Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBAMS:2025:7710 
 
Datum uitspraak:14-10-2025
Datum gepubliceerd:09-12-2025
Instantie:Rechtbank Amsterdam
Zaaknummers:10567620 TB EXPL 23-224 10567620 TB EXPL 23-224
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:zorgbulk
Trefwoorden:burgerlijk wetboek
wettelijke rente
 
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter

Zaaknummer: 10567620 \ TB EXPL 23-2246


Vonnis van 14 oktober 2025


in de zaak van

de naamloze vennootschap

ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,

tegen



[gedaagde]
,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.




1Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Op 2 april 2024 is een tussenvonnis gewezen. Eisende partij heeft op 28 mei 2024 een akte met producties ingediend.



1.2.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.






2De verdere beoordeling


2.1.
Eisende partij stelt in de dagvaarding dat gedaagde partij met haar over de jaren 2014 tot en met 2022 zorgverzekeringsovereenkomsten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet heeft gesloten. Deze overeenkomsten zijn op afstand tot stand gekomen. Eisende partij heeft bij akte de toepasselijke polisbladen 2015 tot en met 2022 met bijlagen in het geding gebracht. Op de zorgverzekeringsovereenkomst(en) zijn algemene voorwaarden van toepassing. Eisende partij heeft bij akte de relevante pagina’s van de betreffende polisvoorwaarden in het geding gebracht en de bedingen waarop zij een beroep kan doen geciteerd in de akte en zich uitgelaten over de eerlijkheid daarvan. Nu deze ook geheel geponeerd zijn bij de rechtbank wordt hiermee genoegen genomen.



2.2.
De vordering bestaat uit onbetaald gelaten premie in de periode 2018 tot en met 2022, het wettelijk eigen risico over 2014 tot en met 2017, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.



2.3.
Nu de overeenkomst tot stand is gekomen tussen een handelaar en een consument moet ambtshalve worden getoetst aan het toepasselijke consumentenrecht.



2.4.
Ingevolge artikel 6:230h lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet bij overeenkomsten betreffende financiële producten en financiële diensten getoetst worden aan de essentiële informatieplichten van paragraaf 1 en 6 van Afdeling 2b van Titel 5 van Boek 6 BW. Eisende partij stelt dat zij op uiterlijk 12 november gedaagde partij steeds informeert over de premiegrondslag van de zorgverzekering per 1 januari van het komende jaar. Vlak daarna informeert eisende partij gedaagde partij over de maandpremie, verstrekt daarbij het polisblad en informeert gedaagde partij dat hij tot 31 december van dat jaar kan besluiten de verzekering niet te prolongeren. Verder zijn de polisvoorwaarden met een shortlink aan gedaagde partij ter hand gesteld.



2.5.
Uit de overgelegde bijlagen bij de polisbladen blijkt deze werkwijze. Ingevolge artikel 6:230x BW had eisende partij gedaagde partij echter ook de mogelijkheid moeten bieden om de verzekeringsovereenkomst tot twee weken ná de ingangsdatum alsnog kosteloos te ontbinden. Nu echter in artikel 7 van de Zorgverzekeringswet, zoals eisende partij ook stelt, is bepaald dat de verzekeringnemer “de zorgverzekering uiterlijk 31 december van ieder jaar met ingang van 1 januari van het volgende kalenderjaar kan opzeggen” en eisende partij de polis met de voorwaarden ruim vóór 1 januari van het volgende jaar beschikbaar heeft gesteld aan gedaagde partij, wordt geoordeeld dat voldoende is voldaan aan de op eisende partij rustende informatieverplichtingen. Uit de bijlage bij het polisblad volgt verder dat de polisvoorwaarden raadpleegbaar zijn met de daarin genoemde link “ [internetsite] ”. Eisende partij stelt dat haar polisvoorwaarden lange tijd beschikbaar zijn en zij haar polisvoorwaarden niet zomaar kan wijzigen. Hoewel niet is komen vast te staan dat de link [internetsite] rechtstreeks verwijst naar de aan gedaagde partij persoonlijk gerichte informatie, is gelet op de door eisende partij gestelde omstandigheden voorlopig voldoende aannemelijk dat gedaagde partij de op de overeenkomst van toepassing zijnde voorwaarden zonder zoektocht naar de juiste voorwaarden kan opslaan, zonder dat eisende partij de inhoud daarna kan wijzigen. De door eisende partij gestelde omstandigheid dat zij na goedkeuring van de polisvoorwaarden door de NZa deze voorwaarden niet meer kan wijzigen, biedt naar het oordeel van de kantonrechter vooralsnog voldoende waarborg dat aan de vereisten van het Bawag arrest, HvJ EU ECLI:EU:C:2017:38 en het Content Services arrest HvJ EU ECLI:EU:C:2017:38 is voldaan.



2.6.
Tot slot dienen de bedingen waarop een beroep wordt of kan worden gedaan getoetst te worden aan de Richtlijn oneerlijke bedingen (93/13/EG). De premie en het eigen risico betreffen het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst en staan (steeds) duidelijk en begrijpelijk vermeld op de polisbladen. In dat geval is verdere toetsing aan deze richtlijn niet aan de orde.



2.7.
De gevorderde incassokosten en rente zijn gebaseerd op artikel 9.2 (in 2015 tot en met 2022) en op artikel 14 lid g, l en m (in 2014) van de polisvoorwaarden, zoals geciteerd in de dagvaarding:
“9.2 (…) Als u (…) niet op tijd betaalt, kunnen wij administratiekosten, invorderingsposten en de wettelijke rente aan u (…) in rekening brengen.”
“14. (…)
g. Blijft de verzekeringnemer na eventuele toepassing van het in lid f gestelde nalatig, dan wordt hij eenmaal in de gelegenheid gesteld alsnog de verschuldigde premie, administratiekosten danwel eventuele andere verschuldigde bedragen te voldoen binnen een termijn van 14 dagen na verzending van een herinneringsbrief (aanmaning). De nalatige verzekeringsnemer is gehouden tot vergoeding van de door de zorgverzekeraar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten van 15% als mede de incassokosten als hierna bedoeld onder l; (…)
l. indien de verzekeringnemer de premie en administratiekosten danwel eventuele andere verschuldigde bedragen niet op de premievervaldag danwel de dag dat eventuele andere bedragen opeisbaar zijn geworden heeft betaald, is de zorgverzekeraar gerechtigd incassokosten bij de verzekeringnemer in rekening te brengen;
m. vanaf de datum dat de verzekeringnemer in verzuim is, is hij gehouden de wettelijke vertragingsrente over de verschuldigde premie te voldoen; (…)”.



2.8.
Deze bedingen zijn ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijk incassokosten oneerlijk omdat op grond van deze bedingen meer dan wettelijk toegelaten aan kosten in rekening kan worden gebracht. Ten aanzien van de gevorderde rente geldt dit niet, omdat in het beding verwezen wordt naar de wettelijke rente. Ten aanzien van de proceskosten is geen bepaling in de voorwaarden opgenomen.



2.9.
De polis over 2014 is niet overgelegd, zodat het gevorderde eigen risico over dat jaar, ten bedrage van € 233,66, als ongegrond wordt afgewezen. De vorderingen komen verder niet onrechtmatig of ongegrond voor en zijn dus voor het overige toewijsbaar.



2.10.
Nu voornoemd bedrag wordt afgewezen, evenals de buitengerechtelijke kosten van € 82,29 resteert van de gevorderde hoofdsom (met inachtneming van de betalingen door gedaagde partij) een bedrag van € 1.036,79.



2.11.
Gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, gevallen aan de zijde van eisende partij.






3De beslissing

De kantonrechter:

3.1.
veroordeelt de gedaagde partij aan de eisende partij te voldoen een bedrag van € 1.036,79 aan hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 4 mei 2023 tot de dag van de voldoening,



3.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de kosten van het geding, aan de zijde van de eisende partij tot aan deze uitspraak begroot op: € 130,49 aan explootkosten, € 135,00 aan salaris gemachtigde en € 322,00 aan griffierecht, één en ander, voor zover van toepassing, inclusief btw;



3.3.
veroordeelt gedaagde partij in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 67,50 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;


3.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;


3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, ondertekend door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.


811
Link naar deze uitspraak