|
|
|
| ECLI:NL:RBDHA:2025:23826 | | | | | Datum uitspraak | : | 12-12-2025 | | Datum gepubliceerd | : | 12-12-2025 | | Instantie | : | Rechtbank Den Haag | | Zaaknummers | : | NL25.24624 | | Rechtsgebied | : | Vreemdelingenrecht | | Indicatie | : | Asiel. Afghanistan. Tatoeages. Toegedichte afvalligheid. Ongegrond. | | Trefwoorden | : | levensonderhoud | | | | Uitspraak | RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.24624
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).
Procesverloop
Met het besluit van 28 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. Schonkeren Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Standpunten partijen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2007 en de Afghaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 8 december 2023 een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij door de Taliban is aangehouden, omdat hij tatoeages op zijn lichaam heeft en hij niet naar de moskee ging. Daarop hebben ze hem beschuldigd van afvalligheid. Eiser is naar de moskee gebracht en daar is besloten dat hij gestraft moest worden. Toen er in de moskee gebeden werd is eiser ontsnapt en heeft hij het land verlaten. Nadien zijn de Taliban nog meerdere keren bij zijn ouders thuis geweest. Eiser vreest bij terugkeer naar Afghanistan voor vervolging door de Taliban vanwege de toegedichte afvalligheid.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond, omdat de problemen met de Taliban, vanwege toegedichte afvalligheid, ongeloofwaardig zijn. Ook is er geen reëel risico op schending van artikel 3 EVRM bij terugkeer naar Afghanistan alleen omdat eiser tatoeages heeft.
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte zijn problemen met de Taliban vanwege de toegedichte afvalligheid ongeloofwaardig heeft geacht. Eisers verklaringen zijn wel logisch en aannemelijk. Eiser wist dat hij een risico nam door naar buiten te gaan, maar hij moest geld verdienen om te voorzien in zijn levensonderhoud. Daarnaast is eiser duidelijk geweest over de manier waarop hij is ontsnapt aan de Taliban. Verder is het risico dat zijn tatoeages worden opgemerkt door de Taliban aannemelijk. De Taliban ziet tatoeages als niet-islamitisch. Hierdoor ontstaat bij terugkeer een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM. Ter onderbouwing hiervan verwijst hij naar het AAB Afghanistan 2023.
Overwegingen
Geloofwaardigheid
4. De rechtbank stelt voorop dat het aan de vreemdeling is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Als de vreemdeling zijn asielmotief niet of onvoldoende onderbouwt met bewijsmateriaal, dan kan verweerder de feiten en omstandigheden die aan het asielmotief ten grondslag liggen als geloofwaardig aanmerken, als de vreemdeling voldoet aan een aantal voorwaarden. Eén van die voorwaarden is dat de verklaringen samenhangend en aannemelijk zijn en niet in strijd met beschikbare algemene en specifieke informatie die relevant is voor zijn aanvraag.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de problemen van eiser met de Taliban vanwege zijn toegedichte afvalligheid niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
Aanloop naar de gevangenneming
6. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat de aanloop naar de gevangenneming onlogisch is. Hierbij is het handelen van eiser nadat de Taliban bij hem thuis is geweest van belang. Verweerder wijst er niet ten onrechte op dat eiser in die periode op plaatsen kwam waar de Taliban hem makkelijk zou kunnen vinden, namelijk thuis, de sportschool en zijn werk. Verder heeft verweerder voldoende gemotiveerd overwogen dat eiser ongerijmd heeft verklaard over zijn gestelde vrees. Eiser verklaart namelijk eerst dat hij op dat moment dacht niet in levensgevaar te verkeren en slechts een paar klappen zou krijgen, waarna hij weer verklaart dat hij vreest voor steniging vanwege die gestelde afvalligheid door zijn tatoeages. Dat hij een risico nam om in zijn levensonderhoud te voorzien, maakt het voorgaande niet anders, zodat verweerder deze onlogische en ongerijmde verklaringen aan eiser niet ten onrechte heeft tegengeworpen.
De ontsnapping
7. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de ontsnapping van eiser onlogisch is. Het standpunt van eiser dat hij heeft verklaard hoe de ontsnapping zou hebben plaatsgevonden, maakt het voorgaande niet anders. Het is onlogisch dat het eiser zou zijn gelukt om te ontsnappen terwijl er een groot aantal Taliban-leden in zijn buurt waren. De verklaringen dat de leden van de Taliban aan het bidden waren, laat onverlet dat het onaannemelijk is dat hij heeft kunnen ontsnappen. Eiser verklaart namelijk zelf dat één van de Taliban-leden bij de auto aan het bidden was en toezicht hield op hem en de auto. Wat eiser verder aanvoert over de wijze waarop de Taliban erachter is gekomen dat hij tatoeages heeft, leidt niet tot een ander oordeel.
Artikel 3 EVRM
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft overwogen dat eiser geen risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 EVRM bij terugkeer naar Afghanistan vanwege zijn tatoeages.
10. Uit jurisprudentie van de Afdeling volgt dat het van de concrete omstandigheden van een zaak afhangt of alleen het hebben van een tatoeage aan terugkeer in de weg staat. Hierbij is onder meer relevant de locatie en grootte van een tatoeage, de precieze vorm van de tatoeage en het land waarnaar de vreemdeling moet terugkeren.
11. Eiser verklaart dat zijn tatoeages geen religieuze betekenis hebben. Een aantal tatoeages zijn deels op de handen van eiser geplaatst. Eiser had deze tatoeages al voor zijn vertrek uit Afghanistan.
12. Verweerder stelt terecht dat niet aannemelijk is dat eiser vanwege zijn tatoeages een risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het hebben van tatoeages als zodanig in Afghanistan als anti-islamitisch wordt aangemerkt, als gevolg waarvan eiser afvalligheid wordt toegedicht. Daarnaast heeft verweerder er terecht op gewezen dat uit openbare informatie, waaronder het AAB Afghanistan 2023 niet volgt dat het hebben van een tatoeage leidt tot risico’s.
Conclusie en gevolgen
13. Verweerder heeft eisers asielaanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 december 2025 door mr. M.J. Paffen, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Uitgesproken is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Op grond van artikel 31, eerste lid Vw 2000
Artikel 3 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens: “Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen”.
Algemeen Ambtsbericht.
Artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, Vw 2000
Rapport nader gehoor van 22 mei 2025, p. 8, 14, 18 en 19.
Rapport nader gehoor van 22 mei 2025, p. 19.
Rapport nader gehoor van 22 mei 2025, p. 25.
Rapport nader gehoor van 22 mei 2025, p. 22 en 23.
Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, d.d. 1 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2201 | Link naar deze uitspraak
|
| | |
|
|