Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBOVE:2025:6646 
 
Datum uitspraak:14-11-2025
Datum gepubliceerd:21-11-2025
Instantie:Rechtbank Overijssel
Zaaknummers:C/08/338727 / KG ZA 25-22 C/08/338727 / KG ZA 25-22
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Partij A en partij B hebben een relatie met elkaar gehad, maar de relatie is geëindigd. Zij zijn gezamenlijk eigenaar van een woning. Partij A vordert dat partij B meewerkt aan de verkoop van deze woning, zodat hij kan beschikken over zijn aandeel in de (mogelijke) overwaarde. Partij B wil echter met de kinderen in de woning blijven wonen en wil meer tijd om de hypotheek over te nemen en partij A te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van partij A grotendeels toe.
Trefwoorden:burgerlijk wetboek
koopovereenkomst
taxatie
uitkering
 
Uitspraak
RECHTBANK Overijssel

Civiel recht

Zittingsplaats Almelo

Zaaknummer: C/08/338727 / KG ZA 25-227


Vonnis in kort geding van 14 november 2025


in de zaak van



[partij A]
,
te [woonplaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij A],
advocaat: mr. P. van der Zalm,

tegen



[partij B]
,
te [woonplaats 2],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij B],
advocaat: mr. L.V.S. Cassese.





1De procedure


1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;- de producties van [partij B];
- het bericht van (de advocaat van) [partij B] met een eis in reconventie;- de mondelinge behandeling van 31 oktober 2025, waar partijen, bijgestaan door hun advocaten, zijn verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt tijdens de mondelinge behandeling;- de pleitnota van (de advocaat van) [partij A] tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie;- de pleitnota van (de advocaat van) [partij B] tevens houdende conclusie van antwoord in conventie.





2De samenvatting


2.1.

[partij A] en [partij B] hebben een relatie met elkaar gehad, maar de relatie is geëindigd. Zij zijn gezamenlijk eigenaar van een woning. [partij A] vordert dat [partij B] meewerkt aan de verkoop van deze woning, zodat hij kan beschikken over zijn aandeel in de (mogelijke) overwaarde. [partij B] wil echter met de kinderen in de woning blijven wonen en wil meer tijd om de hypotheek over te nemen en [partij A] te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.



2.2.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [partij A] grotendeels toe. Hierna wordt uitgelegd waarom.





3De feiten


3.1.
Partijen hebben vanaf april 2013 een relatie met elkaar gehad en hebben twee (thans) minderjarige kinderen. De relatie is medio 2025 geëindigd.



3.2.
Sinds 1 september 2020 zijn [partij A] en [partij B] gezamenlijk eigenaar van de woning gelegen aan de [adres] (hierna: de woning), ieder voor de onverdeelde helft. Zij hebben de woning gekocht voor € 359.000,00 en hebben een hypotheek voor € 301.000,00 afgesloten. [partij B] heeft € 90.452,72 uit privévermogen ingebracht. Per 15 september 2025 bedroeg de hypotheekschuld € 202.483,85.



3.3.

[partij B] is in 2022 arbeidsongeschikt geraakt door een auto-ongeval en ontvangt een WIA-uitkering.



3.4.
Na het eindigen van de relatie is [partij B] met de kinderen in de woning blijven wonen. [partij A] is bij zijn ouders ingetrokken.



3.5.

[bedrijf] B.V. heeft de woning in opdracht van [partij A] op 23 april 2025 getaxeerd op een bedrag van € 610.000,00. Bij e-mailbericht van 19 mei 2025 heeft [partij A] twee voorstellen aan [partij B] gedaan over de verdeling van de woning, bestaande uit uitkoop gebaseerd op de taxatiewaarde, of verkoop aan een derde.



3.6.
Bij e-mailbericht van 6 juni 2025 heeft [partij B] geantwoord dat zij de taxatie van € 610.000,00 aan de hoge kant vindt en dat zij met een IVA-uitkering de hypotheek van de woning over zou kunnen nemen. Daarop heeft [partij A] laten weten dat hij graag wil dat de kinderen in de woning kunnen blijven wonen en dat hij daarom akkoord kon gaan met een uitkoopbedrag van € 150.000,00. In het geval dat [partij B] de uitkoop niet zou kunnen betalen, heeft [partij A] voorgesteld om de woning te verkopen.



3.7.

[partij B] heeft de woning op 23 september 2025 laten taxeren door Prisma Era Makelaars Borne, die kennelijk op een bedrag van € 585.000,00 uitkomt.



3.8.
Partijen hebben geprobeerd om afspraken te maken over de verdeling van de woning, de termijn en de financiële afwikkeling, maar zijn er niet samen uitgekomen.






4Het geschil


in conventie



4.1.

[partij A] vordert – samengevat – dat:
1. [partij B] wordt veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis haar volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van haar aandeel in de woning, waaronder in ieder geval:
a. het mede verstrekken en ondertekenen van een verkoopopdracht aan een door partijen in gezamenlijk overleg dan wel door de rechtbank aan te wijzen makelaar;
b. het toelaten van de makelaar tot de woning voor taxatie, fotografie, bezichtigingen en overige gebruikelijke verkoopactiviteiten;
c. het verschaffen van sleutels en het verlenen van toegang aan makelaar en kandidaat-kopers na redelijke aankondiging;
d. het ten behoeve van de verkoop de woning in schone, verzorgde en representatieve staat te brengen en/of te houden;
e. alle verkoopaanduidingen die op het erf en/of de woning door de makelaar zullen worden aangebracht, ongewijzigd in stand te laten;
f. het ondertekenen van de koopovereenkomst met de uiteindelijke koper, mits tegen marktconforme condities;
g. het verschijnen bij en verlenen van medewerking aan de notaris ter gelegenheid van de eigendomsoverdracht.
2. wanneer [partij B] nalaat aan de hiervoor genoemde verplichtingen te voldoen, zij voor iedere dag of gedeelte daarvan aan [partij A] een dwangsom verbeurt van € 1.250,- per dag, tot een maximum gelijk aan de aan [partij A] toekomende overwaarde uit de woning,
3. indien [partij B] nalaat binnen voornoemde termijn van zeven dagen genoemde medewerking te verlenen, [partij A] wordt gemachtigd om zelfstandig, dan wel met inschakeling van een door hem aan te wijzen makelaar en/of notaris, namens de (eenvoudige) gemeenschap de woning te verkopen, de verkoopopdracht en koopovereenkomst te ondertekenen en de leveringsakte bij de notaris te passeren,
4. voor zover voor de verkoop en levering van de woning de rechtshandtekening of wilsverklaring van [partij B] vereist is en zij deze niet binnen de gestelde termijn heeft gegeven, dit vonnis in de plaats zal treden van die rechtshandeling of handtekening,
5. de voorzieningenrechter bepaalt dat de kosten van makelaar, notaris, taxatie, advertenties en overige redelijke verkoopkosten ten laste van de (eenvoudige) gemeenschap komen, met bepaling dat door [partij A] voorgeschoten kosten worden verrekend bij de verdeling en zo nodig in mindering komen op het aandeel van [partij B],
6. [partij B] wordt veroordeeld om twee dagen voordat de woning, waaronder het aandeel van [partij A] in de woning, aan de kopende partij moet worden geleverd, deze woning, met al het zijne te ontruimen en te verlaten, onder afgifte van de sleutels, alsmede [partij A] te machtigen om deze ontruiming zo nodig zelf, met behulp van de sterke arm op kosten van [partij B] te doen uitvoeren,
7. [partij B] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure alsmede in de kosten van eventuele executiemaatregelen.



4.2.

[partij B] voert verweer. [partij B] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [partij A], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [partij A] in de kosten van deze procedure.


in reconventie




4.3.

[partij B] vordert – samengevat – dat:


Primair:

I. de vorderingen van [partij A] worden afgewezen,
II. [partij B] met ingang van 15 november 2025 dan wel een zodanige datum als de voorzieningenrechter juist acht, met uitsluiting van [partij A] gerechtigd is tot het gebruik van de gezamenlijke woning, met bevel aan [partij A] om deze woning te verlaten en niet verder te betreden,
III. [partij B] met ingang van de door de voorzieningenrechter te bepalen datum waarop zij met uitsluiting van [partij A] gerechtigd is tot het gebruik van de gezamenlijke woning, alle vaste lasten betreffende de gezamenlijke woning dient te voldoen en met uitsluiting van [partij A] de betalingen van de hypotheekrente betreffende de gezamenlijke woning mag verwerken in haar belastingaangifte.

Voor het overige (onder IV. tot en met VIII. in reconventie) vordert [partij B] (heel kort samengevat) dat zij het aandeel van [partij A] in de gezamenlijke woning krijgt toebedeeld zodra duidelijk is of zij een IVA-uitkering krijgt, onder de opschortende voorwaarde dat zij de hypothecaire geldlening kan overnemen en [partij A] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid kan laten ontslaan, tegen betaling van € 150.000,00. Verder vordert [partij B] dat wanneer het niet binnen zes maanden duidelijk is of zij financieel in staat is om de woning over te nemen, de woning moet worden verkocht aan een derde (met een aantal nevenvorderingen, waaronder een gezamenlijke opdracht aan de notaris die belast is met de overdracht van de woning om de netto-verkoopopbrengst bij helfte te verdelen), dat het vonnis in de plaats treedt van de benodigde wilsverklaring van de niet aan verkoop meewerkende partij, dat elk van de partijen toestemming krijgt om zelf bepaalde verkoophandelingen te verrichten en dat beide partijen gehouden zijn de helft van de verkoopkosten te voldoen.


Subsidiair:

Zodanige beslissingen te nemen als de voorzieningenrechter juist acht.

Een en ander met veroordeling van [partij A] in de proceskosten, dan wel de proceskosten te compenseren aangezien partijen ex-partners van elkaar zijn.



4.4.

[partij A] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [partij B].



4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.





5De beoordeling


in conventie



Spoedeisend belang


5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [partij A] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft.



5.2.
Het spoedeisend belang van [partij A] volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende uit zijn stellingen. [partij A] heeft aangevoerd dat, zolang hij nog bij zijn ouders woont, hij de kinderen alleen in het weekend en dan alleen in de voormalige gezamenlijke woning kan zien omdat er bij zijn ouders geen slaapgelegenheid is voor de kinderen, en dat hij op dit moment onvoldoende financiële middelen heeft om een eigen woning te kopen. Inmiddels loopt er ook een procedure over een omgangsregeling waarbij [partij A] graag co-ouderschap wil, maar zolang hij niet beschikt over een eigen woonruimte, vreest hij dat die omstandigheid tegen hem gebruikt kan worden. [partij A] wil zo snel mogelijk over zijn aandeel in de overwaarde beschikken en uit de hoofdelijkheid voor de hypotheeklasten worden ontslagen, zodat hij een woning voor zichzelf kan kopen en de kinderen een stabiele woonsituatie kan bieden. Daarmee heeft [partij A] voldoende spoedeisend belang.



5.3.

[partij B] heeft hier weliswaar nog tegenin gebracht dat [partij A] voldoende financiële middelen heeft om een woning te huren, maar dat is niet aan haar. Bovendien blijft [partij A] nog steeds (hoofdelijk) aansprakelijk en wordt hij beperkt in zijn mogelijkheden om een eigen woning te kopen. Verder heeft [partij B] nog aangevoerd dat zij meer tijd nodig heeft om de woning over te kunnen nemen, zodat verkoop van de woning aan een derde te prematuur is en niet in het belang is van de kinderen. Dat neemt naar het oordeel van de voorzieningenrechter de spoedeisendheid van de vorderingen van [partij A] niet weg.


Medewerking verkoop en levering woning en daarmee samenhangende vorderingen



5.4.
Uit artikel 3:178 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat iedere deelgenoot te allen tijde verdeling van een gemeenschappelijk goed kan vorderen, tenzij uit (onder meer) lid 3 iets anders voortvloeit. In lid 3 staat dat de voorzieningenrechter een vordering tot verdeling voor ten hoogste drie jaar kan uitsluiten, als de door de verdeling getroffen belangen aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die door de verdeling zijn gediend. Deze bepaling beoogt misbruik van recht te voorkomen. Verder blijkt uit artikel 3:166 lid 3 BW dat deelgenoten zich jegens elkaar dienen te gedragen overeenkomstig de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:2 BW.



5.5.

[partij A] heeft gesteld belang te hebben bij verdeling/verkoop van de woning, omdat hij onvoldoende financiële middelen heeft om een eigen woning te kopen. De overwaarde in de woning kan hij daarvoor gebruiken. Daarnaast is hij nog hoofdelijk aansprakelijk voor de hypothecaire geldlening. Daaruit wil hij worden ontslagen, omdat hij anders geen eigen hypotheek voor een eigen woning zal kunnen krijgen. [partij A] heeft er geen vertrouwen in dat [partij B] de hypotheek met alleen een WIA-uitkering zelf over kan nemen en vordert dat [partij B] meewerkt aan verkoop en levering van haar aandeel in de woning aan een derde.


5.6. (
De advocaat van) [partij B] heeft zich tijdens de mondelinge behandeling op de uitzondering uit artikel 3:178 lid 3 BW beroepen en verzocht om de vordering tot verdeling voor drie jaar uit te sluiten. Ter staving daarvan heeft [partij B] aangevoerd dat zij belang heeft bij een dergelijk lange termijn. Als gevolg van een auto-ongeval is [partij B] volledig en naar alle waarschijnlijkheid duurzaam arbeidsongeschikt geraakt. Zij heeft nu nog een WIA-uitkering, maar wil graag een IVA-uitkering. Met een IVA-uitkering is de kans groter dat zij de hypotheek van de woning op haar naam kan laten zetten en [partij A] kan laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Het IVA-beoordelingstraject zal echter enige tijd in beslag nemen. Zij heeft daar meer tijd voor nodig, aldus [partij B].



5.7.
Hoewel de voorzieningenrechter oog heeft voor de gezondheidssituatie van [partij B], oordeelt de voorzieningenrechter dat het geenszins vaststaat dat [partij B] daadwerkelijk een IVA-uitkering zal krijgen, en zo ja, wanneer. Dat kan kennelijk jaren duren. Evenmin staat vast dat [partij B] met een IVA-uitkering uiteindelijk in staat zal zijn om de hypotheek op haar naam te laten zetten en [partij A] te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. [partij B] heeft niet voldoende gemotiveerd onderbouwd welke concrete stappen zij inmiddels, sinds de relatiebreuk (in ieder geval sinds de e-mail van [partij A] van 19 mei 2025), heeft ondernomen om te onderzoeken of en binnen welke termijn zij in aanmerking zou komen voor een IVA-uitkering en of zij de woning en de hypotheek over kan nemen en [partij A] kan (laten) ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Dat blijkt onvoldoende uit de stukken die [partij B] heeft ingebracht. Zij heeft alleen een verwijzing van de huisarts naar de neuroloog overgelegd, waarin een toegangstijd staat van 105 dagen. Zij heeft echter geen correspondentie met het UWV of een stuk waaruit een aanvraag voor een IVA-uitkering blijkt ingebracht, of correspondentie met de hypotheekverstrekker waaruit zou blijken dat zij de hypotheek kan overnemen zodra zij een IVA-uitkering heeft, terwijl er inmiddels (in ieder geval al) een half jaar is verstreken. Voor zover [partij B] door haar gezondheidssituatie niet in staat was om stappen te ondernemen, had zij zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter op grond van artikel 3:166 BW in het belang van [partij A] moeten laten helpen door bijvoorbeeld familie of vrienden.



5.8.
Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van [partij A] bij verkoop van de woning zwaarder weegt dan het belang van [partij B] bij behoud van de woning. Er is nog te veel onduidelijk en onzeker, en er is ook geen concreet zicht wanneer die duidelijkheid er wel zou komen. Van [partij A] kan daarom niet worden verlangd dat de onverdeeldheid (nog) langer zal duren, terwijl het onzeker is of en wanneer [partij B] daadwerkelijk een IVA-uitkering zal krijgen, of zij daarmee de woning en hypotheek kan overnemen en of de hypotheekverstrekker [partij A] zal ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.



5.9.
Voorgaande betekent dat de vordering tot verdeling van [partij A] in dit kort geding zal worden toegewezen en dat [partij B] wordt veroordeeld om mee te werken aan de verkoop en levering van (haar aandeel in) de gezamenlijke woning. Wat betreft de inhoud van de medewerkingsplicht sluit de voorzieningenrechter zoveel mogelijk aan bij de vordering van [partij A], maar voegt daar een aantal verplichtingen aan toe conform de voorstellen van [partij B]. De voorzieningenrechter legt de volgende bepalingen op:


het mede verstrekken en ondertekenen van een verkoopopdracht aan een door partijen gezamenlijk aangewezen makelaar, waarbij [partij A] drie NVM-makelaars uit de regio Borne zal voorstellen en waaruit [partij B] één makelaar zal kiezen aan wie de verkoopopdracht wordt gegeven;


het toelaten van de door partijen gezamenlijk aangewezen makelaar tot de woning voor taxatie, fotografie, bezichtigingen en overige gebruikelijke verkoopactiviteiten;


het verschaffen van sleutels en het verlenen van toegang aan de door partijen gezamenlijk aangewezen makelaar en kandidaat-kopers na redelijke aankondiging;


het ten behoeve van de verkoop de woning in schone, verzorgde en representatieve staat te brengen en/of te houden, naar beoordeling van de door partijen gezamenlijk aangewezen makelaar;


alle verkoopaanduidingen die op het erf en/of de woning door de door partijen gezamenlijk aangewezen makelaar zullen worden aangebracht, ongewijzigd in stand te laten;


het ondertekenen van de koopovereenkomst met de uiteindelijke koper, mits tegen marktconforme condities, naar beoordeling van de door partijen gezamenlijk aangewezen makelaar;


het verschijnen bij en verlenen van medewerking aan de notaris ter gelegenheid van de eigendomsoverdracht;


gezamenlijk aan de notaris die belast is met de overdracht van de woning opdracht te geven om de netto-verkoopopbrengst (dus na verrekening met het bedrag dat [partij B] uit haar privévermogen heeft ingebracht) bij helfte te verdelen tussen partijen.





5.10.
Om zoveel mogelijk discussie over de onafhankelijkheid en objectiviteit van de aan te wijzen makelaar te voorkomen, sluit de voorzieningenrechter (onder a.) aan bij het voorstel van [partij A], omdat dit de meest eerlijke manier is om een onafhankelijke en objectieve makelaar aan te wijzen. [partij A] wordt daarbij in de gelegenheid gesteld om drie NVM-makelaars in de regio Borne aan [partij B] voor te stellen, waaruit [partij B] er uiteindelijk één kiest aan wie de verkoopopdracht wordt gegeven.



5.11.

[partij A] vordert een termijn van zeven dagen na betekening van het vonnis waarbinnen [partij B] haar medewerking moet verlenen, maar dat is veel te kort. Gelet op de gezondheidssituatie van [partij B] en de aanwezigheid van minderjarige kinderen ziet de voorzieningenrechter aanleiding om rekening te houden met een termijn van drie maanden na betekening van het vonnis. Op deze manier wordt [partij B] tevens de mogelijkheid geboden om de eventuele afspraak met de neuroloog af te wachten, om meer inzicht/zekerheid te krijgen over de vraag of (en zo ja, wanneer) zij in aanmerking kan komen voor een IVA-uitkering, en of er aanleiding bestaat voor partijen om alsnog onderling afspraken te maken over de verdeling van de woning.



5.12.
Een en ander betekent dat [partij B] binnen de termijn van drie maanden mee moet werken aan de eerste stap voor het verkopen van de woning, zijnde het geven van de verkoopopdracht aan de makelaar (zoals bedoeld onder a.). Deze opdracht moet uiterlijk drie maanden na betekening van dit vonnis zijn gegeven. Aan de verdere onderdelen moet [partij B] meewerken zodra de makelaar en/of de aan te wijzen notaris dat van haar vraagt.


Dwangsom



5.13.
De voorzieningenrechter wijst de aan voornoemde verplichtingen gekoppelde dwangsom toe zoals door [partij A] gevorderd, maar zal deze beperken en maximeren op de wijze zoals in de beslissing verwoord.

Machtiging op grond van artikel 3:174 BW



5.14.
Indien [partij B] nalaat om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis haar medewerking aan de verkoop en levering van de woning te verlenen, dan levert dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter een gewichtige reden op in de zin van artikel 3:174 BW. In dat geval wordt [partij A] gemachtigd om zelfstandig, dan wel met inschakeling van een door hem aan te wijzen makelaar en/of notaris, namens de (eenvoudige) gemeenschap de woning te verkopen, de verkoopopdracht en de koopovereenkomst te ondertekenen en de leveringsakte bij de notaris te laten passeren.


Vordering op grond van artikel 3:300 BW



5.15.

[partij A] doet verder een beroep op artikel 3:300 BW. Omdat er al ruim een half jaar geen of weinig concrete stappen zijn ondernomen door [partij B] om de woning en de hypothecaire lening over te nemen is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aanleiding om op grond van artikel 3:300 BW te bepalen dat, als [partij B] niet meewerkt aan de verkoop en levering van de woning, dit vonnis in de plaats komt van de rechtshandeling en/of wilsverklaring van [partij B] die nodig is voor het op advies van de makelaar accepteren van een bod op de woning, de verkoopovereenkomst en de notariële leveringsakte. De voorzieningenrechter verbindt hieraan de voorwaarde dat de verkoopovereenkomst en de notariële akte geen bepalingen mogen hebben die afwijken van wat in de gegeven omstandigheden gebruikelijk is, zulks ter beoordeling van de makelaar en/of de notaris ten overstaan van wie de betreffende akte gepasseerd wordt. Deze vordering van [partij A] zal dan ook op na te melden wijze worden toegewezen, waarbij de voorzieningenrechter het woord ‘rechtshandtekening’ (zoals verwoord in het petitum) aanmerkt als kennelijke verschrijving en in het dictum ambtshalve zal aanpassen naar ‘rechtshandeling’.


Verkoopkosten ten laste van de gemeenschap ex artikel 3:184 BW



5.16.
De voorzieningenrechter zal verder bepalen dat de kosten van de makelaar, notaris, taxatie, advertenties en overige redelijke verkoopkosten ten laste van de (eenvoudige) gemeenschap komen, met bepaling dat de door [partij A] voorgeschoten kosten worden verrekend bij de verdeling en zo nodig in mindering komen op het aandeel van [partij B].


De gevorderde ontruiming



5.17.
De gevorderde veroordeling van [partij B] tot ontruiming van de woning zal eveneens worden toegewezen. Er wordt een ontruimingstermijn van twee dagen gevorderd voordat de woning aan een kopende partij moet worden geleverd. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding uit te gaan van een langere termijn, omdat een dergelijk korte termijn van twee dagen voor de levering al in het belang van [partij B] is en verlenging van de termijn in haar nadeel zou zijn.



5.18.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) overbodig is.


in reconventie




5.19.
De vordering van [partij B] tot (kort gezegd) het exclusieve gebruiksrecht van de woning met uitsluiting van [partij A] (reconventionele vordering onder II.) komt niet voor toewijzing in aanmerking, omdat daartoe een rechtsgrond ontbreekt. [partij A] is mede-eigenaar van de woning en hem kan niet zonder rechtsgrond (zoals bijvoorbeeld een gebiedsverbod) het gebruiksrecht van zijn eigendom worden ontnomen. De reconventionele vordering (onder III.) dat [partij B] (kort gezegd) alle vaste lasten van de woning met uitsluiting van [partij A] dient te voldoen, hangt samen met de reconventionele vordering onder II., zodat die vordering ook wordt afgewezen.



5.20.
De voorzieningenrechter vat de overige reconventionele vorderingen van [partij B] (onder IV. tot en met VIII.) op als verweren tegen de vorderingen in conventie van [partij A], waardoor deze conventionele vorderingen van [partij A] conform de voorstellen/verweren van [partij B] worden aangevuld en toegewezen. [partij B] heeft in zoverre geen belang meer bij toewijzing van deze onderdelen in reconventie. De vorderingen in reconventie zullen dus worden afgewezen.


in conventie en in reconventie



Proceskosten



5.21.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.





6De beslissing

De voorzieningenrechter


in conventie



6.1.
veroordeelt [partij B] om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis haar volledige medewerking zoals bedoeld in rechtsoverweging 5.12 te verlenen aan de verkoop en levering van haar aandeel in de woning, staande en gelegen te [adres], waaronder in ieder geval:


het mede verstrekken en ondertekenen van een verkoopopdracht aan een door partijen gezamenlijk aangewezen makelaar, waarbij [partij A] drie NVM-makelaars uit de regio Borne zal voorstellen en waaruit [partij B] één makelaar zal kiezen aan wie de verkoopopdracht wordt gegeven;


het toelaten van de door partijen gezamenlijk aangewezen makelaar tot de woning voor taxatie, fotografie, bezichtigingen en overige gebruikelijke verkoopactiviteiten;


het verschaffen van sleutels en het verlenen van toegang aan de door partijen gezamenlijk aangewezen makelaar en kandidaat-kopers na redelijke aankondiging;


het ten behoeve van de verkoop de woning in schone, verzorgde en representatieve staat te brengen en/of te houden, naar beoordeling van de door partijen gezamenlijk aangewezen makelaar;


alle verkoopaanduidingen die op het erf en/of de woning door de door partijen gezamenlijk aangewezen makelaar zullen worden aangebracht, ongewijzigd in stand te laten;


het ondertekenen van de koopovereenkomst met de uiteindelijke koper, mits tegen marktconforme condities, naar beoordeling van de door partijen gezamenlijk aangewezen makelaar;


het verschijnen bij en verlenen van medewerking aan de notaris ter gelegenheid van de eigendomsoverdracht;


gezamenlijk aan de notaris die belast is met de overdracht van de woning opdracht te geven om de netto-verkoopopbrengst (dus na verrekening met het bedrag dat [partij B] uit haar privévermogen heeft ingebracht) bij helfte te verdelen tussen partijen,





6.2.
veroordeelt [partij B] om aan [partij A] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan het bepaalde in 6.1. voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,



6.3.
bepaalt dat indien [partij B] nalaat binnen de in onderdeel 6.1 van dit vonnis gestelde termijn (drie maanden na betekening van dit vonnis) de bedoelde medewerking te verlenen, [partij A] wordt gemachtigd om zelfstandig, dan wel met inschakeling van een door hem aan te wijzen makelaar en/of notaris, namens de (eenvoudige) gemeenschap de woning te verkopen, de verkoopopdracht en de koopovereenkomst te ondertekenen en de leveringsakte bij de notaris te passeren,



6.4.
bepaalt dat voor zover voor de verkoop en levering van de woning de rechtshandeling of wilsverklaring van [partij B] vereist is en zij deze niet binnen de in onderdeel 6.1 van het dictum gestelde termijn (drie maanden na betekening van dit vonnis) heeft gegeven, dit vonnis in de plaats zal treden van die rechtshandeling of handtekening, die nodig is voor het op advies van de makelaar accepteren van een bod op de woning, de verkoopovereenkomst en de notariële leveringsakte, onder de voorwaarde dat de verkoopovereenkomst en de notariële akte geen bepalingen mogen hebben die afwijken van wat in de gegeven omstandigheden gebruikelijk is, zulks ter beoordeling van de makelaar en/of de notaris ten overstaan van wie de betreffende akte gepasseerd wordt,



6.5.
bepaalt dat de kosten van de makelaar, notaris, taxatie, advertenties en overige redelijke verkoopkosten ten laste van de (eenvoudige) gemeenschap komen, met bepaling dat de eventueel door [partij A] voorgeschoten kosten worden verrekend bij de verdeling en zo nodig in mindering komen op het aandeel van [partij B],



6.6.
veroordeelt [partij B] om twee dagen voordat de woning, waaronder het aandeel van [partij A] in de woning, aan de kopende partij moet worden geleverd, deze woning, met al het hare te ontruimen en te verlaten, onder afgifte van de sleutels,



6.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,



6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,


in reconventie




6.9.
wijst de vorderingen van [partij B] af,



in conventie en in reconventie




6.10.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.


Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg-van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2025.
Link naar deze uitspraak