Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBZWB:2025:8586 
 
Datum uitspraak:05-12-2025
Datum gepubliceerd:11-12-2025
Instantie:Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Zaaknummers:24/6481
Rechtsgebied:Socialezekerheidsrecht
Indicatie:WIA. Eindusp, beroep gegrond, maar mate van a.o. terecht vastgesteld. Rechtsgevolgen in stand.
Trefwoorden:tuinbouw
uitkering
 
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 24/6481 WIA

uitspraak van 5 december 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen


[eiser] , te [plaats ] , eiser,
gemachtigde: [gemachtigde] ,

en


de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV; kantoor Breda ), verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het toekennen van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan eiser. Eiser is het niet eens met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid en voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de toekenning.


1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep gegrond is, maar dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld op 56,18%. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.




Procesverloop
2. Eiser is werkzaam geweest als monteur bronbemaling. Voor dat werk is hij op 7 september 2021 uitgevallen vanwege knieklachten. Later heeft hij ook rugklachten ontwikkeld. Na het doorlopen van de wachttijd heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd.


2.1.
Het UWV heeft met het besluit van 8 november 2023 (primair besluit) aan eiser een WIA-uitkering toegekend met ingang van 5 september 2023 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 56,18%. Met het bestreden besluit van 23 juli 2024 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.



2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.



2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 april 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en FNV-begeleider [FNV begeleider] . Namens het UWV heeft mr. H.J.J. Verhoeven deelgenomen.



2.4.
In de tussenuitspraak van 22 mei 2025 heeft de rechtbank overwogen dat het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is genomen. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om alsnog lichamelijk onderzoek door een verzekeringsarts te laten verrichten bij eiser en de belastbaarheid opnieuw te beoordelen. Het UWV heeft in reactie op de tussenuitspraak aanvullende rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van 14 juli 2025 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van 22 juli 2025 ingediend. Eiser heeft hier met zijn brief van 10 oktober 2025 op gereageerd.



2.5.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek op 24 oktober 2025 gesloten.




Beoordeling door de rechtbank

3. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser per 5 september 2023 voor 56,18% arbeidsongeschikt is. Bij de beoordeling of het bestreden besluit juist is, is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.


3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.



3.2.
Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.


Zijn de beperkingen juist vastgesteld?


4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een (verzekerings)arts en een verzekeringsarts b&b van het UWV.



4.1.

Verzekeringsgeneeskundige beoordelingen door het UWV in de primaire en bezwaarfase


De primaire arts heeft eiser gezien op het spreekuur van 12 september 2023, het dossier bestudeerd en lichamelijk en psychisch onderzoek verricht. In de rapportage van 30 oktober 2023 is geconcludeerd dat eiser vanwege de rugklachten (discopathie en LWK-artrose van L3 t/m S1) en knieklachten (gonartrosis rechterknie en instabiliteit linkerknie) beperkingen heeft ten aanzien van arbeid. Eiser is beperkt voor beroepsmatig vervoer en het dragen van zware beschermende middelen als ook trillingsbelasting op romp en benen. Verder is hij beperkt in reiken, buigen, torderen, duwen, trekken, trillen en dragen, lopen, trappenlopen, klimmen en knielen of hurken. Eiser kan niet lang achtereen staan, geknield of gehurkt actief zijn of gebogen of getordeerd actief zijn. Ook is hij beperkt voor actief zijn boven schouderhoogte en het werken in de nacht vanwege de noodzaak van een regelmatig dag- en nachtritme. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 30 oktober 2023.

De verzekeringsarts b&b heeft het dossier en de ontvangen medische informatie bestudeerd en rapportage uitgebracht op 8 juli 2024. Volgens de verzekeringsarts b&b is er geen reden om een urenbeperking toe te passen. Er is geen sprake van verminderde beschikbaarheid of aanleiding voor een preventieve urenbeperking. Evenmin is bij eiser gebleken van een verstoorde energiehuishouding. Ook is er medisch gezien geen reden om eiser te beperken op de rubriek persoonlijk functioneren. Eiser wordt niet behandeld voor een psychiatrisch ziektebeeld en gebruikt hiervoor geen medicatie. De verzekeringsarts b&b blijft verder grotendeels bij het primaire oordeel, maar ziet wel reden om hiervan af te wijken op de items zitten, lopen en staan. Eiser wordt als gevolg van de rugklachten beperkt geacht voor langdurig statisch zitten. Vanwege de slijtage in de rechterknie en de instabiele linkerknie is eiser beperkt in het lopen en staan tot ongeveer 30 minuten aaneengesloten en maximaal 4 uur per dag. De aanvullende beperkingen en de gewijzigde belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de FML van 8 juli 2024.


4.2.

Beroepsgronden


Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat er sprake is van een onvolledige en onjuiste primaire medische rapportage. Zo heeft het vermelde onderzoek aan hart, longen, abdomen, perifere circulatie en het neurologisch onderzoek niet plaatsgevonden. De conclusies van de primaire arts kwamen niet overeen met het lichamelijk onderzoek, bijvoorbeeld dat eiser hulp nodig had bij het aan- en uitkleden. Gelet hierop had de verzekeringsarts b&b lichamelijk onderzoek moeten doen. Daarnaast is eiser verdergaand beperkt dan nu is aangenomen. Dit blijkt uit de door de revalidatiearts aangegeven beperkingen. De aangegeven beperkingen en klachten zijn geconstateerd door de revalidatiearts zelf. De revalidatiearts heeft aangegeven verder niets voor eiser te kunnen doen en heeft hem daarom doorverwezen naar de GGZ.



4.3

Verzekeringsgeneeskundige rapportage naar aanleiding van de beroepsgronden


De verzekeringsarts b&b heeft naar aanleiding van het beroepschrift een aanvullende rapportage uitgebracht op 4 november 2024. Volgens de verzekeringsarts b&b is de informatie van Revalis meegenomen in de bezwaarprocedure, maar heeft dit niet geleid tot het aannemen van aanvullende beperkingen. De beperkingen zoals opgesomd door de psycholoog dan wel revalidatiearts van Revalis zijn aan de hand van de vragenlijst SF-36 vastgesteld. Dit is geen objectieve daadwerkelijke meting van beperkingen op grond van bijvoorbeeld lichamelijk onderzoek of gestelde diagnoses. Ten aanzien van het primaire onderzoek overweegt de verzekeringsarts b&b dat voor de beoordeling lichamelijk onderzoek van de beschreven onderdelen (hart, longen, abdomen en neurologisch onderzoek) niet noodzakelijk is. Eiser is niet bekend met aandoeningen op deze gebieden. Op de gebieden waar eiser beperkingen ervaart, is onderzoek uitgevoerd door de primaire arts. Van deze bevindingen, die overeenkomen met de medische informatie, mocht uitgegaan worden door de verzekeringsarts b&b. Een nieuw spreekuur bij de verzekeringsarts b&b zal de voorgeschiedenis, de genoemde klachten, de behandelingen, de gebruikte medicijnen en de bevindingen bij het onderzoek niet wijzigen, temeer nu de bevindingen van de primaire arts overeenkomen met de bevindingen van de specialist. Daarom had een fysieke hoorzitting met de verzekeringsarts b&b geen toegevoegde waarde.



4.4

Onderzoek naar aanleiding van de tussenuitspraak


Naar aanleiding van het alsnog uitgevoerde lichamelijk onderzoek heeft de verzekeringsarts b&b overwogen dat er voor de objectieve aandoeningen aan het bewegingsapparaat reeds grotendeels passende beperkingen waren aangenomen. Wel zijn er een aantal aanpassingen gedaan ten aanzien van de belastbaarheid van eiser. Zo wordt eiser verdergaand beperkt geacht op het gebied van tillen, dragen en traplopen. De voorheen gehanteerde frequenties (uit het CBBS) zijn niet haalbaar voor eiser. Vanwege de combinatie van aandoeningen aan de rug en knieën wordt eiser ook aanvullend beperkt geacht op het item staan (maximaal 15 minuten aaneengesloten). Verder heeft eiser bij een verkeersongeval letsel aan zijn armen opgelopen, waardoor de kracht in zijn armen afgenomen is. Daarom neemt de verzekeringsarts b&b een aanvullende beperking aan voor schroefbewegingen met kracht. Tot slot heeft de verzekeringsarts b&b nader gemotiveerd in welke mate rekening gehouden kan worden met de beperkingen zoals aangegeven door de revalidatiearts. De aanvullende beperkingen en de gewijzigde belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de FML van 14 juli 2025.

Eiser heeft hierop gereageerd en gesteld dat eiser aanvullend beperkt geacht moet worden op de punten zitten, vertreden (tussentijds liggen), geknield actief zijn, bukken en knielen.



4.5

Het medisch oordeel van de rechtbank



4.5.1.

Zorgvuldigheid van het onderzoek

De verzekeringsarts b&b heeft eiser in beroep alsnog lichamelijk onderzocht en een aanvullende rapportage uitgebracht op 14 juli 2025. Daarmee is het onderzoeks- en motiveringsgebrek, zoals vastgesteld in de tussenuitspraak, naar het oordeel van de rechtbank hersteld. De door eiser genoemde (niet uitgevoerde) onderzoeken zijn geen relevante onderzoeken, omdat eiser op die gebieden geen klachten rapporteerde.



4.5.2.

Beperkingen

Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV terecht aangevoerd dat de aangegeven beperkingen door de revalidatiearts met name gebaseerd lijkt te zijn op input van eiser zelf. Dit kan daarom niet doorslaggevend zijn voor het aannemen van beperkingen. Deze beperkingen zijn overigens bijna allemaal opgenomen in de FML. In de rapportage van de verzekeringsarts b&b is verder duidelijk uiteengezet in welke mate rekening gehouden is met de door de revalidatiearts genoemde beperkingen. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b in beroep voor een deel van die beperkingen een verdergaande mate van beperking aangenomen.

Ten aanzien van het zitten is in bezwaar overwogen dat eiser beperkt is voor langdurig zitten (maximaal een uur aaneengesloten). Dit kan opgevangen worden met zithulpmiddelen die leiden tot dynamisch zitten, zoals een stastoel, hooglaagbureau of een swopper. Indien daarvan gebruik gemaakt kan worden, is er geen beperking voor langdurig aaneengesloten zitten. Als dat niet mogelijk is, dient eiser te kunnen vertreden of te kunnen kiezen tussen zitten en staan. De verzekeringsarts b&b heeft tijdens het alsnog uitgevoerde lichamelijk onderzoek genoteerd dat eiser op het puntje van zijn stoel zit, regelmatig gaat verzitten en op tafel leunt. Na een kwartier staat eiser op om te bewegen en 20 minuten later doet hij dit opnieuw. De verzekeringsarts b&b heeft in beroep overwogen dat eiser reeds beperkt is geacht ten aanzien van zitten, waarbij in bezwaar uitgebreid is beschreven waaraan het zitten moet voldoen (zithulpmiddelen). Ook is er tegemoetgekomen aan eisers klachten door de mogelijkheid tot vertreden op te nemen. Dit sluit aan bij de observatie tijdens het spreekuur, waarbij eiser meerdere malen heeft vertreden. De rechtbank kan dit standpunt volgen. De verzekeringsarts b&b heeft een feitelijke observatie gedaan tijdens het lichamelijk onderzoek, namelijk dat eiser na een kwartier opstaat om te bewegen. Dit alleen is niet voldoende om te concluderen dat eiser niet langer dan een kwartier kan zitten. Daarbij dient ook de objectieve medische informatie betrokken te worden. Naar het oordeel van de rechtbank is met het aannemen van de beperkingen ten aanzien van het zitten voldoende rekening gehouden met de klachten van eiser.

Eiser heeft verder aangevoerd dat alleen vertreden niet voldoende is, maar dat hij tussentijds moet kunnen gaan liggen. Dit is gebaseerd op eisers ervaring, maar blijkt verder niet uit de beschikbare medische informatie. De rechtbank kan het standpunt van de verzekeringsarts b&b volgen dat met de mogelijkheid tot vertreden na (lang) zitten voldoende tegemoet is gekomen aan de klachten van eiser.
Voor het buigen, bukken en knielen heeft de revalidatiearts ernstig beperkt genoteerd. Ook de verzekeringsarts b&b heeft eiser hiervoor (sterk) beperkt geacht en op de punten geknield actief zijn, buigen, en frequent buigen de hoogste mate van beperking volgens het CBBS aangenomen. Dit komt ook overeen met hetgeen de revalidatiearts heeft aangegeven. Alleen ten aanzien van het knielen of hurken kan volgens het CBBS nog een zwaardere beperking (score ‘3 sterk beperkt’) aangenomen worden dan de score ‘2 beperkt’, wanneer een betrokkene niet of nauwelijks knielend of hurkend met de handen de grond kan bereiken. Volgens de verzekeringsarts b&b kan eiser hooguit 2 keer per uur knielend of hurkend met de handen de grond bereiken. Eiser heeft onvoldoende twijfel gezaaid aan het oordeel van de verzekeringsarts b&b op dit punt. Eisers stelling dat hij in zijn geheel niet kan knielen is daarvoor onvoldoende. Er is ook geen medische informatie overgelegd waaruit dit blijkt. De rechtbank volgt het ingenomen standpunt van de verzekeringsarts b&b over eisers belastbaarheid op deze punten.


4.5.3.

Conclusie

Niet gebleken is dat in de FML van 14 juli 2025 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid zoals neergelegd in die FML.


Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?


5. Arbeidsdeskundige beoordelingen door het UWV

De arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), wikkelaar (Sbc-code 267053) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code).

De arbeidsdeskundige b&b heeft in bezwaar als gevolg van de gewijzigde FML de reservefunctie van medewerker tuinbouw laten vervallen. De overige functies worden nog steeds passend geacht.

De arbeidsdeskundige b&b heeft in beroep aanvullend gemotiveerd waarom de geduide functies, ondanks de opnieuw gewijzigde FML, passend zijn. Op basis hiervan blijft eiser 56,18% arbeidsongeschikt.




5.1.

Beroepsgronden


Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht, omdat eiser verdergaand beperkt moet worden geacht. Daarnaast zijn functies met een tweeploegendienst niet geschikt voor eiser, nu hij aangewezen is op regelmatige werktijden. Ter zitting heeft eiser nog aangevoerd dat bij de functie van wikkelaar een voetpedaal bediend moet worden en dat de functie daarom niet passend is.



5.2.

Het arbeidsdeskundig oordeel van de rechtbank



5.2.1

Verdergaand beperkt

Eisers algemene standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.5.3. heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.



5.2.2.

Tweeploegendienst

Uit de resultaatfunctiebeoordeling en de arbeidsmogelijkhedenlijst blijkt niet dat er in de geselecteerde functies gewerkt wordt met een tweeploegendienst. Voor alle geduide functies geldt dat er gewerkt wordt van maandag tot vrijdag in de voor- en namiddag. Daarmee is sprake van regelmatige werktijden en dus passen de functies bij eisers belastbaarheid op dit punt. Ook het werken van 8,5 uur op de woensdag bij de functie van wikkelaar past binnen de belastbaarheid van eiser, nu er geen beperking is aangenomen voor de maximale duur van de werktijden.



5.2.3.

Voetpedaalbediening

In de functie van wikkelaar is sprake van de bediening van een voetpedaal. De verzekeringsarts b&b heeft beoordeeld dat eiser dit maximaal een half uur aaneengesloten kan voor maximaal vier uur per dag. Er is voor deze functie niet gebleken van een overschrijding op dit punt. Bovendien heeft de arbeidskundige b&b aangegeven dat de wikkelmachine ook bediend kan worden met een startknop in plaats van het voetpedaal.


Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?


6. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 56,18%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.





Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond omdat het UWV pas in beroep de belastbaarheid van eiser voldoende heeft onderzocht en vastgesteld. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit wegens een onderzoeks- en motiveringsgebrek. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht wel de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Met het nadere onderzoek en de motivering kan het standpunt van het UWV immers gevolgd worden. Het bestreden besluit kan ook voor het overige de rechterlijke toetsing doorstaan. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert.


7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser een vergoeding voor zijn proceskosten. Het UWV moet de proceskostenvergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.267,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).



Beslissing
De rechtbank:


verklaart het beroep gegrond;


vernietigt het bestreden besluit;


bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;


bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden;


veroordeelt het UWV tot betaling van € 2.267,50 aan proceskosten aan eiser.




Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
J. Boer-IJzelenberg, griffier, op 5 december 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.




griffier rechter


Afschrift verzonden aan partijen op:





Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.



Bijlage: wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.

Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Link naar deze uitspraak