Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBAMS:2025:7420 
 
Datum uitspraak:09-10-2025
Datum gepubliceerd:26-11-2025
Instantie:Rechtbank Amsterdam
Zaaknummers:11872815
Rechtsgebied:Arbeidsrecht
Indicatie:Kort geding. Vordering tot schorsing concurrentie- en relatiebeding. Vorderingen worden grotendeels afgewezen. De werkgever heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het bedrijfsdebiet wordt aangetast als de werknemer bij concurrerende boekingskantoren gaat werken. Ook is aannemelijk dat artiesten na het vertrek van werknemer zouden overstappen naar de nieuwe werkgever van werknemer. Daarom blijft het relatiebeding ook grotendeels van kracht. De belangenafweging valt in het voordeel van werkgever.
Trefwoorden:arbeidsovereenkomst
burgerlijk wetboek
 
Uitspraak
RECHTBANK
AMSTERDAM


Civiel recht
Kantonrechter

Zaaknummer: 11872815 \ KK EXPL 25-597


Vonnis in kort geding van 9 oktober 2025


in de zaak van



[eiser]
,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. S.B. Piekaar-Bouthoorn,

tegen


ACE AGENCY B.V,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Ace,
gemachtigde: mr. R.C.M. Andriessen.





1De procedure


1.1.
Bij dagvaarding van 12 september 2025, met producties, heeft [eiser] een voorlopige voorziening gevorderd.



1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 september 2025. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft Ace producties ingediend. Beide partijen hebben hun standpunt nader toegelicht, mede aan de hand van spreekaantekeningen, en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.





2De feiten


2.1.

[eiser] is op 1 september 2017 in dienst getreden bij Ace als Senior Agent voor onbepaalde tijd. Ace is een boekingskantoor voor artiesten gevestigd in Amsterdam.



2.2.

[eiser] heeft met ingang van 1 april 2022 promotie gemaakt. Deze promotie hield onder andere in dat [eiser] verantwoordelijk werd voor de wereldwijde boekingen van de [artiest 1] . Bij deze promotie kreeg [eiser] een hoger salaris wat is vastgelegd in een addendum op de arbeidsovereenkomst. In het addendum staat onder meer het volgende:
“8.1 Gedurende 12 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst, ongeacht de wijze waarop en de reden waarom de arbeidsovereenkomst tot een eind is gekomen, zal het Werknemer verboden zijn om op enigerlei wijze, direct of indirect, gehonoreerd of ongehonoreerd, werkzaam of betrokken te zijn bij enige persoon, instelling, vennootschap of onderneming, die concurrerende, soortgelijke of aanverwante activiteiten ontplooit als Werkgever, of de aan Werkgever gelieerde ondernemingen, dan wel een dergelijke instelling, vennootschap of onderneming te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven, dan wel daarin of daarbij enig belang te hebben, daarbij werkzaam te zijn of daarin een aandeel te hebben.



8.2

Gedurende 24 maanden na het na het einde van de arbeidsovereenkomst, ongeacht de wijze waarop en de reden waarom de arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen, zal het Werknemer verboden zijn om zelfstandig, in dienstverband of anderszins, op enigerlei wijze, direct of indirect, zakelijke contacten te onderhouden met, zaken te doen met, activiteiten te ontplooien voor, te bemiddelen voor, opdrachten te geven aan of te aanvaarden van of anderszins werkzaamheden te verrichten voor of ten behoeve van artiesten en hun eventuele (artiesten)management of andere vertegenwoordiger of adviseur, waarvoor of waarmee Werknemer in het kader van zijn dienstverband bij Werkgever werkzaamheden heeft verricht, en/of deze te benaderen, aan te treken, te trachten te benaderen of aan te trekken voor welk doeleinde dan ook.”



2.3.
Op 1 juli 2025 heeft [eiser] zijn arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 oktober 2025.



2.4.
Op 15 augustus 2025 heeft Ace de opzegging aan [eiser] bevestigd, waarin Ace onder andere aangeeft [eiser] te zullen houden aan het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding.






3Het geschil


3.1.

[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de werking van het concurrentiebeding in het tussen partijen gesloten addendum van 20 juni 2022 te schorsen,
primair voor zover het eiser beperkt om in dienst te treden bij Wasserman en WME,
subsidiair voor zover het eiser beperkt om in dienst te treden bij Wasserman,
meer subsidiair voor zover het eiser beperkt om in dienst te treden bij WME,
nog meer subsidiair in duur tot 1 januari 2026 en in reikwijdte tot concurrenten in Amsterdam, althans het concurrentiebeding te schorsen zoals u in de gegeven omstandigheden billijk voorkomt,
de werking van het relatiebeding in het tussen partijen gesloten addendum van 20 juni 2022 te schorsen,
primair ten aanzien van Wasserman en WME,
subsidiair ten aanzien van Wasserman,
meer subsidiair ten aanzien van WME,
en nog meer subsidiair in duur tot 1 januari 2026, althans het relatiebeding te schorsen zoals u in de gegeven omstandigheden billijk voorkomt,
de werking van het relatiebeding in het tussen partijen gesloten addendum van 2022 te schorsen,
primair ten aanzien van [artiest 1] , [artiest 2] , [artiest 3] , en voor [artiest 4] een gedeeltelijke schorsing ten aanzien van de regio Noord en Zuid-Amerika en Azië,
en subsidiair in duur tot 1 januari 2026, althans het relatiebeding te schorsen zoals u in de gegeven omstandigheden billijk voorkomt,
Ace te veroordelen in de proceskosten.



3.2.

[eiser] stelt – kort gezegd – ten aanzien van het concurrentiebeding – dat de bedrijven waar [eiser] mogelijk in dienst wil treden, Wasserman en WME, niet onder het concurrentiebeding vallen, nu dit geen concurrenten van Ace zijn. Voor zover deze bedrijven wel onder het concurrentiebeding vallen, heeft Ace geen gerechtvaardigd belang om [eiser] aan het concurrentiebeding te houden.



3.3.

[eiser] stelt – kort gezegd – ten aanzien van het relatiebeding dat Wasserman, WME, [artiest 2] en [artiest 3] niet vallen onder het relatiebeding. WME en Wasserman zijn bedrijven die Ace niet heeft vertegenwoordigd. [artiest 2] is geen klant van Ace waardoor hij en zijn manager [artiest 3] niet onder het relatiebeding vallen. Het relatiebeding heeft geen toegevoegde waarde ten aanzien van [artiest 1] , nu deze artiest al heeft aangekondigd te vertrekken bij Ace. Ten slotte geldt ten aanzien van [artiest 4] dat Ace deze artiest enkel vertegenwoordigt in de regio Europa, Midden-Oosten, Afrika en Australië. Het relatiebeding geldt daarom enkel voor deze regio.



3.4.
Ace voert verweer. Ace concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Dit verweer zal hierna, voor zover relevant, worden besproken.



3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.





4De beoordeling


Spoedeisend belang



4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen. [eiser] heeft er daarnaast belang bij om op korte termijn duidelijkheid te verkrijgen.


Het juridisch kader




4.2.
In dit kort geding moet, op basis van de processtukken en dat wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, worden beoordeeld of het in deze zaak aannemelijk is dat de vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat, vooruitlopend daarop, toewijzing van de vorderingen in dit kort geding is gerechtvaardigd. De kantonrechter moet in deze zaak dus beoordelen of het voldoende aannemelijk is geworden dat in een bodemprocedure wordt bepaald dat het concurrentie- en relatiebeding geen werking (meer) hebben of dat deze geheel of gedeeltelijk zullen worden vernietigd. Gelet op het voorlopige karakter van de kort gedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijslevering.



4.3.
Partijen zijn het eens dat het concurrentiebeding en het relatiebeding rechtsgeldig zijn overeengekomen. Een overeengekomen relatiebeding is onderworpen aan het toetsingscriteria van artikel 7:653 BW. Aan de daarin opgenomen criteria, waaronder het vereiste dat de werknemer meerderjarig is, het beding schriftelijk overeen is gekomen en sprake moet zijn van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, is voldaan. Op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen (in dit kort geding: schorsen totdat in de bodemprocedure hierover uitspraak is gedaan) op de grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk worden benadeeld. De kantonrechter zal hierna eerst ingaan op het concurrentiebeding en daarna op het relatiebeding.


Het concurrentiebeding




4.4.

[eiser] stelt voorop dat Wasserman en WME geen concurrenten zijn van Ace nu deze partijen zich op een hoger een breder segment dan enkel de muziekindustrie richten. Zo richten deze partijen zich op sport, media, films theater en fashion en worden acteurs, voetballers en NBA-basketballers van wereldformaat vertegenwoordigd door deze partijen. Daarnaast richt Ace zich vooral op de Nederlandse markt en vertegenwoordigen Wasserman en WME meer internationale artiesten. De doelgroep van Ace is daarmee anders.
Ace betwist de stelling dat Wasserman en WME geen concurrenten zijn van Ace. Wasserman en WME zijn beide boekingskantoren. Wasserman bedient daarnaast ook artiesten die tot de doelgroep van Ace behoren en hierbij is zelfs overlap van cliëntbase. Zo vertegenwoordigt Wasserman [artiest 5] in de regio USA en Canada en vertegenwoordigt Ace [artiest 5] overal daarbuiten. Ook bij [artiest 4] is er sprake van overlap. WME treedt daarnaast op als onder-agent voor verschillende artiesten van Ace.



4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat er voorshands van kan worden uitgegaan dat Wasserman en WME concurrenten zijn in de zin van het concurrentiebeding. Hiertoe wordt het volgende overwogen. Zowel Ace als Wasserman en WME houden zich bezig met gelijksoortige activiteiten, het boeken van artiesten. Dat Wasserman en WME zich richten op een breder segment dan enkel de muziekindustrie, doet niet af aan het feit dat er sprake is van gelijksoortige activiteiten in het kader van de muziekindustrie. Voorts heeft Ace gemotiveerd toegelicht dat er zelfs overlap in artiesten is, wat er op duidt dat de bedrijven concurreren met elkaar, in ieder geval ten aanzien van die specifieke artiesten.



4.6.
Daarmee komt de kantonrechter toe aan de vraag of Ace voldoende belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding. Beoordeeld dient te worden of [eiser] door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van Ace. Er dient een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds de belangen van Ace bij onverkorte handhaving van het concurrentiebeding en anderzijds het belang van [eiser] bij schorsing van het beding. Bij deze belangenafweging dient voor ogen te worden gehouden dat een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever – de opgebouwde knowhow en goodwill – te beschermen. Het beding is niet bedoeld om werknemers te binden. Het enkele feit dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer, en ook niet bij het vertrek van die werknemer naar een concurrent, in zijn bedrijfsdebiet is aangetast.



4.7.

[eiser] stelt dat het bedrijfsdebiet van Ace niet wordt aangetast als hij bij Wasserman of WME gaat werken. [eiser] beschikt niet over essentiële relevante informatie of kennis over unieke werkprocessen of strategieën van Ace die hij kan gebruiken bij Wasserman of WME, anders dan algemeen vakmanschap. Daarnaast wordt het dienstverband van [eiser] uitgehold, nu [artiest 1] heeft aangekondigd te vertrekken bij Ace. Door het concurrentiebeding te handhaven, wordt [eiser] onbillijk benadeeld. Bij Wasserman en WME heeft [eiser] doorgroeimogelijkheden die Ace hem niet kan bieden. Hij heeft bij deze bedrijven de kans om in het buitenland te werken en het dubbele te verdienen van zijn huidige salaris. De branche waarin [eiser] werkt is een niche markt. Het concurrentiebeding is niet geografisch beperkt, wat zou betekenen dat [eiser] in zijn geheel niet kan werken in de branche. Het belang van Ace moet wijken voor het belang van [eiser] om in dienst te kunnen treden bij Wasserman en WME.



4.8.
Ace stelt dat [eiser] nauw betrokken is bij de volledige bedrijfsvoering van haar en bekend is met alle bedrijfsgevoelige informatie. Hij is de zogenoemde nummer twee van het bedrijf. Zo is [eiser] bekend met de hoogte van de looptijd en alle overige voorwaarden van alle contracten tussen Ace en haar artiesten en met als belangrijkste kennis de commissiepercentages. Met deze kennis zou [eiser] bij Wasserman of WME artiesten op het juiste moment kunnen benaderen wat is afgestemd op de door Ace gehanteerde voorwaarden. Dit levert deze boekingskantoren een voordeel in de concurrentiestrijd met Ace op. Wasserman en WME zijn daarnaast concurrenten die het aantoonbaar hebben gemunt op het bedrijfsdebiet van Ace. Dit blijkt onder meer uit het feit dat beide bedrijven de mogelijkheid om Ace over te nemen recentelijk hebben verkend. Ook bestaat het belang van Ace in handhaving van het concurrentiebeding in het risico dat bepaalde relaties waar [eiser] nauw mee heeft samengewerkt, zouden kunnen overstappen naar de nieuwe werkgever van [eiser] . Dat [eiser] geen doorgroeimogelijkheden zou hebben bij Ace klopt ook niet. Zo zijn partijen in gesprek geweest over de mogelijkheid tot partnerschap van [eiser] en is ook overdracht van de gehele onderneming besproken. [eiser] heeft deze gesprekken zelf vroegtijdig afgekapt.



4.9.
Bij de door de kantonrechter te maken belangenafweging wordt van belang geacht dat de geldigheidsduur van het concurrentiebeding is beperkt tot één jaar en dat [eiser] zelf zijn dienstverband heeft opgezegd. Ace heeft haar belang bij handhaving van het concurrentiebeding voldoende aannemelijk gemaakt. Voldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] tijdens zijn dienstverband bij Ace kennis op heeft gedaan over specifieke arbeidsvoorwaarden en de looptijd van contracten van artiesten. Dit geeft hem de mogelijkheid om vanuit Wasserman en WME hierop in te spelen. Maar vooral heeft Ace aangetoond dat Wasserman en WME specifiek interesse hebben in het bedrijfsdebiet van Ace. Ook acht de kantonrechter het van zwaarwegend belang dat er sprake is van overlap tussen sommige artiesten, waarbij Ace bepaalde artiesten vertegenwoordigd in een bepaalde gebied en Wasserman of WME diezelfde artiest vertegenwoordigt in een ander gebied. Al met al is hier dus sprake van een situatie waarin een werknemer een belangrijke positie heeft opgebouwd bij zijn ex-werkgever, intensief heeft samengewerkt met bepaalde relaties en kennelijk voornemens is over te stappen naar een nieuwe werkgever met wie de ex-werkgever in een concurrentieverhouding staat en zijn handen vrij wenst te hebben om bij de nieuwe werkgever met die zelfde relaties verder te werken. Het belang van [eiser] wat hier tegenover staat moet in dit kader wijken voor het belang van Ace. In dit kader is ten slotte van belang dat het punt dat [eiser] stelt dat hij bij Ace geen verdere stappen in zijn carrière kon maken, gemotiveerd is betwist door Ace. De vordering van [eiser] tot schorsing van het concurrentiebeding ten aanzien van de boekingskantoren WME en Wasserman wordt afgewezen. De kantonrechter ziet evenmin grond om de meer subsidiaire vordering van [eiser] , om het concurrentiebeding te beperken in duur en of reikwijdte, toe te wijzen.


Het relatiebeding




4.10.

[eiser] stelt allereerst dat Wasserman, WME, [artiest 2] en [artiest 3] niet onder het relatiebeding vallen. Wasserman en WME niet omdat dit geen artiesten zijn en Ace hen nooit heeft vertegenwoordigd. Voor [artiest 2] en [artiest 3] geldt dat zij beiden geen klant zijn van Ace. [eiser] heeft contact gehad met hen in een poging [artiest 2] binnen te halen, wat uiteindelijk niet is gelukt. [artiest 2] is daarom geen klant waarvoor Ace de bescherming van het relatiebeding kan inroepen. Nu [artiest 3] geen artiest is wordt hij niet vertegenwoordigd door een boekingskantoor en kan hij ook niet vallen onder het relatiebeding. De contacten die er zijn geweest met Wasserman, WME, [artiest 2] en [artiest 3] zijn in het kader van shows die Ace of [eiser] heeft geregeld voor artiesten die Ace vertegenwoordigt. Dit zijn geen contacten die onder het relatiebeding vallen. [artiest 1] is een artiest die Ace vertegenwoordigt, maar hij valt niet meer onder het te beschermen klantenbestand van Ace, nu hij heeft aangekondigd te vertrekken bij Ace. Ten aanzien van [artiest 4] geldt ten slotte dat deze artiest al door Wasserman wordt vertegenwoordigd in de regio Noord- en Zuid-Amerika en Azië. Ace vertegenwoordigt [artiest 4] in de regio Europa, Midden-Oosten, Afrika en Australië en kan [eiser] daarom alleen ten aanzien van deze regio houden aan het relatiebeding.



4.11.
Ace betwist dat voornoemde bedrijven en artiesten niet onder het relatiebeding vallen. [artiest 1] valt zonder enige twijfel onder het relatiebeding. WME werkt daarnaast als onder-agent voor Ace ten behoeve van onder andere [artiest 1] voor bepaalde regio’s. In dit kader heeft [eiser] intensief samengewerkt met WME. Voor Wasserman geldt dat zij beiden dezelfde artiesten vertegenwoordigen in andere regio’s. Het relatiebeding geldt ook voor [artiest 4] buiten de regio die Ace vertegenwoordigt, nu Ace beoogt deze regio uit te breiden ten koste van Wasserman. Ten slotte geldt het relatiebeding ook voor [artiest 2] , omdat het een artiest is waarmee [eiser] heeft samengewerkt en [eiser] heeft ook geprobeerd deze artiest binnen te halen voor Ace. Prospects vallen ook onder de bescherming van het relatiebeding. In dit kader heeft [eiser] contact gehad met [artiest 3] , de manager van [artiest 2] . Beiden vallen zij daarom onder het relatiebeding.



4.12.
De kantonrechter overweegt dat Ace voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [artiest 1] , Wasserman, WME en [artiest 4] onder het relatiebeding vallen. [artiest 1] is een artiest die op dit moment nog onder Ace valt. Hoewel [artiest 1] heeft aangekondigd te vertrekken bij Ace, staat hij op dit moment nog onder contract bij Ace. Ace heeft onbetwist gesteld dat de boekingen die op dit moment staan nog doorlopen tot begin 2027, waardoor de relatie met Ace nog veel langer zal doorlopen na het daadwerkelijke vertrek van [artiest 1] . Voorts heeft Ace de ambitie om [artiest 1] uiteindelijk toch binnen te houden. De kantonrechter ziet dan ook niet in waarom [artiest 1] niet onder het relatiebeding zou vallen. Ace heeft verder gemotiveerd toegelicht dat [eiser] in het kader van zijn werkzaamheden heeft samengewerkt met Wasserman en WME wegens overlappende artiesten of omdat een van deze boekingsbedrijven als onder-agent werkzaam was voor een artiest van Ace. Uit het relatiebeding blijkt dat ook dit soort relaties onder het beding vallen. Ten slotte geldt voor [artiest 4] dat dit een artiest is die Ace vertegenwoordigt. Hoewel Ace [artiest 4] enkel ten aanzien van bepaalde regio’s vertegenwoordigt, blijkt niet uit het relatiebeding dat dit beding is beperkt tot enkel die regio’s.



4.13.
Ten aanzien van [artiest 2] en [artiest 3] , die niet hebben getekend bij Ace, overweegt de kantonrechter dat het vooral gaat om de vraag of een prospect onder het relatiebeding valt. Dit volgt niet uit de tekst van het beding. Desondanks kan een prospect toch een relatie zijn, bijvoorbeeld als sprake is van duurzaam contact of een reële kans op een zakelijke relatie. Ook kan het uitmaken of de werknemer, mede dankzij zijn werkgever via zijn functie toegang heeft gekregen tot deze contacten. Op dit moment moet vooralsnog worden aangenomen dat sprake is van een dergelijk contact. Ace heeft gemotiveerd onderbouwd naar voren gebracht dat [eiser] namens Ace bezig was met het binnenhalen van [artiest 2] en hiervoor in het buitenland veel tijd doorbracht met zijn agent, [artiest 3] . Nog maar heel recent (juli 2025) heeft [eiser] aan Ace laten weten dat [artiest 2] wil tekenen bij Ace en was zelfs al een afspraak gemaakt over het commissiepercentage. Dat deze deal nog niet definitief is hierbij niet zo relevant. Het betreft hier een reële kans en verder is ook door Ace geïnvesteerd in [artiest 2] door [eiser] hiertoe in de gelegenheid te stellen. Vooralsnog is wordt daarom aangenomen dat beiden als een relatie van Ace moeten worden beschouwd.



4.14.
Daarmee komt de kantonrechter toe aan de vraag of Ace voldoende belang heeft bij handhaving van het relatiebeding ten aanzien van [artiest 1] , Wasserman, WME, [artiest 2] , [artiest 3] en [artiest 4] . [eiser] stelt dat Ace geen belang heeft om [eiser] aan het relatiebeding te houden, nu deze partijen geen onderdeel zijn van het klantenbestand van Ace zodat er geen risico bestaat dat dit klantenbestand wordt aangetast. Daarbij wordt [eiser] onbillijk benadeeld door hem te houden aan het ruim geformuleerde relatiebeding. Eveneens beperkt dit [eiser] in zijn doorgroeimogelijkheden en aanzienlijk betere arbeidsvoorwaarden. De looptijd van het relatiebeding, 24 maanden, beperkt [eiser] in zijn grondrecht op vrijheid van arbeidskeuze.
Ace stelt dat haar belang bij het relatiebeding ligt in de situatie dat [eiser] intensief heeft samengewerkt met genoemde relaties en het risico bestaat dat deze overstappen naar de nieuwe werkgever van [eiser] . Dit terwijl [artiest 1] en [artiest 4] voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de omzet van Ace. Hierom is het van belang dat het relatiebeding wordt gehandhaafd.



4.15.
Ace heeft haar belang bij handhaving van het relatiebeding ten aanzien van [artiest 1] en [artiest 4] voldoende aannemelijk gemaakt. Dit belang is gelegen in de vrees dat [artiest 1] en [artiest 4] zouden overstappen naar de nieuwe werkgever van [eiser] en daarmee zou Ace een groot deel van haar omzet verliezen. Dat betekent dat het relatiebeding ten aanzien van voornoemde artiesten van kracht blijft en de kantonrechter de vordering van [eiser] afwijst inzake voornoemde artiesten. De kantonrechter ziet evenmin aanleiding om de meer subsidiaire vordering van [eiser] , om het relatiebeding te beperken in duur, toe te wijzen. Dit ligt anders ten aanzien van Wasserman en WME. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Ace haar belang bij handhaving van het relatiebeding voor de duur van 24 maanden ten aanzien van deze boekingskantoren onvoldoende onderbouwd. Reeds in rechtsoverweging 4.9 is geoordeeld dat Wasserman en WME onder het concurrentiebeding vallen, dat geldt voor een periode van 12 maanden. Daarmee ontbreekt voor Ace een voldoende zwaarwegend belang om [eiser] dan nog langer dan 12 maanden aan het relatiebeding te binden. Handhaving voor 24 maanden zou er immers toe leiden dat [eiser] gedurende die periode nog steeds geen dienstverband bij deze concurrenten kan aangaan, hetgeen tot een onbillijke benadeling van [eiser] zou leiden. Voldoende aannemelijk is daarom dat de bodemrechter het relatiebeding op dit onderdeel per 1 oktober 2026 gedeeltelijk zal vernietigen. Ten aanzien van [artiest 2] en [artiest 3] heeft eveneens te gelden dat een beperking in de tijd in de rede ligt. Er is immers tussen hun en Ace nog geen overeenkomst tot stand gekomen en het zwaarwegend belang van Ace is er vooral in gelegen om dit alsnog tot stand te brengen. Vooralsnog kan niet worden aangenomen dat deze weging twee jaar lang in het voordeel van Ace zal uitvallen. Het is daarom aannemelijk dat de bodemrechter het relatiebeding ook op dit onderdeel per 1 oktober 2026 zal vernietigen.


De proceskosten




4.16.

[eiser] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Ace worden begroot op:









- salaris gemachtigde





814,00







- nakosten





67,50


(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)




Totaal





881,50














5De beslissing

De kantonrechter


5.1.
schorst het relatiebeding zoals tussen partijen is overeengekomen gedeeltelijk ten aanzien van Wasserman, WME, [artiest 2] en [artiest 3] met ingang van 1 oktober 2026,



5.2.
wijst het meer of anders gevorderde af,



5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,



5.4.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 881,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.

Dit vonnis is gewezen door mr. B.T. Beuving, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025, in aanwezigheid van de griffier mr. S.H.I. Hoestra.


61289



Hoge Raad 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:894.
Link naar deze uitspraak