Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBGEL:2024:7880 
 
Datum uitspraak:14-11-2024
Datum gepubliceerd:18-11-2024
Instantie:Rechtbank Gelderland
Zaaknummers:ARN 21_4027
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:Korting van 8% op ouderdomspensioen in verband met wonen in Duitsland. Toekenningsbeslissing ouderdomspensioen met toepassing korting is - anders dan eiser stelt - wel een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Eisers stelling dat hij ondanks wonen in Duitsland wel verzekerd was omdat hij premies heeft betaald laat de rechtbank buiten beschouwing omdat inmiddels in het kader van het vooronderzoek is gebleken dat deze stelling feitelijk onjuist is. Eiser wenst ook niet de premies te betalen voor de vrijwillige verzekering, zodat zijn stelling dat de SVB hem de mogelijkheid daarvoor heeft ontnomen eveneens buiten beschouwing blijft. Op de SVB rust geen verplichting om ingezetenen vóór hun emigratie te wijzen op de gevolgen daarvan voor hun ouderdomspensioen. Onbetwist is dat algemene informatie daarover voor eiser beschikbaar was.
Trefwoorden:aow
ingezetene
loonbelasting
 
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer: ARN 21/4027


uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen




[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

en



de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de SVB.




Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van de SVB om bij de toekenning van zijn recht op ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) een korting van 8% toe te passen.


1.1.
De SVB heeft deze beslissing genomen bij besluit van 9 april 2021. Met het bestreden besluit van 29 juli 2021 op het bezwaar van eiser is de SVB bij dat besluit gebleven.



1.2.
De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. 1.3. Met de brief van 12 augustus 2024 heeft de rechtbank de SVB verzocht om informatie. De SVB heeft hierop met de brief van 15 augustus 2024 (inclusief bijlagen) gereageerd. Eiser heeft hierop bij brief van 11 september 2024 gereageerd.



1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.




Totstandkoming van het besluit

2. Eiser, geboren op [geboortedatum] 1955, is op 9 november 1989 in het huwelijk getreden. Eiser heeft tot 28 februari 2015 voor de gemeente [plaats 2] gewerkt. Hij ontvangt sinds 1 januari 2009 een invaliditeitspensioen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds en sinds 1 maart 2015 een arbeidsongeschiktheidsuitkering (Inkomensvoorziening Volledig en Duurzaam Arbeidsongeschikten) van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser is op 12 augustus 2010 geëmigreerd naar de Bondsrepubliek Duitsland. Op 24 juni 2019 is eiser weer naar Nederland teruggekeerd en heeft hij zich hier samen met zijn echtgenote gevestigd op het adres [locatie] in [plaats 1] .


2.1.
Op 13 maart 2021 heeft eiser ouderdomspensioen aangevraagd. In zijn aanvraag heeft eiser opgegeven dat hij van 14 juni 1971 tot en met 11 augustus 2010 in Nederland, van 12 augustus 2010 tot en met 23 juni 2019 in Duisland en van 24 juni 2019 tot en met heden in Nederland heeft gewoond. Bij besluit van 9 april 2021 heeft de SVB eiser met ingang van 14 juni 2021 ouderdomspensioen toegekend naar de norm van een gehuwde met een korting van 8% (vier jaren à 2% per jaar). In bezwaar heeft de SVB dit besluit gehandhaafd.




Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de vraag of de SVB terecht heeft besloten om bij de toekenning van een ouderdomspensioen naar de norm van een gehuwde aan eiser hierop een korting van 8% (2% voor elk jaar dat hij niet verzekerd was) toe te passen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser niet slaagt. De SVB heeft terecht een korting van 8% op zijn ouderdomspensioen toegepast. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.


4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

5. Eiser wijst in zijn beroepschrift als eerste op zijn bezwaargronden die hij in deze procedure herhaalt.



5.1.
Echter, uit het in algemene zin herhalen en inlassen van bezwaargronden kan de rechtbank niet afleiden waarom eiser van mening is dat het bestreden besluit onjuist is, met name niet als in het bestreden besluit wordt ingegaan op wat in bezwaar is aangevoerd. Het is aan eiser om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. De rechtbank gaat daar daarom verder niet op in. In deze uitspraak zal de rechtbank zich beperken tot de beoordeling van de uitgewerkte gronden van beroep.

6. Eiser stelt verder dat de beslissing van 9 april 2021 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht maar slechts een mededeling. Dit is onjuist. Met de beslissing om aan eiser met ingang van 14 juni 2021 ouderdomspensioen naar de norm van een gehuwde met een korting van 8% toe te kennen heeft de SVB een schriftelijke beslissing, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling (namelijk het in leven roepen van een aanspraak op pensioen gebaseerd op een publiekrechtelijke bevoegdheid) genomen. De SVB heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het ouderdomspensioen alleen wordt toegekend op aanvraag. Pas dan wordt beoordeeld of een aanvrager voldoet aan de voorwaarden voor een (volledig) ouderdomspensioen en naar welke norm. Dat de SVB eerst met het besluit van 9 april 2021 heeft beslist dat op eisers ouderdomspensioen een korting van 8% wordt toegepast is dus niet onjuist. De SVB was dan ook niet gehouden om hierover eerder een besluit aan eiser kenbaar te maken, zoals hij stelt. De rechtbank wijst verder nog op de – onweersproken – mededeling van de SVB in het verweerschrift dat iedereen de mogelijkheid heeft om een pensioenoverzicht op te vragen waarin de stand van de verzekering met de op dat moment bekende gegevens wordt weergegeven. Eiser heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Deze beroepsgronden slagen niet.

7. In zijn beroepschrift stelt eiser verder dat hij van 1 maart 2015 tot en met 23 juni 2019 verzekerd was voor de AOW, omdat hij premies volksverzekeringen heeft betaald. In het kader van het vooronderzoek heeft de rechtbank partijen hierover nadere vragen gesteld. In zijn brief van 11 september 2024 heeft eiser de rechtbank bericht dat hij inderdaad geen premies volksverzekeringen heeft betaald in de hiervoor genoemde periode en dat de SVB dus gelijk heeft. Verder heeft hij aangegeven dat de SVB hem heeft aangeboden zich alsnog achteraf vrijwillig te verzekeren maar dat hij daarvan heeft afgezien in verband met – zoals de rechtbank begrijpt – de hoogte van de af te dragen premies.



7.1.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank zich in deze uitspraak niet meer uitlaten over de beroepsgronden van eiser, dat hij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 23 juni 2019 wel verzekerd was voor de AOW, omdat hij premies volksverzekeringen heeft betaald, en dat de SVB hem iedere mogelijkheid heeft ontnomen om zich vrijwillig te verzekeren voor de AOW.

8. Eiser stelt tot slot nog dat de SVB hem niet heeft geïnformeerd over de gevolgen voor zijn ouderdomspensioen toen hij in 2015 is geëmigreerd naar Duitsland. De brief van 17 augustus 2010 heeft hem nooit bereikt omdat het adres in de brief verkeerd is vermeld.



8.1.
Los van de vraag of de brief van 17 augustus 2010 op een juiste wijze is aangeboden aan het adres van eiser en of hij deze brief wel of niet heeft ontvangen, berust op de SVB geen plicht om ingezetenen te informeren over hun recht op ouderdomspensioen wanneer zij besluiten te emigreren. Zoals de SVB in het bestreden besluit onweersproken heeft vermeld staat algemene informatie over de gevolgen van emigratie voor ouderdomspensioenrechten op de website van de SVB. Deze informatie was ook voor eiser raadpleegbaar. Het lag dus ook op zijn weg om zich hierover te informeren toen hij besloot om met zijn echtgenote naar Duitsland te emigreren. Wanneer deze informatie voor hem nog onduidelijk was, had hij de SVB nader kunnen bevragen. Dat hij dat niet heeft gedaan komt dan ook voor zijn rekening en risico. Deze beroepsgrond slaagt niet.




Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.









Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.




Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Mamedova, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op













griffier


rechter







Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:




Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Het indienen van een hogerberoepschrift kan hetzij digitaal via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl hetzij door verzending per post aan de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving



Algemene wet bestuursrecht



Artikel 1:3

1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.


Algemene ouderdomswet



Artikel 2

Ingezetene in de zin van deze wet is degene, die in Nederland woont.


Artikel 6

1. Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet is degene, die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, en
a. ingezetene is;
b. geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland of op het continentaal plat in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
2. Niet verzekerd is de vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, uitbreiding dan wel beperking worden gegeven aan de kring der verzekerden.
4. Bij een maatregel, als bedoeld in het derde lid, kan worden afgeweken van het tweede lid ten aanzien van:
a. vreemdelingen die rechtmatig in Nederland arbeid verrichten, dan wel hebben verricht;
b. vreemdelingen die, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig in Nederland verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onder g of h, van de Vreemdelingenwet 2000.


Artikel 6a

Zo nodig in afwijking van artikel 6 en de daarop berustende bepalingen:
a. wordt als verzekerde aangemerkt de persoon van wie de verzekering op grond van deze wet voortvloeit uit de toepassing van bepalingen van een verdrag of van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie;
b. wordt niet als verzekerde aangemerkt de persoon op wie op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie de wetgeving van een andere mogendheid van toepassing is.


Artikel 14

1. Het ouderdomspensioen alsmede een verhoging van het ouderdomspensioen wordt op aanvraag toegekend door de Sociale verzekeringsbank.




Artikel 7 en verder van de AOW.


Artikel 14, eerste lid, van de AOW.
Link naar deze uitspraak