Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RVS:2025:5847 
 
Datum uitspraak:03-12-2025
Datum gepubliceerd:03-12-2025
Instantie:Raad van State
Zaaknummers:202406556/1/A2
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:Bij besluit van 19 juli 2021 heeft de Dienst Toeslagen, in het kader van de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag van [appellante] voor de toeslagjaren 2006 tot en met 2008, bepaald dat zij voor die jaren geen compensatie krijgt. De Dienst Toeslagen heeft aan zijn besluit van 19 juli 2021 ten grondslag gelegd dat bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag voor de jaren 2006 tot en met 2008 geen fouten zijn gemaakt. De Dienst Toeslagen heeft daar in het besluit van 26 maart 2024 aan toegevoegd dat de kinderopvangtoeslag voor deze jaren is gecorrigeerd naar aanleiding van veranderingen in de opvanguren en het toetsingsinkomen, dat voor deze jaren niet is gebleken van institutioneel vooringenomen handelen of van onterecht geweigerde verzoeken om een betalingsregeling en dat er, anders dan abusievelijk in een overzicht is vermeld, geen betalingen aan [kinderopvanginstelling] zijn gedaan. De rechtbank heeft onder meer overwogen dat [appellante] niet met enig bewijs heeft onderbouwd dat zij voor de jaren 2006 tot en met 2008 betalingsregelingen heeft aangevraagd.
Trefwoorden:kinderopvangtoeslag
 
Uitspraak
202406556/1/A2.
Datum uitspraak: 3 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 september 2024 in zaak nr. 24/2498 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Dienst Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 19 juli 2021 heeft de Dienst Toeslagen, in het kader van de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag van [appellante] voor de toeslagjaren 2006 tot en met 2008, bepaald dat zij voor die jaren geen compensatie krijgt.
Bij besluit van 26 maart 2024 heeft de Dienst Toeslagen, voor zover hier van belang, het door [appellante] tegen dat besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 september 2024 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Dienst Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 19 november 2025, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. R.A. Dayala, advocaat in Amsterdam, en de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], zijn verschenen.
Overwegingen
1.       De Dienst Toeslagen heeft aan zijn besluit van 19 juli 2021 ten grondslag gelegd dat bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag voor de jaren 2006 tot en met 2008 geen fouten zijn gemaakt. De Dienst Toeslagen heeft daar in het besluit van 26 maart 2024 aan toegevoegd dat de kinderopvangtoeslag voor deze jaren is gecorrigeerd naar aanleiding van veranderingen in de opvanguren en het toetsingsinkomen, dat voor deze jaren niet is gebleken van institutioneel vooringenomen handelen of van onterecht geweigerde verzoeken om een betalingsregeling en dat er, anders dan abusievelijk in een overzicht is vermeld, geen betalingen aan [kinderopvanginstelling] zijn gedaan.
2.       De rechtbank heeft onder meer overwogen dat [appellante] niet met enig bewijs heeft onderbouwd dat zij voor de jaren 2006 tot en met 2008 betalingsregelingen heeft aangevraagd. De Dienst Toeslagen heeft deze betalingsregelingen ook niet kunnen terugvinden. De Dienst Toeslagen heeft daarom terecht geweigerd een tegemoetkoming op grond van opzet/grove schuld toe te kennen voor die jaren. Verder is het onderzoek van de Dienst Toeslagen niet onzorgvuldig geweest. Dat in een overzicht, dat door de Dienst Toeslagen is opgesteld, [kinderopvanginstelling] is genoemd, is een verschrijving als gevolg van een technische fout.
3.       De gronden die [appellante] in hoger beroep aanvoert zijn zo goed als een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 11 en 13 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daaraan nog toe dat over de toeslagjaren 2006 tot en met 2008 relatief geringe bedragen zijn teruggevorderd (van achtereenvolgens € 60, € 127 en € 325) en dat die bedragen zijn verrekend met aan [appellante] uit te betalen tegemoetkomingen of voorschotten daarop. Daarom lag het niet voor de hand dat zij hiervoor de door haar gestelde betalingsregelingen zou aanvragen.
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
5.       De Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. De Groot
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hazen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2025
452-1175
Link naar deze uitspraak