|
|
|
| ECLI:NL:RVS:2025:5642 | | | | | Datum uitspraak | : | 19-11-2025 | | Datum gepubliceerd | : | 26-11-2025 | | Instantie | : | Raad van State | | Zaaknummers | : | 202503662/2/R2 | | Rechtsgebied | : | Bestuursrecht | | Indicatie | : | Bij besluit van 11 maart 2025 heeft de raad raad van de gemeente Boxtel het bestemmingsplan "[locatie]" vastgesteld. Het bestreden besluit is genomen op verzoek van [partij], een bedrijf dat is gevestigd op het perceel [locatie] te Boxtel. In het bestemmingsplan worden gronden waarop in het bestemmingsplan 2011 de bestemming "Agrarisch" rustte, gewijzigd in de bestemming "Bedrijf", met de functieaanduiding "opslag".
Het bestemmingsplan maakt het hiermee mogelijk om het bedrijf uit te breiden naar de noordzijde van het perceel. Deze uitbreiding mag alleen worden gebruikt voor opslag. Verder is de bestemmingsomschrijving gewijzigd. Waar onder het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2011" gronden met de bestemming "Bedrijf" alleen mochten worden gebruikt voor de activiteit "loonbedrijf", is dat nu ingevolge artikel 4.1, aanhef en onder a, van de planregels voor een loonwerk- en cultuurtechnisch bedrijf. | | Trefwoorden | : | agrarisch | | | bestemmingsplan | | | buitengebied | | | landbouw | | | perceel | | | | Uitspraak | 202503662/2/R2.
Datum uitspraak: 19 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb)) in het geding tussen:
MSB Containers & Recycling BV, gevestigd te Boxtel, [verzoeker B], wonend te Boxtel, [verzoekster C], gevestigd te Boxtel, [verzoeker D], wonend te Boxtel (hierna: MSB Containers & Recycling BV e.a.),
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Boxtel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 maart 2025 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie]" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben MSB Containers & Recycling B.V en anderen beroep ingesteld.
MSB Containers & Recycling B.V en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[partij] heeft een reactie ingediend.
MSB en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 4 november 2025, waar MSB Containers & Recycling B.V en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker B], bijgestaan door mr. H.G.M. van der Westen en mr. A.A.M. van Hoorn, advocaten te Eindhoven,
en de raad van Boxtel, vertegenwoordigd door mr. J.M. van Gorp en K.M.J Wolf, zijn verschenen. Voorts is op de zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [gemachtigde B] en [gemachtigde C], bijgestaan door mr. G. van der Wende en mr. F. Huisman, advocaten te Capelle aan den IJssel, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 6 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter is een voorlopig oordeel en niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
3. Het bestreden besluit is genomen op verzoek van [partij], een bedrijf dat is gevestigd op het perceel [locatie] te Boxtel (hierna: het perceel). In het bestemmingsplan worden gronden waarop in het bestemmingsplan 2011 de bestemming "Agrarisch" rustte, gewijzigd in de bestemming "Bedrijf", met de functieaanduiding "opslag".
Het bestemmingsplan maakt het hiermee mogelijk om het bedrijf uit te breiden naar de noordzijde van het perceel. Deze uitbreiding mag alleen worden gebruikt voor opslag.
Verder is de bestemmingsomschrijving gewijzigd. Waar onder het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2011" gronden met de bestemming "Bedrijf" alleen mochten worden gebruikt voor de activiteit "loonbedrijf", is dat nu ingevolge artikel 4.1, aanhef en onder a, van de planregels voor een loonwerk- en cultuurtechnisch bedrijf.
Voorts voorziet het bestemmingsplan in een landschappelijke inpassing van de bedrijfsbestemming.
Is sprake van spoedeisend belang?
4. De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of verzoekers onverwijlde spoed hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarbij beoordelen of de inwerkingtreding van het bestemmingsplan (nadelige) gevolgen kan hebben voor verzoekers die later - nadat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure - niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt. Als niet aannemelijk is dat de inwerkingtreding van het plan onomkeerbare gevolgen kan hebben voor verzoekers, moeten hun verzoeken worden afgewezen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang. Op de zitting is dit ook met partijen besproken.
4.1. Verzoekers hebben beroep ingesteld omdat er volgens hen sprake is van oneerlijke concurrentie waardoor zij schade lijden.
Zij voeren daartoe onder meer aan dat de bestemmingswijziging niet slechts ziet op het vergroten van het bedrijf ten behoeve van opslag, maar ook op een wijziging van de beschrijving van de bestemming "Bedrijf".
Verzoekers wijzen er in dat verband op dat op gronden met de bestemming "Bedrijf" in het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2011" volgens de bedrijfsbestemming slechts een loonwerkersbedrijf mocht worden gevestigd. Hoewel er geen definitie van dat begrip in de planregels was opgenomen moet hieronder volgens verzoekers worden verstaan een agrarisch-technisch hulpbedrijf.
In het nu ter beoordeling voorliggende bestemmingsplan is het onder de bestemming "Bedrijf" toegestaan om op het perceel een "loonwerk- en cultuurtechnisch bedrijf" te vestigen.
Volgens artikel 1.30 van de planregels moet daaronder een bedrijf worden verstaan dat in opdracht bepaalde werkzaamheden verricht op locatie(s) van opdrachtgevers en daarvoor onder andere landbouw-, grondverzet- en bosbouwmachines (met bijbehorende vakmensen) tegen betaling ter beschikking stelt al dan niet in combinatie met het leveren / innemen of afvoeren van hulp-, bouw-, grond-, of rest- (afval-)stoffen en / of producten / goederen. Verzoekers stellen dat het met deze ruimere bestemmingsomschrijving mogelijk is om ook hoofdzakelijk niet-agrarische activiteiten te verrichten, zoals het uitoefenen van een loon- en transportbedrijf, het uitvoeren van grond- en sloopwerken en het verhuren van containers. Verzoekers stellen dat [partij] zich - ook voor het nemen van het bestreden besluit - al geruime tijd bezighield met deze activiteiten, die volgens hen in strijd waren met het voorheen geldende bestemmingsplan. Zij menen dat de bestemmingswijziging daarom moet worden gezien als legalisering van die bedrijfsactiviteiten van [partij]. Volgens verzoekers staat het bestemmingsplan door deze verruiming van de bedrijfsbestemming meer toe dan door de raad is beoogd.
4.2. Daargelaten de beantwoording van de vragen of ieder van de verzoekers belanghebbende is bij het bestreden besluit en in hoeverre het relativiteitsvereiste als bedoeld in artikel 8:69a van de Awb aan de beoordeling van de door hen aangevoerde gronden in de weg staat, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt dat de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voordat in de bodemprocedure wordt geoordeeld over hun beroepsgronden, onomkeerbare gevolgen heeft voor hen.
Daarbij is van belang dat de uitbreiding van de bedrijfsbestemming uitsluitend ziet op de functie opslag zonder nieuwe bouwmogelijkheden.
Verder is daarbij van belang dat volgens verzoekers het perceel al geruime tijd voor het vaststellen van het bestreden besluit door [partij] werd gebruikt voor andere bedrijfsactiviteiten dan die van een agrarisch-technisch hulpbedrijf. Zo stellen verzoekers dat [partij] al geruime tijd functioneert als een loon- en transportbedrijf dat ook grond- en sloopwerken uitvoert en containers verhuurt. Op de zitting is door de raad gesteld dat zij verzoekers niet volgen in hun standpunt dat de werkzaamheden van het bedrijf die zijn toegestaan onder het bestemmingsplan "Buitengebied 2011" zijn beperkt tot werkzaamheden voor de agrarische sector. Er is ook niet om handhavend optreden tegen overtreding van dit bestemmingsplan gevraagd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers in dit licht onvoldoende onderbouwd waarom de inwerkingtreding van het bestemmingsplan nu meebrengt dat er sprake is van oneerlijke concurrentie die onomkeerbare gevolgen zou hebben. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat met de verzoeken geen spoedeisend belang is gemoeid, dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, griffier.
w.g. Jurgens
voorzieningenrechter
w.g. Van Leeuwen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2025
543 | Link naar deze uitspraak
|
| | |
|
|