Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBLIM:2025:11766 
 
Datum uitspraak:26-11-2025
Datum gepubliceerd:09-12-2025
Instantie:Rechtbank Limburg
Zaaknummers:11852911 CV EXPL 25-342 11852911 CV EXPL 25-342
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Bijzondere overeenkomst; huurrecht; woonruimte ontbinding/ontruiming
Trefwoorden:burgerlijk wetboek
huurovereenkomst
wettelijke rente
 
Uitspraak
RECHTBANK
LIMBURG


Civiel recht
Kantonrechter

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 11852911 \ CV EXPL 25-3421


Vonnis van 26 november 2025


in de zaak van


STICHTING VINCIO WONEN,
te Hoensbroek,
eisende partij,
hierna te noemen: Vincio Wonen,
gemachtigde: Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,

tegen



[gedaagde]
,
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.





1De procedure


1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 12 augustus 2025 met producties 1 tot en met 5;- de schriftelijke weergaven van het antwoord van [gedaagde] van 27 augustus 2025 en
10 september 2025;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- het bericht van Vincio Wonen met bijgevoegde productie waaruit de actuele huurachterstand per 30 september 2025 blijkt;
- de mondelinge behandeling van 1 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.



1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.





2De feiten


2.1.

[gedaagde] huurt met ingang van 1 januari 2012 van (de rechtsvoorganger van) Vincio Wonen de woonruimte met aanhorigheden, aan het adres [adres] in [woonplaats] (hierna: het gehuurde). De huur bedraagt thans € 594,38 per maand en is maandelijks bij vooruitbetaling verschuldigd. Op deze huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte van woningstichting De Voorzorg van
1 augustus 2003 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing.



2.2.

[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan.



2.3.
Vincio Wonen heeft [gedaagde] bij zogenaamde veertiendagenbrief op 3 juni 2025 aangemaand om de vordering te voldoen.



2.4
Op 3 juni 2025 heeft Vincio Wonen [gedaagde] aangemeld bij de gemeente of een namens de gemeente opererende schuldhulpinstantie.





3Het geschil


3.1.
Vincio Wonen vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.348,66, bestaande uit € 3.740,51 aan hoofdsom, € 4,30 aan vervallen wettelijke rente en € 603,85 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede een gebruikersvergoeding en de proceskosten.



3.2.
Vincio Wonen legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] is in zijn verplichtingen als huurder tekortgeschoten, door niet (volledig) aan zijn betalingsverplichting te voldoen.



3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.





4De beoordeling


Huurachterstand, ontbinding en ontruiming



4.1.
Uit artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Als de verhuurder ontbinding van een huurovereenkomst van woonruimte wenst, kan dat in beginsel alleen door de rechter geschieden (artikel 7:231 BW). Bij de beoordeling of ontbinding naar de aard en betekenis van de tekortkoming gerechtvaardigd is, dient rekening gehouden te worden met alle omstandigheden van het geval. Hieronder worden ook omstandigheden gerekend die na de gestelde tekortkoming hebben plaatsgevonden.



4.2.

[gedaagde] heeft het bestaan van een huurachterstand erkend en de omvang daarvan niet betwist, zodat deze is komen vast te staan en de gevorderde huurachterstand tot en met augustus 2025 van € 3.740,51 zal worden toegewezen. Hieruit blijkt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen tegenover Vincio Wonen. Ten tijde van de dagvaarding bestond een huurachterstand van meer dan drie maanden die in de periode tot aan de mondelinge behandeling verder is opgelopen. De kantonrechter acht de tekortkoming ernstig genoeg om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen. De door [gedaagde] aangevoerde persoonlijke omstandigheden maken namelijk niet dat sprake is van een tekortkoming van geringe betekenis of van bijzondere aard. Die omstandigheden komen voor zijn rekening en risico en doen niet af aan de belangen die Vincio Wonen heeft bij een huurder die aan zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst voldoet. De kantonrechter acht verder nog van belang dat Vincio Wonen onweersproken heeft gesteld dat zij [gedaagde] op 3 juni 2025 heeft aangemeld bij de gemeente of een namens de gemeente opererende schuldhulpinstantie en daarmee artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening heeft nageleefd. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt toegewezen met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.



4.3.
Ook zal [gedaagde] , als hij het gehuurde na het einde van de huur niet heeft verlaten, een vergoeding moeten betalen die gelijk is aan de huurprijs, een en ander gelet op het bepaalde in artikel 7:225 BW, zodat ook deze vordering zal worden toegewezen.


Buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente




4.4.
Vincio Wonen vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter moet ambtshalve vaststellen of in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt over deze gevorderde onderdelen en beoordelen of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het betreffende beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen, ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak. Dit alles volgt uit het Dexia-arrest (HvJ EU 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68) en het Gupfinger-arrest (HvJ EU 8 december 2022, ECLI:EU:2022:971).



4.5.
De kantonrechter stelt vast dat de algemene voorwaarden in artikel 13.2 een beding bevatten op grond waarvan Vincio Wonen aanspraak kan maken op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter is van oordeel dat dit beding oneerlijk is. De bedongen vergoeding is namelijk niet begrensd in omvang, bedraagt altijd ten minste 15% van de hoofdsom en is ten minste € 50,00 en daarmee dus hoger dan (het minimumbedrag van) de vergoeding conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Verder geldt dat de tekst van het beding niet uitsluit dat de incassokosten al verschuldigd zijn zodra de consument in verzuim is, terwijl de wettekst dwingend voorschrijft dat de incassokosten pas na het verstrijken van de in de veertiendagenbrief genoemde termijn verschuldigd worden. De kantonrechter is van oordeel dat het beding daardoor oneerlijk is ten opzichte van [gedaagde] . Het beding wordt daarom vernietigd. Het gevolg hiervan is dat de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, evenals de daarover gevorderde wettelijke rente.



4.6.
De kantonrechter stelt voorts vast dat de algemene voorwaarden in artikel 6.1 een beding bevat op grond waarvan Vincio Wonen aanspraak kan maken op vergoeding van wettelijke rente. Het beding wijkt niet ten nadele van de consument af van de wettelijke regeling die zonder dat beding zou gelden. Het beding is daarom niet oneerlijk en staat niet aan toewijzing van de wettelijke rente in de weg. [gedaagde] heeft geen zelfstandig verweer gevoerd tegen de gevorderde vervallen wettelijke rente van thans € 4,30, zodat die wordt toegewezen.



4.7.
Volgens artikel 6:119 lid 2 BW is wettelijke rente over reeds verschenen wettelijke rente pas verschuldigd na verloop van een jaar. Nu niet is gesteld of gebleken dat de thans gevorderde rente (of welk deel daarvan) reeds over een vol jaar verschuldigd is en voorts gesteld noch gebleken is dat partijen de verschuldigdheid van rente op rente hebben bedongen, is de gevorderde rente over de reeds verschenen rente niet toewijsbaar. Nu [gedaagde] tegen de verschuldigdheid van de lopende rente geen verweer heeft gevoerd en hij in verzuim verkeert, zal de lopende wettelijke rente op de hierna in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.


Proceskosten




4.8.

[gedaagde] wordt overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Vincio Wonen worden begroot op:









- kosten van de dagvaarding





145,45







- griffierecht





514,00







- salaris gemachtigde





476,00


(2 punten × € 238,00)




- nakosten





119,00


(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)




Totaal





1.254,45














5De beslissing

De kantonrechter


5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte met aanhorigheden, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] ,



5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woonruimte met aanhorigheden, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] , te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Vincio Wonen zijn, en de sleutels af te geven aan Vincio Wonen,



5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Vincio Wonen te betalen:


€ 3.744,81, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.740,51 vanaf de dag van dagvaarding (12 augustus 2025) tot de dag van volledige betaling,


€ 594,38 per maand vanaf 1 september 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,





5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.254,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,



5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,





5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2025.


CH
Link naar deze uitspraak