende vennootschap en (onder andere) Mack MidCo als verdwijnende vennootschap juridisch gefuseerd. Daardoor zijn de rechten en plichten van Mack MidCo onder algemene titel overgegaan op UNSPI.
3.9.
UNSPI heeft [eiser] op 28 december 2021 bericht dat zij de rentebetalingen op Lening 1 tot en met 31 maart 2022 opschort.
3.10.
Rabobank heeft UNSPI op 28 september 2022 bericht dat zij de door haar in de Achterstellingsakte verleende toestemming voor het betalen van rente en aflossingen op Lening 1 intrekt (de stop payment notice). UNSPI heeft [eiser] daarna van dit besluit op de hoogte gesteld.
3.11.
Op 23 juni 2023 heeft een deskundige de EBITDA van Mack MidCo, de Doelvennootschappen en hun dochtervennootschappen over 2020 en 2021 vastgesteld op € 5.901.182, waardoor de Earn-out is vastgesteld op € 641.891,20. UNSPI heeft de helft van dit bedrag daarna aan [eiser] betaald.
3.12.
Op 13 december 2024 heeft de advocaat van [eiser] Lening 1 namens [eiser] opgeëist en UNSPI ook gesommeerd om het tweede deel van de Earn-out te voldoen.
4Het geschil
in conventie
4.1.
[eiser] vordert, samengevat en na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis:
I. primairvoor recht verklaart dat [eiser] opeisbaar van UNSPI te vorderen heeft een bedrag van € 320.945,10, vermeerderd met de in artikel 6:119a BW bedoelde wettelijke handelsrente daarover vanaf 17 juni 2023,
subsidiair
voor recht verklaart dat:
a. [eiser] opeisbaar van UNSPI te vorderen heeft een bedrag van € 320.945,10, te voldoen in zestien gelijke kalenderkwartaaltermijnen, waarvan de eerste twee zijn vervallen op 17 juni 2023 en de laatste vervalt op 31 december 2026,
b. [eiser] opeisbaar van UNSPI te vorderen heeft de in artikel 6:119a BW bedoelde wettelijke handelsrente over ieder van deze kwartaaltermijnen die bij het wijzen van het vonnis in deze zaak reeds zijn vervallen, telkens vanaf de eerste dag van het volgende kalenderkwartaal,
c. [eiser] opeisbaar van UNSPI te vorderen heeft de overeengekomen rente van 6% per jaar over een bedrag van € 320.945,10, betaalbaar op de laatste werkdag van ieder kalenderkwartaal, voor het laatst op 31 december 2026,
d. [eiser] opeisbaar van UNSPI te vorderen heeft de in artikel 6:119 BW bedoelde wettelijke rente over de overeengekomen rentebedragen vanaf de eerste dag van het volgende kalenderkwartaal,
II. voor recht verklaart dat Lening 1, groot € 3.500.000,-, vermeerderd met de overeengekomen rente van 1,5% per kalenderkwartaal, voor het eerst per 31 december 2020, waarbij de niet betaalde rente vanaf het daarop volgende kalenderkwartaal bij de hoofdsom wordt gevoegd en zelf rentedragend is, volledig opeisbaar is indien en zodra de achterstelling bij de vorderingen van Rabobank niet langer van kracht is,
III. voor recht verklaart dat [eiser] opeisbaar van UNSPI heeft te vorderen (primair) een bedrag gelijk aan alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten die [eiser] in verband met het behoud en de uitwinning van haar rechten onder Lening 1 heeft gemaakt en nog zal maken dan wel (subsidiair) een bedrag van € 6.775,- aan buitengerechtelijke incassokosten,
IV. UNSPI uitvoerbaar bij voorraad veroordeelt in de proceskosten van [eiser] , vermeerderd met de in artikel 6:119 BW bedoelde wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na het vonnis.
4.2.
[eiser] legt aan haar primaire vordering onder I ten grondslag dat Lening 2 niet rechtsgeldig tot stand is gekomen. Over Lening 2 en de voorwaarden daarvan bestond in de Koopovereenkomst geen wilsovereenstemming. [eiser] heeft ook het concept van Lening 2, dat als bijlage bij de Koopovereenkomst was gevoegd, niet ondertekend. [eiser] kan niet worden verplicht om Lening 2 alsnog te verstrekken, omdat de in het concept van Lening 2 opgenomen voorwaarden niet (meer) realistisch zijn. Zij stelt bovendien dat de omstandigheden door toedoen van UNSPI en haar andere aandeelhouders inmiddels zodanig zijn gewijzigd dat van [eiser] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer gevergd kan worden genoegen te nemen met het uitblijven van betaling van rente en aflossing op het tweede deel van de Earn-Out. [eiser] legt aan haar subsidiaire vordering onder I ten grondslag dat, mocht de rechtbank oordelen dat Lening 2 rechtsgeldig tot stand is gekomen of dat [eiser] verplicht is het tweede deel van de Earn-out in een lening om te zetten, deze lening direct opeisbaar is, omdat zich volgens haar meerdere opeisingsgronden voordoen. [eiser] stelt daartoe onder meer dat UNSPI haar schuldeisers heeft geïnformeerd dat zij niet in staat is aan haar verplichtingen te voldoen en dat UNSPI – in strijd met de voorwaarden van Lening 2 – nieuwe financiering heeft aangetrokken. [eiser] legt aan haar vordering onder II dezelfde opeisingsgronden ten grondslag als aan haar subsidiaire vordering onder I.
4.3.
UNSPI voert verweer. Zij voert aan dat [eiser] Lening 2 bij het aangaan van de Koopovereenkomst heeft verstrekt onder de opschortende voorwaarde van vaststelling van de Earn-out, zodat Lening 2 met de vaststelling van die Earn-out rechtsgeldig tot stand is gekomen. Ook betoogt UNSPI dat de Achterstellingsakte opeising van Lening 2 verhindert en dat de door [eiser] aangevoerde opeisingsgronden zich niet hebben voorgedaan. De tweede helft van de Earn-out is volgens UNSPI dan ook nog niet opeisbaar.
UNSPI stelt zich op het standpunt dat Lening 1 niet opeisbaar is, ook niet als de achterstelling ten opzichte van de lening van Rabobank niet meer van kracht zou zijn, omdat zich geen opeisingsgronden voordoen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.5.
UNSPI vordert samengevat dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. primairvoor recht verklaart dat Lening 2 rechtsgeldig is aangegaan door [eiser] ,
subsidiair
[eiser] veroordeelt tot ondertekening van Lening 2 binnen twee weken vanaf de dag van het vonnis, met een last onder dwangsom van € 2.500,- met een maximum van € 150.000,- voor elke dag dat Lening 2 niet is ondertekend,
II. [eiser] veroordeelt in de proceskosten van UNSPI.
4.6.
UNSPI legt aan haar primaire vordering onder I ten grondslag dat [eiser] Lening 2 bij het aangaan van de Koopovereenkomst heeft verstrekt onder de opschortende voorwaarde van vaststelling van de Earn-out en dat de Earn-out inmiddels is vastgesteld, zodat Lening 2 rechtsgeldig tot stand is gekomen. Zij legt aan haar subsidiaire vordering onder I ten grondslag dat, mocht de rechtbank oordelen dat [eiser] Lening 2 niet heeft verstrekt, zij daartoe op grond van artikel 2.4 van de Koopovereenkomst alsnog verplicht is.
4.7.
[eiser] voert verweer. Zij betoogt – net als in conventie – dat zij Lening 2 niet heeft verstrekt en dat ook niet meer hoeft te doen, omdat de daarin opgenomen voorwaarden niet (meer) realistisch zijn en de redelijkheid en billijkheid zich ertegen verzetten dat zij aan de voorwaarden van Lening 2 wordt gehouden.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
5De beoordeling
in conventie
5.1.
De rechtbank moet voor vordering I van [eiser] beoordelen of de tweede helft van de Earn-out is omgezet in Lening 2 en, als dat het geval is, of de Achterstellingsakte daarop van toepassing is en of de door [eiser] aangevoerde opeisingsgronden zich hebben voorgedaan. Voor vordering II van [eiser] moet de rechtbank beoordelen of zich opeisingsgronden voor Lening 1 hebben voorgedaan. De rechtbank zal met vordering II beginnen, omdat [eiser] aan haar vorderingen onder I en II dezelfde opeisingsgronden ten grondslag heeft gelegd en het oordeel van de rechtbank daarover voor beide vorderingen van belang is.
5.2.
De rechtbank zal hierna alleen de stellingen van partijen bespreken die voor de beoordeling van deze vragen relevant zijn. Hierdoor komt een deel van de door partijen aangevoerde stellingen, waaronder met name de door [eiser] gemaakte verwijten over het door NewPort gevoerde beleid over de onderneming van UNSPI, in dit vonnis niet aan bod.
Vordering II: Lening 1
5.3.
Partijen zijn het erover eens dat Lening 1 een achtergesteld karakter heeft en dat de achterstelling van Lening 1 ten opzichte van de lening van Rabobank aan de opeisbaarheid van Lening 1 in de weg staat zolang Rabobank geen toestemming geeft voor het aflossen van Lening 1. De advocaat van [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het belang van [eiser] bij vordering II erin ligt dat [eiser] duidelijkheid wil krijgen over de aanwezigheid van de door haar gestelde opeisingsgronden met het oog op het (toekomstige) moment dat de achterstelling niet meer van kracht is. De achterstelling zal niet meer van kracht zijn wanneer de schuld aan Rabobank is afgelost of wanneer Rabobank – ondanks de achterstelling – toestemming geeft voor aflossing van Lening 1. De rechtbank zal hierna daarom beoordelen of de door [eiser] aangevoerde opeisingsgronden voor Lening 1 zich hebben voorgedaan.
Doen zich opeisingsgronden voor?
5.4.
[eiser] betoogt dat de opeisingsgronden van artikel 5.1 aanhef en onder (iii) en (v) van Lening I zich hebben voorgedaan. Deze bepaling luidt – voor zover relevant – als volgt:
“Met inachtneming van de voorwaarden van de Achterstelling, kan de Leninggever [ [eiser] ] de Lening met onmiddellijke ingang opzeggen en het Uitstaande bedrag is per direct opeisbaar zonder dat enige ingebrekestelling of andere voorafgaande opzegging door Leninggever vereist is, in de volgende gevallen (“Gronden van Opeisbaarheid”):
(…)
(iii) de Leningnemer, Delba SG en/of DT Invest haar schuldeisers een buitengerechtelijk schuldeisersakkoord heeft aangeboden of op enige andere wijze heeft geïnformeerd dat zij niet in staat is om aan haar verplichtingen te voldoen;
(…)
(v) wanneer Leningnemer of USPI in de nakoming van één of meer van de in deze Leningsovereenkomst aangegane verplichtingen jegens Leninggever tekortschiet en Leningnemer of USPI niet binnen 10 werkdagen na daartoe te zijn gesommeerd het gebrek in de nakoming heeft hersteld.”
5.5.
[eiser] stelt dat de opeisingsgrond van artikel 5.1 onder (iii) van Lening 1 zich heeft voorgedaan, omdat UNSPI haar schuldeisers heeft geïnformeerd dat zij niet in staat is aan haar verplichtingen te voldoen. [eiser] stelt daartoe dat UNSPI nieuwe convenanten met Rabobank heeft afgesproken, omdat zij de oorspronkelijk afgesproken convenanten niet kon nakomen. UNSPI voert hiertegen aan dat Rabobank de convenanten heeft verruimd om te voorkomen dat UNSPI niet meer aan haar toekomstige verplichtingen jegens Rabobank zou kunnen voldoen. Volgens UNSPI is deze opeisingsgrond daarom niet aan de orde. De rechtbank is het met UNSPI eens dat het nemen van maatregelen ter voorkoming van een situatie zoals bedoeld in artikel 5.1 onder (iii) van Lening 1 op zichzelf geen opeisingsgrond oplevert. Daarvoor is namelijk vereist dat UNSPI haar schuldeisers daadwerkelijk heeft geïnformeerd dat zij niet in staat is om aan haar verplichtingen te voldoen. Niet is gebleken dat UNSPI dergelijke mededelingen aan haar schuldeisers heeft gedaan.
5.6.
[eiser] stelt verder dat sprake is van de opeisingsgrond van artikel 5.1 onder (v) van Lening 1. Daartoe stelt zij in de eerste plaats dat UNSPI de in artikel 2.3 van Lening 1 opgenomen verplichting (om de lening uitsluitend aan te wenden voor de financiering van een deel van de koopprijs) heeft geschonden. Volgens [eiser] heeft UNSPI Lening 1 eveneens aangewend om de overname van Fluortech B.V. te financieren, welke overname kort na de overname van de Doelvennootschappen plaatsvond. UNSPI heeft daartegen ingebracht dat artikel 2.3 in dit geval zinledig is en per abuis in het contract is opgenomen. Volgens UNSPI kan zij Lening 1 niet hebben aangewend voor een ander doel, omdat UNSPI nooit daadwerkelijk over de geleende gelden heeft beschikt, maar het bedrag van de lening is ingehouden op het bedrag dat aan [eiser] toekwam op grond van de Koopovereenkomst. De rechtbank acht het verwijt van [eiser] niet terecht. Een deel van de door UNSPI aan [eiser] verschuldigde koopprijs op grond van de Koopovereenkomst is omgezet in een lening. Feitelijk fungeert de lening daarmee als een uitgestelde betaling van een deel van de koopsom. Dat het geld voor de lening feitelijk niet aan UNSPI ter beschikking is gesteld maar in mindering is gebracht op de door UNSPI te betalen koopprijs op grond van de Koopovereenkomst staat eraan in de weg dat de lening wordt gebruik voor een ander doel dan waarvoor deze is verstrekt.
5.7.
[eiser] stelt verder dat de opeisingsgrond van artikel 5.1 onder (v) van Lening 1 zich heeft voorgedaan, omdat de tekst van Lening 1 bij haar de verwachting heeft gewekt dat deze lening op of omstreeks 30 juni 2022 zou zijn afgelost, terwijl tot nu toe alleen een beetje rente is betaald. De rechtbank volgt [eiser] niet in dit standpunt. Artikel 4.2 van Lening 1 schrijft weliswaar een aflossingsschema voor, maar deze bepaling begint met de tekst “Met inachtneming van de voorwaarden van de Achterstelling”. In de Achterstellingsakte, die als bijlage aan Lening 1 is gehecht, is vervolgens opgenomen dat UNSPI zonder toestemming van Rabobank geen aflossingen en rente op Lening 1 mag voldoen en dat Rabobank een gegeven toestemming altijd mag intrekken. Vanwege het achtergestelde karakter van Lening 1 heeft [eiser] dus redelijkerwijs niet mogen verwachten dat Lening 1 omstreeks 30 juni 2022 zou zijn afgelost.
5.8.
De rechtbank volgt [eiser] ook niet in haar betoog dat de opeisingsgrond van artikel 5.1 onder (v) van Lening 1 zich heeft voorgedaan, omdat volgens [eiser] een vertegenwoordiger van NewPort bij het aangaan van de Koopovereenkomst zou hebben gezegd dat deze lening binnen één tot anderhalf jaar zou zijn terugbetaald. Voor zover deze mededeling is gedaan, wat door UNSPI is betwist, heeft [eiser] daar in het licht van de duidelijke schriftelijke afspraken geen gerechtvaardigde verwachting aan kunnen ontlenen. Uit de voorwaarden van Lening 1 en de Achterstellingsakte volgt immers dat de aflossing van Lening 1 mede afhankelijk is van de toestemming van Rabobank en dat [eiser] met het achtergestelde karakter van Lening 1 heeft ingestemd.
5.9.
Verder stelt [eiser] dat de opeisingsgrond van artikel 5.1 onder (v) van Lening 1 zich heeft voorgedaan, omdat UNSPI artikel 5.2 en 7.1.1 onder (i) en (ii) van Lening 1 heeft geschonden. Deze bepalingen luiden – voor zover relevant – als volgt:
Artikel 5.2:
“De Leningnemer informeert de Leninggever onmiddellijk over het zich (mogelijk) voordoen van een Grond van Opeisbaarheid.”
Artikel 7.1.1 onder (i) en (ii):
“USPI verbindt zich jegens de Leninggever om vanaf de datum van ondertekening van deze Leningsovereenkomst tot de datum waarop het Uitstaande Bedrag volledig door Leningnemer aan Leninggever is terugbetaald:
i) te onthouden van het doen van uitkeringen uit haar uitkeerbare reserves aan daartoe gerechtigden of het doen van enige betaling over overdracht van activa waarvan het economisch gevolg is dat het eigen vermogen van USPI wordt uitgekeerd aan, of uitbetaald aan, of anderszins ten gunste komt aan, het eigen vermogen van deze gerechtigden; en
ii) te onthouden van het aantrekken van nieuwe financiering bij Coöperatieve Rabobank U.A. waarop de Achterstelling van toepassing is of zou zijn.”
5.10.
[eiser] stelt dat UNSPI artikel 7.1.1 onder (i) van Lening 1 heeft geschonden, omdat zij activa, te weten een (voormalig) bedrijfspand, heeft verkocht en de opbrengst daarvan heeft aangewend voor investeringen in de bedrijfsvoering in plaats van aflossing van Lening 1. UNSPI voert hiertegen aan dat artikel 7.1.1 onder (i) ziet op dividenduitkering of andere betalingen waardoor vermogen aan de vennootschap wordt onttrokken. De verkoop van vastgoed valt hier volgens UNSPI niet onder. De rechtbank is van oordeel dat de tekst van artikel 7.1.1 onder (i) van Lening 1 niet verbiedt om activa te verkopen en de opbrengt daarvan te investeren in de bedrijfsvoering. [eiser] heeft haar stelling op dit punt ook verder niet onderbouwd. UNSPI was dus niet verplicht om de opbrengst van de verkoop van het bedrijfspand aan te wenden voor de nakoming van haar verplichtingen tegenover [eiser] uit hoofde van Lening 1.
5.11.
[eiser] stelt dat UNSPI artikel 7.1.1 onder (ii) van Lening 1 heeft geschonden, omdat zij met Rabo Lease B.V. een leaseovereenkomst is aangegaan waarop de Achterstellingsakte van toepassing is. UNSPI betwist dat de Achterstellingsakte op deze leaseovereenkomst van toepassing is, omdat deze alleen geldt voor leningen van Rabobank, terwijl Rabo Lease B.V. een andere rechtspersoon is. De rechtbank kan niet vaststellen dat UNSPI haar verplichting heeft geschonden. Aangezien Rabo Lease B.V. een andere rechtspersoon is dan Rabobank, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat op de leasefaciliteit van Rabo Lease B.V. de Achterstellingsakte van toepassing is. Het verwijt van [eiser] dat UNSPI nieuwe financiering heeft aangetrokken door de verhoging van het rekening-courant krediet, slaagt evenmin. Die verhoging op 14 september 2020, zo heeft UNSPI onweersproken aangevoerd, was onderdeel van de aandelentransactie en is door [eiser] ondertekend op dezelfde dag als Lening 1. Daarmee kwalificeert die verhoging niet als het aangaan van een nieuwe financiering in de zin van artikel 7.1.1 onder (ii) van Lening 1. Ten slotte is niet komen vast te staan dat de verruiming van de convenanten met Rabobank is aan te merken als het aantrekken van nieuwe financiering. Hierover heeft UNSPI onweersproken aangevoerd dat met die verruiming niets is veranderd in de hoogte van de lening aan Rabobank of de betaling daarvan. Tijdens de mondelinge behandeling is bovendien namens [eiser] verklaard dat zij op de hoogte is van de inhoud van de verruimde convenanten, zodat er op dit punt ook geen reden is UNSPI op te dragen die stukken in het geding te brengen. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van schending van artikel 7.1.1 onder (ii) van Lening 1.
5.12.
Nu niet is gebleken dat de door [eiser] aangevoerde opeisingsgronden zich hebben voorgedaan, is ook geen sprake van schending van artikel 5.2 van Lening 1. Daarvoor is namelijk vereist dat een opeisingsgrond zich (mogelijk) heeft voorgedaan. [eiser] heeft niet aangetoond dat dit het geval is.
Tussenconclusie: afwijzing vordering II
5.13.
Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat de door [eiser] aangevoerde opeisingsgronden zich hebben voorgedaan. Vordering II van [eiser] moet daarom worden afgewezen.
Vordering I: de tweede helft van de Earn-out
5.14.
De rechtbank is van oordeel dat Lening 2 rechtsgeldig tot stand is gekomen. Partijen hebben in artikel 2.4.7 van de Koopovereenkomst namelijk afgesproken op welke wijze UNSPI de koopprijs aan [eiser] zou voldoen. Zij zou de helft van de Earn-out, na vaststelling ervan, in cash betalen en de andere helft zou worden omgezet in Lening 2. De voorwaarden van Lening 2 maken als bijlage bij de Koopovereenkomst ook onderdeel uit van deze transactie. Deze afspraken over de betaling van de koopprijs maken naar het oordeel van de rechtbank onlosmakelijk onderdeel uit van de Koopovereenkomst. Het feit dat de hoogte van de Earn-out later is vastgesteld en [eiser] het voor Lening 2 opgestelde concept-document niet heeft ondertekend, doet er niet aan af dat partijen ten tijde van de Koopovereenkomst ook wilsovereenstemming hadden over het aangaan van Lening 2 en de voorwaarden daarvan. Ook hebben partijen afgesproken dat de hoogte van Lening 2 wordt bepaald door de hoogte van de Earn-out. Daarmee is sprake van volledige wilsovereenstemming. Het voorgaande betekent dat ook Lening 2 een achtergesteld karakter heeft en dat vanwege de stop payment notice van Rabobank UNSPI nog geen rentebetalingen of aflossingen aan [eiser] hoeft te doen. [eiser] moet die achterstelling dus tegen zich laten gelden.
5.15.
[eiser] heeft in dit verband nog aangevoerd dat de omstandigheden door toedoen van UNSPI en haar aandeelhouders inmiddels zodanig zijn gewijzigd dat van [eiser] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer gevergd kan worden genoegen te nemen met het uitblijven van betaling van rente en aflossing op de tweede helft van de Earn-Out. [eiser] beroept zich hiermee op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Op grond van artikel 6:248 lid 2 BW is een tussen partijen als gevolg van een overeenkomst geldende regel niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit is een hoge drempel. Volgens [eiser] wordt deze drempel gehaald, omdat de tegenvallende resultaten van UNSPI en haar dochtervennootschappen uitsluitend het gevolg zijn van onjuist beleid van NewPort en het door haar aangestelde bestuur van UNSPI. [eiser] stelt daartoe onder andere dat de financiële situatie van de vennootschap wordt gemanipuleerd, de notulen van aandeelhoudersvergaderingen worden gecensureerd en [eiser] niet (altijd) wordt betrokken bij de totstandkoming van aandeelhoudersbesluiten. UNSPI betwist deze verwijten en voert daarnaast aan dat de tegenvallende resultaten het gevolg zijn van personeelstekorten en de coronacrisis, waardoor klanten niet meer konden worden bezocht en er wereldwijde problemen in de toeleveringsketen ontstonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat de tegenvallende financiële resultaten van UNSPI (en het als gevolg daarvan op dit moment door UNSPI nog niet kunnen doen van rentebetalingen en aflossingen voor Lening 2) uitsluitend of hoofdzakelijk het gevolg zijn van vermeend onjuiste beleidskeuzes van NewPort en het door haar benoemde bestuur. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet aangetoond dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiser] zich aan de afgesproken voorwaarden voor de terugbetaling van Lening 2 (met inbegrip van het achtergestelde karakter van die lening) moet houden. Het beroep van [eiser] op de redelijkheid en billijkheid slaagt dus niet.
Conclusie over vordering I
5.16.
De primaire vordering van [eiser] onder I wordt afgewezen, omdat Lening 2 rechtsgeldig tot stand is gekomen en het beroep van [eiser] op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid niet slaagt.
5.17.
De subsidiaire vorderingen van [eiser] onder I worden afgewezen, omdat deze zijn gebaseerd op het standpunt van [eiser] dat zich meerdere opeisingsgronden hebben voorgedaan, [eiser] aan deze vorderingen dezelfde opeisingsgronden ten grondslag heeft gelegd als aan haar vordering onder II en de rechtbank heeft geoordeeld dat van deze opeisingsgronden niet is gebleken. Het tweede deel van de Earn-out is dus nog niet opeisbaar.
Vordering III: de buitengerechtelijke incassokosten
5.18.
Het voorgaande brengt mee dat ook de door [eiser] onder III gevorderde verklaring voor recht dat zij buitengerechtelijke incassokosten van UNSPI te vorderen heeft, wordt afgewezen.
Proceskosten
5.19.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van UNSPI worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
€
125,30
- griffierecht
€
10.188,00
- salaris advocaat
€
8.714,00
(2 punten × € 4.357,00)
- nakosten
€
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
€
19.205,30
in reconventie
5.20.
Zoals in conventie geoordeeld, is Lening 2 rechtsgeldig tot stand gekomen. De primair door UNSPI gevorderde verklaring voor recht is daarom toewijsbaar.
5.21.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van UNSPI worden begroot op:
- salaris advocaat € 614,00 (2 punten × € 614,00 × factor 0,5)
- nakosten € 100,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 714,00
6De beslissing
De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van UNSPI van € 19.205,30, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.4.
verklaart voor recht dat Lening 2 rechtsgeldig is aangegaan door [eiser] ,
6.5.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van UNSPI van € 714,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijven daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.6.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Kruis, rechter, bijgestaan door mr. W.B. Fonville, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025.
Voluit: NewPort Capital B.V.
Voluit: Delba SG B.V.
Voluit: DT Invest SP. Z o.o.
Voluit: Mack MidCo B.V.
Voluit: Coöperatieve Rabobank U.A. | Link naar deze uitspraak
|
| | |
|
|