|
|
ECLI:NL:RBZWB:2025:2279 | | | Datum uitspraak | : | 17-04-2025 | Datum gepubliceerd | : | 25-04-2025 | Instantie | : | Rechtbank Zeeland-West-Brabant | Zaaknummers | : | 24/3546 | Rechtsgebied | : | Socialezekerheidsrecht | Indicatie | : | Beroep ongegrond, WIA-uitkering | Trefwoorden | : | tuinbouw | | | uitkering | | Uitspraak | RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3546 WIA
uitspraak van 17 april 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres]
, gevestigd te [plaats 1], in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [belanghebbende] (belanghebbende), uit [plaats 2], eiseres
gemachtigde: mr. M. Akça-Altun,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV; kantoor Breda), verweerder.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering aan belanghebbende een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 7 januari 2022 (primair besluit) geweigerd per 26 augustus 2021 aan belanghebbende een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van 27 maart 2024 is het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. M.B.A. van Grinsven namens het UWV.
Beoordeling door de rechtbank
2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat belanghebbende minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of belanghebbende medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 26 augustus 2021. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Belanghebbende heeft zich op 29 augustus 2019 vanuit een uitkeringssituatie op grond van de Werkloosheidswet (WW) ziekgemeld wegens psychische klachten en lichamelijke klachten aan zijn rechterenkel, rug, arm, ellenboog, voet en peesaanhechtingen van het rechter schouderblad. Bij de eerste beoordeling in het kader van de Ziektewet (ZW) werd belanghebbende arbeidsgeschikt geacht. In bezwaar tegen dit besluit werd belanghebbende alsnog arbeidsongeschikt geacht voor zijn eigen werk. Belanghebbende heeft per 29 augustus 2019 een ZW-uitkering ontvangen. Bij de eerstejaarsbeoordeling kon door Covid-beperkingen onvoldoende onderzoek gedaan worden, waardoor de ZW-uitkering gecontinueerd werd tot verder onderzoek mogelijk was. Na het doorlopen van de wachttijd van twee jaar heeft belanghebbende een WIA-aanvraag ingediend. Het UWV heeft op 7 januari 2022 geweigerd om aan belanghebbende een WIA-uitkering toe te kennen. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar ingediend, waarna het UWV is overgegaan tot het nemen van het bestreden besluit.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsgeneeskundige beoordelingen door het UWV
Verzekeringsarts [naam 1] heeft belanghebbende gezien op het spreekuur van 22 november 2021, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht. Ook werd het dossier bestudeerd en informatie opgevraagd bij [GGZ]. De verzekeringsarts heeft in zijn rapportage van 20 december 2021 geconcludeerd dat belanghebbende vanwege zijn medische problematiek (doorgemaakte enkelfractuur en overige aanpassingsstoornis) verminderde functionele mogelijkheden heeft als gevolg van ziekte of gebrek. Er worden beperkingen aangenomen ten aanzien van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Belanghebbende is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines, productiepieken en met beperkte leidinggevende aspecten. Hij wordt ook beperkt geacht voor grove trillingen op zijn enkel. Belanghebbende kan maximaal 15 kilogram dragen en tillen tijdens het werk en maximaal één uur achtereen lopen. Verder is hij licht beperkt ten aanzien van klimmen en kan hij maximaal een uur achtereen staan. De beperkingen en de belastbaarheid van belanghebbende zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 20 december 2021.
Verzekeringsarts b&b [naam 2] heeft belanghebbende gezien op de hoorzitting van 18 september 2023, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht. Ook werd het dossier bestudeerd en informatie opgevraagd bij de huisarts. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapportage van 8 januari 2024 overwogen dat geen sprake is volledige arbeidsongeschiktheid op basis van medische gronden. Op het moment van onderzoek en de datum in geding was de situatie stabiel, gebruikte belanghebbende geen medicatie en was er sprake van zeer lage frequente behandeling voor de psychische klachten. Belanghebbende functioneerde zelfstandig en verrichte vrijwilligerswerk. In het primaire onderzoek kwamen geen cognitieve afwijkingen naar voren. De aandacht en concentratie tijdens het onderzoek waren normaal. Er is daarom geen reden om beperking op dit gebied aan te nemen. Op de datum in geding was belanghebbende in staat tot ADL-activiteiten, oppassen op zijn zoontje, vrijwilligerswerk en het onderhouden van contacten. Beperkingen op het gebied van doelmatig handelen en inzicht in eigen kunnen zijn daarom niet aan de orde. Het is wel duidelijk dat er sprake is van enige kwetsbaarheid op psychisch gebied. Uit preventief oogpunt worden er daarom aanvullende beperkingen aangenomen op het gebied van het persoonlijk en sociaal functioneren en de werktijden. Het voorkomen van stress is belangrijk om decompensatie te voorkomen. Belanghebbende is daarom aangewezen op werkzaamheden met een rustig tempo. Ook is het van belang om structuur en regelmaat aan te houden, belanghebbende kan niet flexibel reageren op een wisselende taakinhoud en werkomgeving. Verder moeten veelvuldige storingen vermeden worden, alsook het dragen van eindverantwoordelijkheid, het hanteren van conflicten en het werken in teamverband. Om psychische decompensatie te voorkomen, is het van belang dat een normaal dag- en nachtritme gehanteerd wordt. Belanghebbende wordt beperkt geacht voor nachtdiensten, late avonddiensten en onregelmatigheid. De verzekeringsarts b&b acht belanghebbende in staat om gemiddeld 8 uur per dag te werken. Op de datum in geding was er geen reden voor een grotere urenbeperking. De psychische situatie was stabiel en er was geen andere ernstige medische aandoening aan de orde die leidde tot een groot verminderd energetisch vermogen. Ook was er geen sprake van een verminderde beschikbaarheid door behandeling. De crisisopname van maart 2022 is van 7 maanden na de datum in geding en kan daarom niet worden meegenomen in deze beoordeling. Voor de doorgemaakte fractuur aan de rechterenkel heeft de verzekeringsarts beperkingen aangenomen voor lopen of staan. Er zijn geen objectiveerbare afwijkingen naar voren gekomen op het gebied van nek, schouder, heup of rug. De aanvullende beperkingen en gewijzigde belastbaarheid van belanghebbende zijn neergelegd in de FML van 11 januari 2024.
Verzekeringsarts b&b [naam 2] heeft op 19 januari 2024 een aanvullende rapportage uitgebracht naar aanleiding van de ontvangen medische informatie via de huisarts. Uit deze informatie blijkt dat het osteosynthesemateriaal op 26 juli 2021 uit de rechter enkel is verwijderd. Dit is geen grote ingreep en hiervoor is geen lange hersteltermijn nodig. Daarbij is de ingreep verricht om de mobiliteit te vergroten. Daarom heeft de verzekeringsarts b&b de beperking ten aanzien van lopen en staan gewijzigd tot ongeveer 4 uur per dag gezamenlijk. Er is op basis van de rugklachten geen reden om beperkingen aan te nemen wat betreft tillen, duwen en trillen. Wel worden er aanvullende beperkingen aangenomen voor de items tillen, duwen, trekken, langdurig gehurkt/geknield werken wegens de hernia umbilicalis. Dit omdat deze items een grotere druk in de buikholte veroorzaken en een risico vormen voor complicaties bij een hernia umbilicalis. De aanvullende beperkingen en gewijzigde belastbaarheid van belanghebbende zijn neergelegd in de FML van 19 januari 2024.
4.2
Standpunten van partijen
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat belanghebbende als gevolg van de lichamelijke en psychische klachten meer beperkt is dan het UWV heeft aangenomen. Ook heeft het UWV onvoldoende rekening gehouden met de psychische klachten, de diagnose ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis en de gedwongen opname in 2022. Belanghebbende dient beperkt te worden geacht op het vasthouden en verdelen van de aandacht, inzicht in eigen kunnen in het dagelijks functioneren, doelmatig handelen in het dagelijks functioneren, emotionele problemen van anderen hanteren en eigen gevoelens uiten. Daarnaast heeft het UWV ten onrechte geen urenbeperking aangenomen. Belanghebbende kan ’s nachts niet slapen door het vele piekeren. Hij heeft last van slapeloosheid, waardoor hij niet in staat om hele dagen te werken. Tot slot heeft eiseres de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige in te schakelen voor het onderzoeken van zijn lichamelijke en psychische klachten. Belanghebbende beschikt niet over de financiële middelen om zelf een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
Het UWV heeft in verweer aangevoerd dat de door belanghebbende genoemde klachten zijn meegenomen in de beoordeling. Er zijn geen medische beperkingen over het hoofd gezien. Er is geen aanleiding om te oordelen dat de ingeschakelde verzekeringsartsen een onjuiste en onzorgvuldige medische beoordeling hebben verricht. Voor het benoemen van een deskundige ziet het UWV geen aanleiding.
4.3
Beoordeling
Fysieke beperkingen
4.3.1
Uit het dossier blijkt dat de verzekeringsarts b&b voor de klachten aan de voet en rechterenkel beperkingen heeft aangenomen voor lopen en staan. Voor de navelbreuk zijn beperkingen aangenomen op het gebied van tillen, duwen, trekken en langdurig geknield/gehurkt werkzaam zijn. Daarnaast zijn de nodige beperkingen aangenomen voor de psychische klachten. Ten aanzien van de rugklachten heeft de verzekeringsarts overwogen dat dit niet leidt tot het aannemen van beperkingen, omdat er slechts kortdurend is behandeld en er geen grote afwijkingen naar voren zijn gekomen. Ook voor de nek-, schouder- en heupklachten geldt dat er bij het lichamelijk onderzoek door de primaire verzekeringsarts en door de verzekeringsarts b&b geen objectiveerbare beperkingen naar voren zijn gekomen. Uit de medische informatie blijkt hier eveneens niet van. Ter zitting werd door de gemachtigde van eiseres erkend dat deze klachten moeilijk te objectiveren zijn.
4.3.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b alle medische informatie meegenomen en voldoende inzichtelijk beoordeeld tot welke beperkingen dit leidt. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwing geleverd voor het standpunt dat deze beperkingen onderschat zijn.
Psychische diagnose en opname
4.3.3
Belanghebbende is gediagnosticeerd met ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Door de gemachtigde is informatie overgelegd waaruit blijkt dat hij in maart 2022 met een crisismaatregel gedwongen in een GGZ-instelling is opgenomen.
4.3.4
Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte was van deze diagnose en de opname. De verzekeringsarts b&b heeft bij het psychisch onderzoek geen cognitieve afwijkingen vast kunnen stellen. De aandacht en concentratie waren toen normaal. Op het moment van het primaire onderzoek en de datum in geding waren de psychische klachten van belanghebbende stabiel, gebruikte belanghebbende geen medicatie en was er sprake van (zeer) laagfrequente behandeling. Zij heeft vanwege de psychische klachten (aanvullende) beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren aangenomen, mede om vanuit preventief oogpunt tegemoet te komen aan de kwetsbaarheid op psychisch gebied. Om psychotische decompensatie te voorkomen zijn beperkingen op nachtdiensten, onregelmatigheid en late avonddiensten aangenomen. Ten tijde van de datum in geding kon betrokkene op een normale manier zijn eigen gevoelens uiten, ook kon hij zorgen voor zijn zoontje en omgaan met ouderen, redenen waarom het hanteren van emotionele problemen van anderen en eigen gevoelens uiten niet wordt beperkt. Evenmin waren er redenen voor beperkingen op het gebied van doelmatig handelen en inzicht in eigen kunnen.
4.3.5
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts haar conclusies voldoende heeft onderbouwd. Haar beschouwingen zijn consistent en navolgbaar. De rechtbank volgt het UWV eveneens in het standpunt dat de gedwongen opname, zeven maanden na de datum in geding, niet meegewogen kan worden bij de onderhavige beoordeling. Gelet hierop is door eiser onvoldoende onderbouwd waarom de aangenomen beperkingen niet voldoende zouden zijn.
Urenbeperking
4.3.6
Eiseres heeft gesteld dat belanghebbende (verder) beperkt dient te worden ten aanzien van de werkuren. Ter zitting heeft de gemachtigde bevestigd dat de reden hiervoor gevonden kan worden in een verstoorde energiehuishouding. Het UWV heeft een lichte urenbeperking aangenomen door in de FML op te nemen dat belanghebbende gemiddeld 8 uur per dag en gemiddeld 40 uur per week kan werken. In de primaire FML stond dat belanghebbende ten minste 8 uur per dag en ten minste 40 uur per week kon werken. Ter zitting heeft het UWV bevestigd dat deze urenbeperking is aangenomen uit preventief oogpunt vanwege de psychische problematiek.
4.3.7
Volgens de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid kan de verzekeringsarts de duurbelastbaarheid van een betrokkene beperken op grond van een stoornis in de energiehuishouding, op preventieve gronden of als gevolg van verminderde beschikbaarheid.
De verzekeringsarts b&b heeft overwogen dat er ten tijde van de datum in geding geen reden was een grotere urenbeperking aan te nemen. De psychische situatie was op zich stabiel, er was geen andere medische aandoening aan de orde die leidde tot een groot verminderd energetisch vermogen en er was geen sprake van een verminderde beschikbaarheid door behandeling. De rechtbank kan deze motivering volgen. De verzekeringsarts b&b was daarnaast op de hoogte van de klachten van eiser met betrekking tot het slapen en piekeren en heeft dit meegewogen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Benoemen van een deskundige
4.3.8
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft naar aanleiding van het arrest Korošec uitgangspunten voor de rechter ontwikkeld in zaken waarin de overheid zich beroept op een advies van een eigen medisch deskundige. Bij de tweede stap van het stappenplan (de equality of arms) moet de vraag beantwoord worden of eiseres voldoende ruimte heeft gehad tot betwisting van de medische bevindingen van de verzekeringsartsen, bijvoorbeeld door zelf medische stukken in te dienen. Daarbij is in dit kader niet zozeer beslissend de vraag of de bestuursrechter in de kwaliteit en de wijze van totstandkoming van de rapporten van de verzekeringsartsen aanleiding moet zien een medisch deskundige te raadplegen, maar of betrokkene voldoende gelegenheid heeft gehad om in voldoende mate weerwoord te bieden aan wat de verzekeringsartsen hebben aangevoerd ter onderbouwing van het bestreden besluit.
4.3.10
Er zijn geen aanwijzingen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij het onderbouwen van het standpunt dat het UWV de beperkingen van belanghebbende heeft onderschat. De verzekeringsarts b&b heeft, nadat eiser daar toestemming voor heeft gegeven, medische informatie opgevraagd bij de GGZ en de behandelend huisarts. Met name de informatie die de huisarts heeft toegezonden is uitgebreid en geeft een goed beeld van alle behandelingen die belanghebbende heeft ondergaan. Ter zitting heeft de gemachtigde bevestigd dat er geen medische informatie ontbreekt. De verzekeringsarts b&b heeft de beschikbare informatie betrokken in de oordeelsvorming en inzichtelijk gemotiveerd tot welke beperkingen dit leidt. Het arrest Korošec leidt er niet toe dat, als er wel stukken van de behandelend sector beschikbaar zijn, het beginsel van equality of arms is geschonden door het enkele feit dat door betrokkene (mede vanwege het ontbreken van financiële middelen) niet zelf een contraexpertise heeft ingezet. Ook volgt uit het arrest Korošec niet dat de rechter uit het oogpunt van equality of arms zou zijn gehouden in een situatie als deze, waarin een verzekeringsarts b&b inzichtelijk de informatie van de behandelend artsen heeft betrokken, zodat deze door de rechter kan worden getoetst, een medische deskundige te benoemen. Van een schending van het beginsel van equality of arms is dan ook geen sprake, zodat er geen aanleiding is om op die grond een deskundige te benoemen. De vraag of belanghebbende financieel in staat is een contraexpertise te laten opstellen kan daarom buiten beschouwing blijven. Omdat de daarvoor benodigde twijfel aan de medische beoordeling ontbreekt, bestaat ook op deze grond geen aanleiding een deskundige te benoemen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Conclusie
4.3.11
Niet gebleken is dat in de FML van 19 januari 2024 de beperkingen van belanghebbende zijn onderschat. De beroepsgrond dat belanghebbende meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Arbeidsdeskundige b&b [naam 3] heeft, rekening houdend met de in bezwaar gewijzigde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), wikkelaar (Sbc-code 267053) en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (Sbc-code 267071). Als reservefuncties zijn geduid: machinebediende inpak-, verpakkingsmachine (Sbc-code 271093) en medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010).
5.2
Standpunten van partijen
Eiseres heeft gesteld dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat belanghebbende gelet op de lichamelijke en psychische klachten aangewezen is op een arbeid waarbij geen hoog handelingstempo vereist is. Ook is hij aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines en de productiepieken. Bij de functie wikkelaar transformatoren dient er per dag 1 grote tot 250 kleine transformatoren gewikkeld te worden. Ook dient er een urenregistratie bijgehouden te worden. Deze functie is om die reden niet geschikt en dient te vervallen. Dit geldt ook voor de (reserve)functie medewerker tuinbouw. Ook in die functie is sprake van veelvuldige deadlines, productiepieken en een hoog handelingstempo.
Het UWV heeft in verweer gesteld dat de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van belanghebbende, nu er geen kenmerkende belasting is vastgesteld op punten waarvoor
belanghebbende beperkt is.
5.3
Beoordeling
Uit de resultaatfunctiebeoordeling blijkt dat er bij de functie van wikkelaar en medewerker tuinbouw geen kenmerkende belasting is aangenomen voor werken met een hoog handelingstempo of dat er sprake is van veelvuldige deadlines en productiepieken. De arbeidsdeskundige b&b geeft aan dat in deze functies sprake is van eenduidig, routinematig afgebakend werk, zonder sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden. De geduide functies passen daarom bij de aangenomen belastbaarheid en beperkingen van belanghebbende. Voor zover eiseres betoogd heeft dat belanghebbende niet in staat is om de functies uit te voeren, omdat zijn medische beperkingen zijn onderschat, heeft de rechtbank onder overweging 4.3 geconcludeerd dat die opvatting niet juist is. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die belanghebbende met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat belanghebbende minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 26 augustus 2021 heeft vastgesteld op 0%. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 26 augustus 2021.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 26 augustus 2021. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier, op 17 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Zie de uitspraak van de CRvB van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226.
Vergelijk de uitspraak van de CRvB van 19 februari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:261. | Link naar deze uitspraak
|
| |
|
|