Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBOBR:2024:4809 
 
Datum uitspraak:09-10-2024
Datum gepubliceerd:15-10-2024
Instantie:Rechtbank Oost-Brabant
Zaaknummers:C/01/396392 / HA ZA 23-56
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Na intrekking van de vorderingen, hoeft de rechtbank alleen nog te beslissen over de proceskosten. Eisers worden veroordeeld in de proceskosten, omdat zij in dit geval als de in het ongelijk gestelde partij moeten worden aangemerkt.
Trefwoorden:vaststellingsovereenkomst
wettelijke rente
 
Uitspraak
ECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Zaaknummer: C/01/396392 / HA ZA 23-565


Vonnis van 9 oktober 2024


in de zaak van




1mr. O.B.J. POORTHUIS q.q.,
2. mr. P.R. DEKKER q.q.,
in hun hoedanigheid van gezamenlijk bevoegd curatoren in het faillissement van

ACCESSIO BEHEER B.V.,

te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: de curatoren,
advocaat: mr. T.V.J. Bil,

tegen




1 [gedaagde 1] B.V.
tevens handelend onder de naam [andere bedrijfsnaam gedaagde] B.V.,
te [plaats] ,2. [gedaagde 2],
3. [gedaagde 3],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. M.A.F. Evers.





1De procedure


1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de verificatievergadering van 19 juli 2023
- de conclusie van eis tot verificatie van de curatoren van 30 augustus 2023- de conclusie van antwoord van [gedaagden] van 11 oktober 2023- de akte intrekking vordering/vermindering van eis van de curatoren van 7 augustus 2024
- de antwoordakte uitlaten eiswijziging van [gedaagden] van 21 augustus 2024.



1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.






2Het geschil en de beoordeling ervan


2.1.
In deze zaak hoeft de rechtbank alleen nog maar te beslissen over de proceskosten. Daarbij is – samengevat – het volgende van belang.


2.1.1.
Op 19 juli 2023 heeft een verificatievergadering plaatsgevonden in het faillissement van de heer [A] (hierna: [A] ). [gedaagden] heeft op die verificatievergadering de door de curatoren ingediende vordering op [A] betwist. De rechter-commissaris heeft partijen daarop voor renvooi verwezen naar de terechtzitting van de rechtbank van 30 augustus 2023. De curatoren hebben de rechter-commissaris tijdens de verificatievergadering nog verzocht om verwijzing naar een latere terechtzitting. Daarbij hebben de curatoren erop gewezen dat er een vaststellingsovereenkomst (verder: VSO) is opgesteld, die ter goedkeuring aan de rechter-commissaris is voorgelegd (vgl. artikel 104 Faillissementswet). Als deze VSO tot stand komt en uiteindelijk in rechte stand houdt, geldt dat de curatoren daarin afstand hebben gedaan van hun (onder meer door [gedaagden] betwiste) vordering. Daarmee zou het belang bij de renvooiprocedure vervallen, aldus de curatoren tijdens de verificatievergadering. De rechter-commissaris heeft dit verzoek echter niet gehonoreerd, waarna de curatoren op 30 augustus 2023 hun conclusie van eis tot verificatie hebben genomen.



2.1.2.

[gedaagden] heeft zich na de verificatievergadering tot de hiervoor genoemde rechter-commissaris gewend met het verzoek om – kort gezegd – de ondertekening en uitvoering van de VSO tegen te houden. De rechter-commissaris heeft vervolgens bij beschikking van 1 augustus 2023 dat verzoek van [gedaagden] afgewezen. Bij beschikking van diezelfde datum heeft de rechter-commissaris de VSO goedgekeurd. [A] en [gedaagden] zijn tegen die beschikking in beroep gegaan. Bij beschikking van 11 oktober 2023 heeft de rechtbank [A] niet ontvankelijk verklaard en bij afzonderlijke beschikking van diezelfde datum heeft de rechtbank het beroep van [gedaagden] ongegrond verklaard. [A] heeft beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij beschikking van 21 juni 2024 dat beroep verworpen.




2.2.
Gelet op het feit dat met de beschikking van de Hoge Raad de VSO onherroepelijk is geworden, hebben de curatoren de hier voorliggende vordering tot erkenning van hun vordering op [A] ingetrokken. Wel vragen zij de rechtbank om [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten. Daaraan leggen zij het volgende ten grondslag.
Partijen zijn het erover eens dat met het onherroepelijk worden van de VSO de onderhavige renvooiprocedure zinledig is. [gedaagden] heeft echter zelf het onherroepelijk worden van de VSO tegengehouden, door daartegen bezwaar te maken bij de rechter-commissaris en door in beroep te gaan tegen de toewijzende beslissing van de rechter-commissaris. Tegelijkertijd heeft [gedaagden] ook de vordering van de curatoren betwist op de verificatievergadering. Het is daarmee aan de gedragingen van [gedaagden] te wijten dat de curatoren zich genoodzaakt zagen om deze renvooiprocedure te entameren.



2.3.

[gedaagden] voert daartegen verweer. Volgens [gedaagden] moeten de curatoren in de proceskosten worden veroordeeld.
Op grond van artikel 237 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) moet de partij die bij vonnis in het ongelijk is gesteld in de kosten van de procedure worden veroordeeld. De curatoren hebben erkend dat zij zinledige vorderingen hebben ingesteld. Zij hebben de vorderingen ingetrokken, omdat zij weten dat de rechtbank ze zal afwijzen.
Een reden om [gedaagden] in de kosten te veroordelen is er niet. De curatoren miskennen dat de rechtbank niet bevoegd is om een kostenveroordeling uit te spreken met betrekking tot de procedures in verband met het bezwaar van [gedaagden] tegen de VSO.
Alleen als de hoofdvorderingen van de curatoren toegewezen zouden worden, is er op grond van 237 Rv ruimte om [gedaagden] in de kosten te veroordelen. Nu de curatoren de hoofdvorderingen hebben ingetrokken, ligt de vordering tot veroordeling van [gedaagden] in de kosten voor afwijzing gereed.



2.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit artikel 237 Rv volgt als uitgangspunt dat de partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld, in de kosten wordt veroordeeld. De kosten mogen op grond van dat artikel echter ook geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd indien partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld. Ook kan de rechter de kosten die nodeloos werden aangewend of veroorzaakt, voor rekening laten van de partij die deze kosten aanwendde of veroorzaakte.
Naar het oordeel van de rechtbank moeten in dit geval de curatoren als de in het ongelijk gestelde partij worden aangemerkt. Zij zijn de eisende partij in dit geschil en hun vorderingen zijn niet toegewezen. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat de curatoren hun vorderingen hebben ingetrokken, omdat zij daarbij geen belang meer hebben door het onherroepelijk worden van de VSO. Ook in de overige stellingen van de curatoren op het punt van de proceskosten, is geen grond gelegen om [gedaagden] in de proceskosten te veroordelen of om de proceskosten geheel of gedeeltelijk te compenseren.



2.5.
De curatoren gelden dus als de in het ongelijk gesteld partij en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:









- griffierecht





676,00







- salaris advocaat





921,00


(1,5 punten × € 614,00)




- nakosten





178,00


(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)




Totaal





1.775,00











2.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.






3De beslissing

De rechtbank,


3.1.
stelt vast dat de curatoren hun vorderingen hebben ingetrokken, zodat daarop niet hoeft te worden beslist,



3.2.
veroordeelt de curatoren in de proceskosten van € 1.775,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de curatoren niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,



3.3.
veroordeelt de curatoren tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,



3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.
Link naar deze uitspraak