Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBOBR:2024:5704 
 
Datum uitspraak:22-11-2024
Datum gepubliceerd:28-11-2024
Instantie:Rechtbank Oost-Brabant
Zaaknummers:C/01/408706 / KG ZA 24-53
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Het gaat over executie van dwangsommen. Eiseres stelt dat zij voldaan heeft aan de veroordeling in het vonnis in de bodemprocedure en dat gedaagden misbruik maakt van hun bevoegdheid door dwangsommen te executeren. De voorzieningenrechter oordeelt dat niet voldaan is aan de veroordeling en wijst de vordering de executie te staken en gestaakt te houden, en het gelegde executoriaal beslag op te heffen, af.
Trefwoorden:koopovereenkomst
melkveehouderij
 
Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Zaaknummer: C/01/408706 / KG ZA 24-535



Vonnis in kort geding van 22 november 2024



in de zaak van



[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. A.H.H.M. Roelofs te Nuland,

tegen




1 [gedaagde 1] ,
2. [gedaagde 2] ,
3. [gedaagde 3] ,
4. [gedaagde 4] ,
allen woonplaats kiezende te Tilburg ten kantore van mr. E. Beele,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. E. Beele te Tilburg.





1De procedure


1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 oktober 2024 met dertien producties
- de akte van 7 november 2024 met producties 14 t/m 21 en eiswijziging- de mondelinge behandeling die plaats heeft gevonden op 8 november 2024- de pleitnota van [eiseres] - de pleitnota van [gedaagden]





2De feiten


2.1.

[eiseres] heeft met [gedaagden] een koopovereenkomst gesloten ten aanzien van een woonboerderij in [plaats] aan de [adres] (hierna: de woonboerderij).



2.2.
Tussen partijen is discussie ontstaan over de koopsom. Deze discussie heeft geleid tot een bodemprocedure (zaaknummer C/01/377424 / HA ZA 22-3) waarin [gedaagden] [eiseres] hebben gedagvaard en waarin zij hebben gevorderd, kort samengevat, een verklaring voor recht af te geven dat [eiseres] op basis van de koopovereenkomst gehouden is de woonboerderij over te dragen aan [gedaagden] tegen betaling van een bedrag van in totaal € 555.000,-, en [eiseres] te veroordelen om binnen 14 dagen tot overdracht van de woonboerderij over te gaan.



2.3.
Bij vonnis van 15 mei 2024 (hierna: het Vonnis) heeft de rechtbank Oost-Brabant de namens [gedaagden] gevorderde verklaring voor recht afgegeven en is [eiseres] (in overweging 3.3. van het Vonnis) veroordeeld om:
‘zo snel mogelijk, doch uiterlijk:
A) binnen drie maanden na betekening van het vonnis een correcte en complete aanvraag tot splitsing van de boerderij in te dienen bij het bevoegde gezag;
B) binnen één maand na het ontvangen van een definitieve en onherroepelijke splitsingsbeslissing de gesplitste boerderij en aanhorigheden (notarieel) te leveren aan [gedaagden] op grond van de gesloten koopovereenkomst’.
Voorts heeft de rechtbank [eiseres] veroordeeld tot betaling aan [gedaagden] van een dwangsom van € 2.500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de hiervoor vermelde veroordeling voldoet, tot een maximum van € 550.000,- is bereikt.



2.4.
In overweging 2.16 van het Vonnis heeft de rechtbank het volgende overwogen ten aanzien van de ‘Mogelijkheid tot gesplitste levering’:
‘ [gedaagden] hebben gesteld dat de gemeente op 27 mei 2021 hun goedkeuring voor de splitsing hebben gegeven. Ook [eiseres] stelt dat de gemeente haar medewerking wil verlenen aan het planologisch splitsen (…). Uit de door partijen aangehaalde productie 8 – de brief van de gemeente van 27 mei 2021 – blijkt inderdaad dat splitsing mogelijk is. (…). Kortom, er is de rechtbank niet gebleken van een blijvend (juridisch) beletsel om [eiseres] te veroordelen tot het leveren van een (planologisch) gesplitste boerderij. Daarbij dient echter wel rekening te worden gehouden met het doorlopen van de benodigde bestuursrechtelijke procedures. De voorwaarden zal de rechtbank opnemen in het dictum.’



2.5.
Het vonnis is op 17 mei 2024 betekend aan [gedaagden]



2.6.
Op 9 juli 2024 heeft Bureau Leefomgeving namens [eiseres] een ‘conceptverzoek’ ingediend bij het Omgevingsloket van de gemeente ’s-Hertogenbosch voor de aanvraag van een vergunning ‘afwijken van regels in het omgevingsplan’ waarbij als project is opgegeven de woonboerderij en als projectomschrijving ‘het saneren van een melkveehouderij en locatie herontwikkeling voor woningbouw’.



2.7.
Bij brief van 23 juli 2024 aan [eiseres] heeft de afdeling Omgevingswet van de gemeente ’s-Hertogenbosch de ontvangst bevestigd van een op 17 juli 2024 ingediende ‘informatieve aanvraag (vooroverleg) voor het saneren van een melkveehouderij en locatie herontwikkeling voor woningbouw’.



2.8.
Op 12 september 2024 heeft Bureau Leefomgeving namens [eiseres] een definitieve aanvraag ingediend voor een vergunning ‘afwijken van regels in het omgevingsplan’.



2.9.
Bij exploot van 25 september 2024 is namens [gedaagden] aan [eiseres] bevel gedaan om een bedrag van € 97.500,- aan tot en met de datum van het exploot verbeurde dwangsommen te betalen.



2.10.
Op 21 oktober 2024 heeft de deurwaarder op verzoek van [gedaagden] executoriaal beslag gelegd ten laste van [eiseres] op de in het exploot genoemde onroerende zaken.



2.11.
Op 30 oktober 2023 heeft de deurwaarder op verzoek van [gedaagden] executoriaal beslag gelegd ten laste van [eiseres] op de in het exploot genoemde roerende zaken (voertuigen).





3Het geschil


3.1.

[eiseres] vordert na eiswijziging – samengevat –:
1. de executie van het vonnis van 15 mei 2024 voor wat betreft het bepaalde in rechtsoverweging 3.3.A te schorsen en [gedaagden] te verbieden dit vonnis verder of later alsnog ten uitvoer te leggen, en [gedaagden] te gebieden de reeds aangevangen ten uitvoerlegging van het vonnis te staken en gestaakt te houden;
2. de door [gedaagden] ten laste van [eiseres] gelegde beslagen op onroerende zaken en voertuigen per direct op te heffen, althans [gedaagden] te gebieden deze beslagen op te heffen;
3. bovenstaande veroordelingen op straffe van een aan [eiseres] te betalen direct opeisbare dwangsom van € 50.000,-, en € 5.000,- per dag of gedeelte daarvan tot een maximum van € 550.000,- is bereikt;
4. [gedaagden] te veroordelen in de kosten van deze procedure.



3.2.

[eiseres] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagden] stellen zich ten onrechte op het standpunt dat [eiseres] heeft gehandeld in strijd met het Vonnis omdat zij niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn een correcte en complete aanvraag tot splitsing van de woonboerderij heeft ingediend, en dat [eiseres] daarom dwangsommen heeft verbeurd. [eiseres] heeft wel voldaan aan die veroordeling, namelijk door op 17 juli 2024 een informatieve aanvraag in te dienen.
Zij kon ook niet anders dan een informatieve aanvraag indienen. Dit is de normale gang van zaken bij aanvragen op grond van de Omgevingswet. Pas wanneer het bevoegd gezag heeft vastgesteld dat de informatieve aanvraag in orde is wordt de formele aanvraag ingediend. Het direct indienen van een formele aanvraag, zonder informatieve aanvraag/vooroverleg, zou tot gevolg hebben dat medewerking door burgemeester en wethouders wordt geweigerd. Het is overigens [gedaagden] zelf geweest die het proces hebben vertraagd, door niet te reageren op diverse verzoeken van [eiseres] om voor de aanvraag van belang zijnde informatie en stukken te overleggen.



3.3.

[gedaagden] voeren verweer. [gedaagden] concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure. Volgens [gedaagden] wordt met een ‘correcte en complete aanvraag’ gedoeld op een aanvraag als omschreven in artikel 1:3 lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht, op welke aanvraag het bevoegde gezag dient te besluiten. Bij een conceptverzoek/informatieve aanvraag geldt deze verplichting niet en reeds daarom is een dergelijke aanvraag niet de in het Vonnis bedoelde aanvraag. Verder wijzen [gedaagden] erop dat de namens [eiseres] ingediende informatieve aanvraag op de herontwikkeling van de gehele locatie van de woonboerderij ziet, en betreft het geen aanvraag voor de splitsing van de woonboerderij waartoe [eiseres] is veroordeeld. Het indienen van een informatieve aanvraag was volgens [gedaagden] ook niet noodzakelijk omdat de gemeente reeds bij brief van 27 mei 2021 (welke brief ook genoemd is in het Vonnis) kenbaar heeft gemaakt dat de splitsing van de woonboerderij niet op problemen zou stuiten.



3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.





4De beoordeling


4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Dit is het geval gelet op de aard van de vorderingen van [eiseres] die gericht zijn tegen de in gang gezette executie van de volgens [gedaagden] verbeurde dwangsommen. [gedaagden] hebben het spoedeisend belang aan de zijde van [eiseres] overigens ook niet ter discussie gesteld.



4.2.
Nu het spoedeisend belang wordt aangenomen komt de voorzieningenrechter toe aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen.
Daarbij geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.



4.3.
Bij de inhoudelijke beoordeling staat de vraag centraal of [eiseres] voldaan heeft aan de aan haar in het Vonnis opgelegde verplichting om binnen drie maanden na betekening van het vonnis een correcte en complete aanvraag tot splitsing van de woonboerderij in te dienen bij het bevoegde gezag. De beantwoording van deze vraag dient plaats te vinden door de handelingen die ter uitvoering van het Vonnis zijn verricht te toetsen aan de inhoud van de uitgesproken veroordelingen, die door uitleg daarvan door de executierechter moeten worden vastgesteld. Bij die uitleg moet de rechter het doel en de strekking van de veroordelingen tot richtsnoer nemen, en bij de uitleg van de veroordeling mag de rechter de maatstaven van redelijkheid en billijkheid hanteren.
De partij die executeert (in dit geval [gedaagden] ) zal moeten stellen en bewijzen – hetgeen in kort geding neer komt op aannemelijk maken – dat de geëxecuteerde ( [eiseres] ) niet aan haar verplichtingen uit het Vonnis heeft voldaan, dat er uit dien hoofde dwangsommen zijn verbeurd, en dat hij daarom terecht gebruik maakt van zijn recht om die dwangsommen ook daadwerkelijk te incasseren op basis van de hem daartoe ten dienste staande executoriale titel.
.


4.4.
Met de in het Vonnis uitgesproken veroordelingen beoogt de rechtbank effectuering van hetgeen partijen zijn overeengekomen, te weten levering van de gesplitste woonboerderij. Om die splitsing te bewerkstelligen moet [eiseres] een splitsingsbeslissing aanvragen. Die aanvraag moet correct en compleet zijn.



4.5.
Afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft regels voor het aanvragen van een beslissing door een bestuursorgaan. Artikel 1.3, derde lid van die wet geeft een definitie van het begrip ‘aanvraag’. Uit het samenstel van deze bepalingen volgt dat met een aanvraag niet gelijk kan worden gesteld het doen van een concept, of voorlopige of ‘informatieve’ aanvraag. Dat is immers geen verzoek tot het nemen van een beslissing, maar naar haar aard een aankondiging van een dergelijk verzoek en zal niet leiden tot een beslissing van het bestuursorgaan.



4.6.
Daar komt bij dat het conceptverzoek, net als de formele aanvraag, niet alleen strekt tot splitsing van de woonboerderij, maar op de sanering van de melkveehouderij en op de herontwikkeling van de gehele locatie voor woningbouw. [eiseres] heeft niet weersproken dat een dergelijke aanvraag aanzienlijk meer en complexere beslispunten omvat dan de aanvraag voor een splitsingsvergunning van het boerderijgebouw. Het ligt voor de hand dat de door [eiseres] ingediende aanvraag (voor zover ervan wordt uit gegaan dat deze aanvraag een aanvraag is als bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb) een langere beslistermijn vergt dan een aanvraag waarin het alleen gaat om splitsing. Dit strookt niet met de strekking van de veroordeling in het Vonnis, namelijk levering van de gesplitste woonboerderij.



4.7.
Bovenstaande overwegingen leiden tot het oordeel dat [eiseres] met het indienen van het ‘conceptverzoek’ dan wel met de ‘informatieve aanvraag’ niet voldaan heeft aan de veroordeling in overweging 3.3.A van het vonnis.



4.8.

[eiseres] heeft nog aangevoerd dat het direct indienen van een (definitieve) aanvraag zou hebben geleid tot weigering van medewerking door de gemeente. Voor zover dit argument moet worden opgevat als een beroep op de onmogelijkheid om aan de veroordeling te voldoen, treft het zonder onderbouwing – die ontbreekt – geen doel.
Dat de gemeente voor het afgeven van een beslissing op de aanvraag tot splitsing van de woonboerderij als voorwaarde stelt dat daarvoor eerst een informatieve aanvraag voor het gehele project wordt ingediend, zoals [eiseres] lijkt te bepleiten, is niet aannemelijk geworden. In de door [eiseres] overgelegde overeenkomst ‘onderzoek haalbaarheid [adres] te [vestigingsplaats] ’ noch de door [eiseres] overgelegde brieven sluit de gemeente de mogelijkheid uit om een formele aanvraag voor een splitsingsvergunning te doen als bedoeld in het Vonnis.
Dat de gemeente van [eiseres] zou eisen dat zij eerst een informatieve aanvraag voor het hele project indient rijmt ook niet met overweging 2.16 van het Vonnis waarin de rechtbank onder verwijzing naar de in die procedure overgelegde brief van de gemeente vast stelt dat splitsing mogelijk is, en met de vervolgens uitgesproken veroordeling onder 3.3.A, waaruit blijkt dat de rechtbank een tijdspad van 3 maanden voor het indienen van een ‘complete en correcte aanvraag tot splitsing’ reëel acht.
Het verwijt dat [eiseres] aan het adres van [gedaagden] maakt, dat zij hebben nagelaten bepaalde stukken te verstrekken, waardoor het proces van de vergunningsaanvraag vertraagd zou zijn, heeft betrekking op 2023 en kan dus ook niet worden betrokken bij de beoordeling of [eiseres] in de onmogelijkheid verkeerde om aan de veroordeling in het Vonnis te voldoen.



4.9.

[eiseres] heeft dus niet voldaan aan de veroordeling in het Vonnis en niet aannemelijk is dat er sprake is (geweest) van een onmogelijkheid aan de zijde van [eiseres] om aan die veroordeling te voldoen. De conclusie is dan ook dat [eiseres] dwangsommen heeft verbeurd en dat [gedaagden] geen misbruik van recht maken door het Vonnis te executeren.



4.10.
De vorderingen van [eiseres] worden dan ook afgewezen. [eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:









- griffierecht





320,00







- salaris advocaat





1.107,00







Totaal





1.427,00













5De beslissing

De voorzieningenrechter


5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,



5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagden] , tot op heden begroot op € 1.427,00,



5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.


Dit vonnis is gewezen door mr. S. Sicking-Sluis en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2024.
Link naar deze uitspraak